ECLI:NL:RBNNE:2017:1311
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke uitkering geschil
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 april 2017 uitspraak gedaan op verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening in twee bestuursrechtelijke zaken. De verzoeker, die in Groningen woont, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die zijn aanvragen voor uitkeringen op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Ziektewet (ZW) ongegrond verklaarden. De verzoeker had beroep ingesteld tegen deze besluiten, en in het kader van deze beroepen verzocht om voorlopige voorzieningen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen spoedeisend belang aanwezig was bij de verzoeker om de voorlopige voorzieningen te treffen. De verzoeker stelde dat hij uitspraken nodig had om een loonvordering bij zijn (ex)werkgever in te stellen, wat van invloed zou zijn op het verblijfsrecht van zijn buitenlandse partner. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat uit de gedingstukken niet bleek dat de echtgenote van verzoeker haar verblijfsvergunning zou verliezen, en dat er geen zwaarwegend belang was dat behandeling van de beroepschriften niet kon worden afgewacht.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.