ECLI:NL:RBNNE:2017:1234

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
18/830309-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige afpersing en diefstal met geweld

Op 3 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meervoudige afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaar. De zaak betreft meerdere incidenten waarbij de verdachte, gewapend met een mes, slachtoffers heeft bedreigd en gedwongen tot de afgifte van geld en goederen. De tenlastelegging omvatte vijf verschillende feiten, gepleegd tussen augustus 2016 en september 2016, waarbij de verdachte telkens geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die ten tijde van de feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar werd geacht. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830309-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de PPC te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Schoo, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2016 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (ongeveer 507,50 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte dreigend een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer1] heeft gehouden en/of aan die [slachtoffer1] getoond, en/of (daarbij) heeft gezegd: “kassa open” en/of “geld”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens) een tas(je) voor die [slachtoffer1] heeft gehouden, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer1] dreigende situatie heeft geschapen;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2016 te Nijmegen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer5] ( [straatnaam] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte dreigend een mes aan die [slachtoffer4] heeft getoond en/of (daarbij) heeft gezegd: “ik wil geld zien, ook uit de kluis”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (aldus) een voor die [slachtoffer4] dreigende situatie heeft geschapen
en
hij op of omstreeks 3 augustus 2016 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, (kras)loten en/of sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer5] ( [straatnaam] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte dreigend een mes aan die [slachtoffer4] heeft getoond en/of (daarbij) heeft gezegd: “ik wil geld zien, ook uit de kluis” en/of “ik wil ook nog sigaretten”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer4] dreigende situaties heeft geschapen;
3.
hij op of omstreeks 6 augustus 2016 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte dreigend een mes aan die [slachtoffer7] heeft getoond en/of (daarbij) heeft gezegd: “ik wil al je geld, ik heb nog een ander wapen en ik wil een tasje” en/of “ik wil meer geld”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer7] dreigende situatie heeft geschapen
en
hij op of omstreeks 6 augustus 2016 te Assen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer7] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, dreigend een mes aan die [slachtoffer7] heeft getoond en/of (daarbij) heeft gezegd: “ik wil al je geld, ik heb nog een ander wapen en ik wil een tasje” en/of “ik wil meer geld”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (aldus) een voor die [slachtoffer7] dreigende situatie heeft geschapen;
4.
hij op of omstreeks 9 augustus 2016 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer8] en/of [slachtoffer9] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer12], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, dreigend een mes in de richting van die [slachtoffer8] en/of [slachtoffer9] heeft gehouden en/of aan die [slachtoffer8] en/of [slachtoffer9] getoond en/of (daarbij) heeft gezegd: “ik wil geld” en/of “als ik niet met geld terugkom, maken mijn vrienden me dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer8] en/of [slachtoffer9] dreigende situatie heeft geschapen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 9 augustus 2016 te Dieren, gemeente Rheden, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer10] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte dreigend een mes aan die [slachtoffer10] heeft getoond, en/of (daarbij) heeft gezegd: “ik wil al het grote geld. Als je meewerkt gebeurt er niets” en/of “geef me geld en doe die kassa open” en/of “schiet op”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (aldus) een voor die
[slachtoffer10] dreigende situatie heeft geschapen
en
hij op of omstreeks 9 augustus 2016 te Dieren, gemeente Rheden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer10] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte dreigend een mes aan die [slachtoffer10] heeft getoond, en/of (daarbij) heeft gezegd: “ik wil al het grote geld. Als je meewerkt gebeurt er niets”, en/of “geef me geld en doe die kassa open” en/of “schiet op” en/of “ik help je wel even”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer10] dreigende situatie heeft geschapen.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 is ten laste gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het bewijs.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 augustus 2016, opgenomen op pagina 79 e.v. van het
dossier met nummer 2016229749 d.d. 3 oktober 2016, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 augustus 2016 opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd
dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 4 augustus 2016, opgenomen op pagina 209 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer4] .
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 6 augustus 2016, opgenomen op pagina 345 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer7] .
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 augustus 2016, opgenomen op pagina 279 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer8] .
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 augustus 2016, opgenomen op pagina 254 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer10] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 10 augustus 2016 te [pleegplaats] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (ongeveer 507,50 euro), toebehorende aan [slachtoffer2] en [slachtoffer3] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte dreigend een mes in de richting van die [slachtoffer1] heeft gehouden en aan die [slachtoffer1] getoond, en (daarbij) heeft gezegd: “kassa open” en “geld”, en (vervolgens) een tas(je) voor die [slachtoffer1] heeft gehouden, en (aldus) een voor die [slachtoffer1] dreigende situatie heeft geschapen;
2.
hij op 3 augustus 2016 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, (kras)loten en sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer5] ( [straatnaam] ), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte dreigend een mes aan die [slachtoffer4] heeft getoond en (daarbij) heeft gezegd: “ik wil geld zien, ook uit de kluis” en “ik wil ook nog sigaretten”, en (aldus) een voor die [slachtoffer4] dreigende situaties heeft geschapen.
3.
hij op 6 augustus 2016 te Assen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer7] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan de [slachtoffer6] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, dreigend een mes aan die [slachtoffer7] heeft getoond en (daarbij) heeft gezegd: “ik wil al je geld, ik heb nog een ander wapen en ik wil een tasje” en “ik wil meer geld”, en (aldus) een voor die [slachtoffer7] dreigende situatie heeft geschapen;
4.
hij op 9 augustus 2016 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer8] en [slachtoffer9] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer12], dreigend een mes in de richting van die [slachtoffer8] en [slachtoffer9] heeft gehouden en aan die [slachtoffer8] en [slachtoffer9] getoond en (daarbij) heeft gezegd: “ik wil geld” en “als ik niet met geld terugkom, maken mijn vrienden me dood”, en (aldus) een voor die [slachtoffer8] en [slachtoffer9] dreigende situatie heeft geschapen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 9 augustus 2016 te Dieren met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer10] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer11] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte dreigend een mes aan die [slachtoffer10] heeft getoond, en (daarbij) heeft gezegd: “ik wil al het grote geld. Als je meewerkt gebeurt er niets” en “geef me geld en doe die kassa open” en “schiet op”, en (aldus) een voor die [slachtoffer10] dreigende situatie heeft geschapen
en
hij op 9 augustus 2016 te Dieren met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan [slachtoffer11] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer10] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte dreigend een mes aan die [slachtoffer10] heeft getoond, en (daarbij) heeft gezegd: “ik wil al het grote geld. Als je meewerkt gebeurt er niets.”, en “geef me geld en doe die kassa open” en “schiet op” en “ik help je wel even”, en (aldus) een voor die [slachtoffer10] dreigende situatie heeft geschapen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. afpersing;

2. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;

3. afpersing;

4. poging tot afpersing, meermalen gepleegd;

5. afpersing en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen

personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk
te maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen die de feiten voor de slachtoffers hebben gehad en het feit dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voorgesteld aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk op te leggen, zodat er aandacht kan worden besteed aan de problematiek van verdachte. De raadsman heeft aangevoerd dat het opleggen van bijzondere voorwaarden, in de vorm van een behandeling in een gesloten dubbele diagnose kliniek en toezicht en begeleiding door de reclassering, voor de duur van 3 jaren, wenselijk is. De raadsman heeft voorts opgemerkt dat rekening moet worden gehouden met het feit dat zowel de psychiater als de psycholoog hebben geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het hem ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan tweemaal afpersing, diefstal met geweld, diefstal met geweld in combinatie met afpersing en een poging tot afpersing. Dergelijke feiten zijn ernstig en leiden tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers hiervan. Verdachte heeft door zijn handelen, in het bijzonder door het tonen van een scherp mes aan de slachtoffers om daarmee zijn woorden kracht bij te zetten, herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank weegt voorts mee dat verdachte de feiten in zeer korte periode heeft gepleegd en dat dit voortkomt uit de forse problematiek waarmee verdachte te kampen heeft. Daarnaast heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte, ondanks dat hij ernstige feiten heeft gepleegd, het ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en daarmee zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor hetgeen er is gebeurd.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 14 maart 2017, opgemaakt door drs. P.A. de Mon, psychiater en op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 6 maart 2017, opgemaakt door drs. C. Sipma, psycholoog. De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een psychotische stoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde zeer waarschijnlijk in lichte mate psychotisch. Het tenlastegelegde dient verdachte dan ook in verminderde mate te worden toegerekend.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor gelijksoortige feiten.
Gelet op de hoeveelheid van deze ernstige strafbare feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden, die gelet op deze duur uitsluitend een onvoorwaardelijke kan zijn.

Benadeelde partijen

De benadeelde partijen, [slachtoffer1] , [slachtoffer6] en [slachtoffer8] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting ieder afzonderlijk van elkaar als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hen geleden schade. De schade die [slachtoffer1] heeft geleden is het gevolg van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De schade die door [slachtoffer6] is geleden is het gevolg van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. Tot slot is de door [slachtoffer8] geleden schade het gevolg van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van [slachtoffer1] , [slachtoffer6] en [slachtoffer8] worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaat-
regel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer1] , [slachtoffer6] en [slachtoffer8] , niet bestreden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in
zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht de vorderingen, die niet door verdachte en diens raadsman zijn weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.078,20 (zegge: duizend achtenzeventig euro en twintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
10 augustus 2016. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer1] , te betalen een bedrag van € 1.078,20 (zegge: duizend achtenzeventig euro en twintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 78,20 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Benadeelde partij (feit 3)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer6] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.572,82 (zegge: vijftienhonderd tweeënzeventig euro en tweeëntachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2016. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer6] , te betalen een bedrag van € 1.572,82 (zegge: vijftienhonderd tweeënzeventig euro en tweeëntachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.572,82 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer6] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Benadeelde partij (feit 4)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer8] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 52,36 (zegge: tweeënvijftig euro en zesendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
9 augustus 2016. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer8] , te betalen een bedrag van € 52,36 (zegge: tweeënvijftig euro en zesendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 52,36 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer8] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. J.V. Nolta en
mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door A. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 april 2017.