ECLI:NL:RBNNE:2017:1301

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
18/930169-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf wegens poging tot afpersing en het aanbrengen van graffiti

Op 6 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die werd bijgestaan door advocaat mr. I.M. Weijers. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman. De zaak betreft een veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden wegens poging tot afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen en het aanbrengen van graffiti. De feiten vonden plaats op 17 mei 2015 in de gemeente Emmen, waar de verdachte samen met een medeverdachte de [slachtoffer] heeft bedreigd en geslagen met als doel hem te dwingen tot afgifte van een geldbedrag. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat leidde tot de bewezenverklaring van de poging tot afpersing. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het opzettelijk beschadigen van een viaduct door graffiti aan te brengen in de periode van 2 maart 2015 tot 3 juni 2015. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, maar ook met het tijdsverloop tussen de feiten en de berechting. De verdachte werd niet alleen veroordeeld voor de poging tot afpersing, maar ook voor de vernieling van het viaduct, wat de rechtbank als een teken van minachting voor andermans eigendom beschouwde. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf, zonder bijzondere voorwaarden, omdat de verdachte zijn leven een positieve wending leek te hebben gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930169-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2015 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]
te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] of aan een derde,
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat deze zijn zak(ken) maar leeg moest maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) een knietje in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer] (in het gezicht, althans tegen het hoofd,) heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 mei 2015 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
weg te nemen een geldbedrag, althans enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat deze zijn zak(ken) maar leeg moest maken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd, hebben/heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) een knietje in het gezicht, althans tegen het hoofd, hebben/heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer] (in het gezicht, althans tegen het hoofd,) hebben/heeft geduwd en/of - die [slachtoffer] (meermalen) hebben/heeft geschopt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2015 tot 3 juni 2015 te en in de
gemeente Emmen opzettelijk en wederrechtelijk een viaduct in/aan/nabij de
Brinkenweg, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
gemeente Emmen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, (door
middel van het spuiten van verf daarop) heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aan de hand van een bewijsmiddelen overzicht geconcludeerd dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij acht ten aanzien van feit 1 primair het medeplegen van afpersing, behoudens het schoppen van [slachtoffer] , bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft aangevoerd dat verdachte niet het oogmerk had om [slachtoffer] te beroven en tevens dat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, nu er tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] geen bewuste en nauwe samenwerking bestond. Het onder 2 ten laste gelegde kan volgens de raadsvrouw wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft dit feit bekend.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt
ten aanzien van feit 1 primairhet volgende.
Uit het app-verkeer tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat toen [medeverdachte] in een taxi onderweg was naar verdachte, verdachte tegen [medeverdachte] zei dat als hij snel is zij [slachtoffer] in zijn hossel kunnen pakken. Tevens blijkt dat toen verdachten [slachtoffer] tegen kwamen, [medeverdachte] meteen tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij zijn "buutse" leeg moest maken en hem is gaan slaan. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] een duw heeft gegeven. Na de poging tot afpersing vond wederom app-verkeer tussen verdachte en [medeverdachte] plaats. [medeverdachte] zegt -in bedekte termen- tegen verdachte dat ze wat hadden afgesproken en verdachte zelf die gast pakken wou. [medeverdachte] zegt dat [slachtoffer] alles bevestigt en hij nu de sjaak is.
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte het oogmerk hadden om [slachtoffer] te beroven. Daarnaast acht de rechtbank gelet op bovengenoemde toedracht bewezen dat verdachte medepleger is van de poging tot afpersing nu er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. De intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict acht de rechtbank in dit verband van voldoende gewicht.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland met dossiernummer: PL0100-2015139445 onderzoek "ISARA", opgenomen d.d. 17 mei 2015 op pagina 48 e.v., inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Die jongen riep: 'maak je buutse leeg' en begon daarna te stompen. Ik kreeg dikke stompen in mijn gezicht. Toen deed [verdachte] toch maar mee en sloeg mij ook. Ik rende weg. Die kerel, die kameraad van [verdachte] rende achter mij aan. Hij stompte mij in mijn gezicht. [verdachte] trok hem van mij af en stompte mij vervolgens ook nog.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland, d.d. 19 mei 2015, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik heb hun niet eens aan zien komen lopen. Toen zei [medeverdachte] tegen mij dat ik de buutsen leeg moest maken en hij gaf mij direct een harde klap op van mijn gezicht. [medeverdachte] sloeg mij overal.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland, d.d. 17 mei 2015, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
[medeverdachte] en [slachtoffer] liepen op elkaar af en gaven elkaar een duw. [medeverdachte] zei tegen [slachtoffer] dat hij zijn zakken moest leeg halen. [slachtoffer] rende terug naar waar hij vandaan kwam. [medeverdachte] rende achter [slachtoffer] aan. Ik rende er achteraan en zag dat [medeverdachte] bovenop lag en [slachtoffer] lag te meppen. Ik trok [medeverdachte] eraf en duwde [slachtoffer] terug in het gras. Toen kwamen ze weer bij elkaar en begonnen ze weer. [medeverdachte] sloeg [slachtoffer] overal, waar niet. Nadat ik [slachtoffer] terug had geduwd, kwam [slachtoffer] weer omhoog naar [medeverdachte] waardoor ze verder gingen. [medeverdachte] pakte hem weer, smeet hem op de grond en gaf hem een paar tikken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland, d.d. 19 mei 2015, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
[medeverdachte] zei tegen Kevin dat de zakken leeg gehaald moest worden. De zakken werden niet leeggehaald. [slachtoffer] begon gelijk te rennen. [medeverdachte] heeft mij gevraagd of ik wilde zeggen dat [slachtoffer] hem had belaagd. Ik wist dat dat niet zo was, dus ga ik dat niet zeggen.
V: Staan op jouw telefoon berichtjes tussen [medeverdachte] en jou?
A: Ja, die staan erop. Ik heb tegen [medeverdachte] gezegd dat [slachtoffer] bij de dam was. [medeverdachte] ging gelijk naar de dam. Hardlopend. Ik rende naar hem toe. Ik wist dat [medeverdachte] een driftkikker is, en ik wist gewoon dat hij hem ging slaan. Als je hun facebookberichtjes leest, dan denk ik wel dat ze ruzie hebben. Ik heb een stukje van die berichtjes gezien. het ging om drugs.
V: Wie begon eigenlijk met slaan, duwen of schoppen?
A: [medeverdachte] . [slachtoffer] rende, [medeverdachte] rende. Toen zag ik [medeverdachte] al op [slachtoffer] liggen. Hij sloeg met beide handen/armen op [slachtoffer] in. Hij wordt geraakt op zijn hoofd, op zijn buik. Ik heb [slachtoffer] een duw gegeven waardoor hij weer op de grond viel. Ik zag opeens dat [slachtoffer] [medeverdachte] bij zijn armen pakte. Ik zag, dat [medeverdachte] hierop [slachtoffer] weer op de grond gooide. [medeverdachte] ging weer op dezelfde manier op hem zitten en begon hem weer met beide armen te slaan. Misschien heb ik [slachtoffer] in zijn gezicht geduwd. Ik heb hem een harde duw gegeven.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, d.d. 19 mei 2015, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten [naam] en [naam] :
Wij verbalisanten hebben op 19 mei 2015 een verklaring afgenomen van verdachte [medeverdachte] .
Ik trof die twee andere personen naast het kanaal op het fietspad. Ik heb die jongen een paar klappen gegeven. In het gezicht heb ik hem twee keer geslagen. Hij lag. V: Zowel [slachtoffer] als [verdachte] zeggen dat jij tegen [slachtoffer] hebt gezegd dat hij zijn zakken leeg moet halen.
A: Oh ja, dat zou misschien wel kunnen. Dat hij zijn zakken leeg moest maken want hij had wat van [verdachte] . Zo begreep ik dat. Hij moest [verdachte] betalen. Hij had geld of zo van [verdachte] . Ik wilde gewoon dat [verdachte] zijn deel kreeg, of wat dan ook. Ik heb niets gepakt.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland, d.d. 10 juni 2015, opgenomen op pagina 163 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
V= Hoe zijn jij en Jan die bewuste avond met [slachtoffer] in contact gekomen?
A= [verdachte] stuurde mij toen een berichtje, iets met een "hossel".
0: er wordt een app voorgelezen: "Echt niet tof we hadden wat afgesproken maar je lult gewoon met je buurman mee ik word straks overal voor aangekeken terwijl je die gast zelf pakken wou en zeg niet dat het niet zo was want dan laat ik je alles even lezen" Deze app had [medeverdachte] naar [verdachte] gestuurd. Was is hierop jouw reactie?
A: dat ging over die "hossel".
V: dan wist je toch wat een "hossel" was?
A: dat was [verdachte] zijn idee.
V: er wordt verklaard dat jij [slachtoffer] als eerste hebt belaagd.
A: dat kan kloppen, dan kan best.
V: als ik [verdachte] nu ga bellen en vragen of [medeverdachte] de betekenis weet van : hossel", wat gaan hij dan zeggen?
A: ik denk dat [verdachte] zal zeggen om zijn troep te gaan afpakken.
V: kun je aangeven hoe vaak je [slachtoffer] hebt geslagen?
A: eerst met de vlakke hand en daarna een keer of 3 met de vuist.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, d.d. 02 juni 2015, opgenomen op pagina 200/201 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [naam] :
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte [verdachte] ( [pseudoniem] ) en verdachte [medeverdachte] ( [pseudoniem] ) met regelmaat met elkaar appten.
1:43AM 17 Mei - [pseudoniem] : als je nou snel ben kenne we [slachtoffer] in ze hossel pakke
6:46AM 17 Mei - [pseudoniem] : lk.word geopereerd jonge
11:33AM 19 Mei - [pseudoniem] : Mooie ben jij joh met je verklaring sjonge jonge
2:46PM 19 Mei - [pseudoniem] : Echt niet tof we hadden wat afgesproken maar je lult gewoon met je
buurman mee ik word strax overal voor aangekeken terwijl je die gast zelf pakken wou en zeg niet dat het niet zo was want dan laat ik je alles even lezen
8:16PM 19 Mei - [pseudoniem] : Maar ik hoor het wel als je vrij bent ik heb godverdomme nog geen
aangifte kon doen omdat ne die [slachtoffer] gewoon alles bevestigd zodat ik de sjaak ben vind ik
echt niet tof [verdachte] ze hebben mij voor de dood weg gehaald.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland, d.d. 17 mei 2015, opgenomen op pagina 230 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
Ongeveer ter hoogte van het bruggetje liepen [slachtoffer] en ik een tweetal jongens tegemoet.
Ik herkende 1 van de jongens als [verdachte] . [verdachte] en de onbekende jongen begonnen te zeuren tegen [slachtoffer] en mij.
9. Een letselrapportage, op 30 september 2015 opgemaakt en ondertekend door H. Snijders, forensisch arts bij de GGD Drenthe, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring:
Letselinterpretatie van [slachtoffer] : Volgens betrokkene kwam hij op 17-5-2015 twee jongens tegen. Hij kreeg stompen in het gezicht. Er zijn bij [slachtoffer] bloeduitstortingen rond het linker oog en ontvellingen op het linker ooglid, de slaap en achter het linker oor geconstateerd. Bloeduitstortingen zijn een uiting van een kneuzing. Kneuzingen kunnen ontstaan door stomp botsend en drukkend geweld zoals stoten, slaan, stompen, knijpen, schoppen of vallen. Ontvellingen ontstaan door een scherende kracht die op de huid wordt uitgeoefend door een ruw scherprandig of puntig oppervlak, waardoor er over een zekere diepte een laagje van de huid wordt afgeschaafd of gekrast. Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
De rechtbank overweegt
ten aanzien van feit 2het volgende.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank onder 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en noch hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, registratienummer: PL0100-2015166157, d.d. 15 juni 2015, opgenomen op pagina 3 e.v., de verklaring van aangeefster [aangever] .
2. De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair.
hij op 17 mei 2015 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig goed, toebehorende aan die Zwaagstra,
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat deze zijn zakken maar leeg moest maken en
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht heeft gestompt en geslagen en
- die [slachtoffer] in het gezicht heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in de periode van 2 maart 2015 tot 3 juni 2015 te en in de gemeente Emmen opzettelijk en wederrechtelijk een viaduct aan de Brinkenweg, toebehorende aan gemeente Emmen, door
middel van het spuiten van verf daarop heeft beschadigd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair: poging tot afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2 : opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort beschadigen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor het opleggen van geheel voorwaardelijke werkstraf, dan wel oplegging van een kleine werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de uitgebrachte voorlichtingsrapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een medeverdachte op 17 mei 2015 te Emmen gepoogd om met geweld [slachtoffer] tot afgifte van enig goed te dwingen. [slachtoffer] werd daarbij in zijn gezicht geduwd, geslagen en gestompt. Dergelijk gewelddadig optreden in het openbaar is in het algemeen en in samenwerkingsverband in het bijzonder zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Het feit heeft daarnaast grote impact (gehad) op slachtoffer [slachtoffer] . Tevens heeft verdachte door middel van het aanbrengen van graffiti een viaduct beschadigd. Graffiti is in de huidige samenleving een probleem dat veel maatschappelijke schade oplevert. Verdachte heeft hiermee minachting getoond voor het eigendom van anderen. Alhoewel door sommige mensen graffiti als kunst zal worden beschouwd, zal het merendeel van de mensen dat ermee geconfronteerd wordt zich eraan storen en graffiti beschouwen als een teken van de verloedering van de samenleving.
De ernst van de feiten - met name feit 1- rechtvaardigt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal aan de andere kant rekening houden met het relatief lange tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de uiteindelijke berechting. Ook betrekt de rechtbank bij de keuze van de strafmodaliteit, dat er nadien geen nieuwe strafbare feiten gepleegd door verdachte bekend zijn geworden. De rechtbank acht het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de genoemde omstandigheden, aangewezen en rechtdoen aan de strafbare feiten. De voorwaardelijke gevangenisstraf straf dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. De rechtbank acht het niet aangewezen om aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te verbinden nu verdachte zijn leven een positieve wending lijkt te hebben gegeven, hetgeen ook door de ter terechtzitting gehoorde reclasseringswerker wordt onderschreven.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 312, 316 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter,
mr. F. Sieders en mr. J.J. Schoemaker, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 april 2017.
Mr. Schoemaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.