ECLI:NL:RBNNE:2017:1193

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2017
Publicatiedatum
31 maart 2017
Zaaknummer
18/830169-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf wegens seksueel misbruik van minderjarige

Op 31 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van een minderjarige. De verdachte, geboren in 1961, werd aangeklaagd voor het plegen van handelingen met een persoon die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meerdere jaren, van 2000 tot 2004, meermalen seksueel misbruik heeft gepleegd. De zaak kwam aan het licht door een aangifte van het slachtoffer, die in de periode van het misbruik nog een kind was. Tijdens de zitting op 17 maart 2017 zijn zowel de verdachte als de aangeefster verschenen, bijgestaan door hun respectieve advocaten. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en geloofwaardig beoordeeld, en deze werden ondersteund door getuigenverklaringen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, het slachtoffer, ter hoogte van € 1.500,-. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de vertrouwensband die de verdachte met het slachtoffer had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830169-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 maart 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot [geboortedatum slachtoffer] 2002, op
diverse data en/of tijdstippen, te [pleegplaats1] , (meermalen) met [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1990), die toen de leeftijd
van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte:
- getongzoend met die [slachtoffer] en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of betast en/of
- de borsten van die [slachtoffer] gelikt en/of betast en/of
- zichzelf door die [slachtoffer] laten aftrekken;
2.
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum slachtoffer] 2002 tot [geboortedatum slachtoffer] 2004 te
[pleegplaats1] , met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1990),
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte:
- getongzoend met die [slachtoffer] en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of betast en/of
- de borsten van die [slachtoffer] gelikt en/of betast en/of
- zichzelf door die [slachtoffer] laten aftrekken.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en de getuigen [naam] en [naam] gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de aangifte en de aanvullende verklaring innerlijk consistent zijn. De door aangeefster afgelegde verklaringen worden ondersteund door de verklaringen die haar moeder en haar zus [naam] hebben afgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er naast de aangifte onvoldoende overtuigend steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft aangevoerd dat de rechtbank acht dient te slaan op de ontlastende verklaring van getuige [naam] . Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van de moeder van aangeefster niet als steunbewijs kan worden gebruikt omdat zij met betrekking tot het ten laste gelegde zelf niets heeft waargenomen. Ook de getuigenverklaring van [naam] kan niet als steunbewijs worden gebruikt omdat er veel discrepanties bestaan tussen de verklaringen van aangeefster en deze getuigenverklaring. Zo heeft aangeefster verklaard dat het misbruik alleen in [pleegplaats1] heeft plaatsgevonden terwijl [naam] heeft verklaard dat het een en ander zich ook in [pleegplaats2] heeft afgespeeld.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feiten 1 en 2
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 juli 2015, opgenomen op pagina 20 van het dossier met nummer PL0100-2015164407 d.d. 6 april 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]
(V: politie en A: aangeefster):
Ik doe aangifte van seksueel misbruik door mijn zwager [verdachte] . We hadden een hele goede vertrouwensband. Ik werd in die tijd gepest en ik had weinig vriendjes en vriendinnetjes.
V: Het misbruik begint als je 9 jaar oud bent. Hoe komt het denk jij dat het toen begonnen is en bijvoorbeeld niet eerder of later?
A: Toen ik 9 was ben ik voor het eerst ongesteld geworden. Mijn moeder had dat vol trots aan [naam] verteld. Ik vermoed dat zij het ook aan [verdachte] heeft verteld en dat hij mij toen als volwaardige vrouw zag. Vanaf mijn eerste ongesteldheid veranderde [verdachte] zijn houding richting mij. Ik had het idee dat hij nog meer probeerde om een vertrouwensband te krijgen.
V: Je hebt aangegeven dat je binnen de periode dat het seksueel misbruik plaats vond, heel vaak door [verdachte] misbruikt bent. Hoe vaak heeft er binnen die periode misbruik plaats gevonden?
A: In de zomervakantie een paar keer per week, als we daar in het weekend waren, gebeurde het soms helemaal niet en soms wel.
V: Wat kun je vertellen over de allereerste keer dat er seksueel misbruik plaats vond tussen jou en [verdachte] ?
A: We gingen toen dat weekend daar logeren. Ik wilde naar beneden en toen stond [verdachte] halverwege de trap, terwijl ik boven aan de trap stond, op ooghoogte. Toen vroeg [verdachte] of ik wilde leren tongzoenen. Ik was helemaal verstijfd. Ik was op dat moment ook echt bang voor hem. Doordat ik helemaal geen antwoord gaf en hem alleen maar stond te aan te kijken, heeft hij het zelf maar ingevuld en is hij mij gaan tongzoenen. Daarna zijn wij naar beneden gegaan. Dat was ongeveer twee dagen voor mijn 10de verjaardag. Ik ben jarig op [geboortedatum slachtoffer] . Het misbruik vond plaats op de [straatnaam] in [pleegplaats1] . Nadat hij had gevraagd of ik wilde tongzoenen, kwam hij met zijn hoofd naar voren. Toen gaf hij mij eerst een gewone zoen en vanuit daar begon hij mij te tongzoenen. Die gewone zoen gaf hij op mijn mond. Hij draaide met zijn tong om mijn tong heen.
V: We willen het nu gaan hebben over een keer seksueel misbruik die er voor jou uitspringt. A: Het moment van het daadwerkelijk misbruik weet ik mij nog heel goed te herinneren omdat ik daar nog dagelijks tegen aanloop. We lagen naakt op bed. Toen zat ik als het ware bij hem op schoot met mijn billen tegen zijn stijve penis aan. Toen was hij mijn clitoris aan het strelen en aan het aaien. Hij keek mij aan met een vergeilde blik, met geile ogen. Toen vroeg hij mij of ik aan het klaarkomen was. Waardoor ik gewoon letterlijk helemaal verstijfde. Dat was in de zomer. Het misbruik vond plaats bij hun op de slaapkamer. Zij hadden twee tweepersoonsbedden tegen de muur aan staan. Het rechter tweepersoonsbed was van [verdachte] en het linker tweepersoonsbed was van [naam] . Het vond plaats op zijn tweepersoonsbed. [naam] en ik waren daar aan het logeren. Op dat moment verbleef ik met [verdachte] , [naam] en [naam] in de woning. Behalve [verdachte] en ik was niemand bij het misbruik aanwezig. Ik weet dat [naam] en [naam] samen weg waren naar het centrum. Hij vroeg of ik meeging naar de slaapkamer. Door alle keren daarvoor was ik al dusdanig bang voor hem dat ik automatisch mee ging met hem. Toen de seksuele handelingen net begonnen waren, zei hij elke keer als het klaar was dat het ons geheimpje was en wat mijn ouders er niet van moesten denken. [verdachte] zei dan dat zij boos op mij en op hem zouden worden en dat wij dat natuurlijk niet wilden. Vrijwel elke keer ging het zo dat hij zich uitkleedde als hij naast mij lag. Wij lagen dan met onze gezichten naar elkaar toe op onze zij. Hij kleedde dan eerst zichzelf uit en vervolgens mij. Zo ging het altijd. Ik weet alleen nog het vingeren en het stimuleren van mijn clitoris met zijn duim. Daarmee bedoel ik niet hetzelfde. Hij is echt met zijn vingers in mijn vagina geweest. Volgens mij één vinger, volgens mij zijn wijsvinger, die heen en weer ging in mijn vagina.
V: Hoe ging het stimuleren van de clitoris?
A: Ronddraaiende beweging met zijn duim over mijn clitoris.
V: Begrijp ik goed dat het vingeren en het stimuleren van de clitoris gelijktijdig plaatsvond?
A: Ja, dat was gelijktijdig. Hij deed dat met één hand, één vinger in de vagina en de duim over de clitoris.
V: Willen we het nu gaan hebben over de allerlaatste keer dat er seksueel misbruik plaats vond.
A: Ik lag nog in bed. Het was in de zomervakantie. Het was op een ochtend. Ik was 13 jaar. Toen ik 's ochtends wakker werd stond hij aan het voeteneind van de bedden. Hij was toen al volledig naakt. Toen vroeg ik waar [naam] en [naam] waren. Toen waren zij naar de markt in het centrum. Toen is hij naast mij komen liggen. Ik had uiteraard mijn ondergoed nog aan. Toen ging hij met zijn hand mijn onderbroek in. Ik had mij voor het eerst volledig geschoren. Dat vernam hij toen hij met zijn hand mijn onderbroek in ging. Toen zei hij: "Je hebt je geschoren, mag ik dat zien?" Waarop ik antwoordde: "Nee". Toen vroeg hij: "Hoezo niet?" Ik zei toen: "Ik wil dit niet meer, ik wil dat dit stopt." Waarop hij antwoordde: "Okay, dat is goed". Toen haalde hij zijn hand uit mijn onderbroek en kleedde zich weer aan. Dat was dus de laatste keer. Het misbruik vond die keer plaats in het bed van [naam] . Verder vond het misbruik altijd plaats in zijn bed. De reden dat ik in de woning verbleef was omdat we daar weer aan het logeren waren in de zomervakantie. Ik verbleef in de woning met [naam] , [verdachte] en [naam] . Op het moment dat dit plaatsvond, was ik alleen thuis met [verdachte] . Toen is hij op bed naast mij gekropen. Hij is ook gelijk met zijn hand in mijn onderbroek gegaan. Ik lag op mijn rug en hij lag op zijn zij links naast mij. Hij is die laatste keer alleen met zijn hand in mijn onderbroek geweest. Daar is het gestopt. Ik had een onderbroek aan en iets van een hemd of T-shirt.
V: Hoe lang duurde het dat het misbruik na de allereerste keer weer gebeurde?
A: Volgens mij een paar maanden. Na dat tongzoenen is het eerst weer rustig geweest en de eerstvolgende keer dat hij weer een moment met mij alleen had ging hij mij weer tongzoenen.
V: Hoe zat dat de rest van de periode dat je door [verdachte] misbruikt bent?
A: Op een gegeven ogenblik was het telkens als hij een moment alleen had met mij dat het plaatsvond. Eerst waren die tussenpozen langer en die werden steeds korter en korter. Het gebeurde steeds vaker. Het misbruik vond plaats bij hun in huis De [straatnaam] in [pleegplaats1] : boven op de overloop, tussen de trap en wc-deur beneden, op de slaapkamer, de logeerkamer en in de keuken. Ook een keer dat we 's avonds laat de hond aan het uitlaten waren, dat hij mij zoende. Volgens mij was dat de tweede keer dat het gebeurde.
V: Welke seksuele handelingen heeft [verdachte] in de tijd dat hij je seksueel misbruikte bij je verricht?
A: Tongzoenen, hij heeft mijn borsten gemasseerd, aan mijn tepels gesabbeld, hij heeft mij gebeft en hij heeft mij gevingerd.
V: Wat deed hij als hij jouw borsten masseerde?
A: Hij had mijn borst vast en dan was hij hem zachtjes aan het kneden.
V: Hoe ging dat met die tepels sabbelen?
A: Zachtjes een zuigende, spelende beweging.
V: Wat deed [verdachte] als hij jou befte?
A: Dan likte hij voornamelijk mijn hele vagina en mijn clitoris. Ik heb hem alleen hoeven
aftrekken en dus het tongzoenen.
V: Wat kan je over dat aftrekken vertellen?
A: De eerste keer dat hij dat wilde, heeft hij mijn hand gepakt en legde deze om zijn stijve penis en toen maakte hij op en neer gaande beweging met zijn hand om mijn hand. Elke volgende keer dat hij wilde dat ik hem aftrok legde hij mijn hand om zijn stijve penis.
V: Hoe zat het met de opbouw qua seksuele handelingen in de periode dat je door [verdachte] misbruikt bent?
A: Het ging geleidelijk aan. Hij begon met tongzoenen en daarna borsten masseren. Dat gebeurde dan een paar keer. Elke nieuwe handeling gebeurde een paar keer en dan ging hij weer over op een nieuwe. Dit gebeurde in de volgorde die ik heb genoemd. Alleen kwam het
vingeren voor het beffen. Het aftrekken vond plaats ergens tussen met masseren van de borsten en het vingeren in. Tongzoenen begon dus een paar dagen voor mijn tiende verjaardag tot mijn 13de. Het borsten masseren was ergens tussen mijn 10de en 11de begonnen en ging door tot mijn 13de. Het tepels sabbelen denk ik rond mijn 11de tot mijn 13de. Het vingeren is denk ik tussen mijn 11de en 12de begonnen en ging door tot mijn 13de en dit was hetzelfde voor het beffen. Tijdens het seksueel misbruik was de kleding over het algemeen altijd uit. In het allereerste begin, dus met het masseren van de borsten, hadden we nog wel kleding aan, maar op een gegeven moment kleedde hij mij en zichzelf uit.
V: In hoeverre is er toen het misbruik plaats vond tussen jullie gesproken over "het er met anderen over hebben"?
A: De eerste 20 à 30 keer vrijwel elke keer. Hij zei dan: "Dit is ons geheimpje, wat zullen je ouders wel niet denken en wat zal je vader er wel niet van zeggen als hij dit ooit te weten komt".
V: Wanneer is daar voor het eerst tussen jullie over gesproken?
A: Dat was toen hij voor het eerst mijn borsten masseerde en mij vingerde, daarvoor had hij al een aantal keren mijn borsten gemasseerd en getongzoend en toen was er niet over gesproken. Nadat hij er voor het eerst over gesproken had, heeft hij het de volgende 20 à 30 keer elke keer benoemd. [naam] zei dat ze dingen meekreeg als het 's nachts gebeurde, het misbruik tussen [verdachte] en mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 23 december 2015, opgenomen op pagina 46 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] (V: politie en A: getuige):
V: [pleegplaats1] , vertel eens wat je daar van weet?
A: Ik heb [verdachte] bij [slachtoffer] tussen de benen zien friemelen. Ik heb hen zien zoenen op de overloop. Het friemelen tussen de benen gebeurde sowieso in [pleegplaats1] . Friemelen tussen de benen is [verdachte] die bij [slachtoffer] haar geslachtsdelen zat te friemelen. Er zat een deken overheen.
V: Als er een deken overheen zat. Hoe weet jij dit dan?
A: Omdat [verdachte] en [slachtoffer] stijf tegen elkaar aan lagen en soms zag ik wel eens wat. Als ik de deken iets over mij heen deed of verschoof dan zag ik dat [verdachte] een hand op het geslachtsdeel van [slachtoffer] had liggen. Hij trok hem dan snel weg. Ik zag dat zijn hand bij haar geslachtsdeel was. Ik weet ook dat zijn hand wel eens op een van [slachtoffer] haar tieten lag. Maar als [slachtoffer] bij [verdachte] lag, had hij altijd zijn hand ergens op [slachtoffer] haar lichaam liggen.
V: Je hebt ze zien zoenen op de overloop?
A: Dat was in [pleegplaats1] volgens mij. [naam] was net weggegaan. Toen ik wilde gaan kijken wat [slachtoffer] en [verdachte] aan het doen waren en toen zag ik ze. [verdachte] omhelsde [slachtoffer] en ik zag dat ze mond op mond stonden. [slachtoffer] leek angstig. Ik heb ze één of twee keer zien zoenen. Ik weet niet hoe vaak [slachtoffer] en ik apart bij [verdachte] en [naam] hebben gelogeerd maar wel heel vaak.
[naam] en [verdachte] sliepen op twee tweepersoonsbedden omdat, zoals zij altijd vertelden, een tweepersoons bed te klein voor hen was.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is van oordeel dat de consistente verklaringen van aangeefster niet op zichzelf staan maar voldoende ondersteuning vinden in de door [naam] afgelegde getuigenverklaring. Zo heeft [naam] verklaard dat zij verdachte en aangeefster heeft zien zoenen en dat zij heeft gezien dat verdachte de borsten en het geslachtsdeel van aangeefster heeft betast. De rechtbank ziet geen aanleiding om de getuigenverklaring van [naam] terzijde te schuiven omdat zij op bepaalde, overigens minder van belang zijnde, onderdelen anders heeft verklaard dan aangeefster. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank verklaard worden door het tijdsverloop, er is verklaard over feiten die geruime tijd gelden zouden hebben plaatsgehad, en in aanmerking moet worden genomen dat aangeefster en [naam] toen nog jong waren. Anders dan de raadsman acht de rechtbank de door getuige [naam] (echtgenote van verdachte en halfzus van [slachtoffer] en [naam] ) afgelegde ontlastende verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank wijst er in dit verband op dat getuige [naam] bij de politie stellig heeft ontkend dat aangeefster en [naam] , zoals zij bij de politie hebben verklaard, bij haar en verdachte hebben gelogeerd, terwijl verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat dit wel is gebeurd. Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2000 tot [geboortedatum slachtoffer] 2002, op diverse data en tijdstippen, te [pleegplaats1] , met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1990), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte:
- getongzoend met die [slachtoffer] en
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en betast en
- de borsten van die [slachtoffer] gelikt en betast en
- zichzelf door die [slachtoffer] laten aftrekken;
2.
hij in de periode van [geboortedatum slachtoffer] 2002 tot [geboortedatum slachtoffer] 2004 te [pleegplaats1] , met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1990), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , hebbende verdachte:
- getongzoend met die [slachtoffer] en
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en betast en
- de borsten van die [slachtoffer] gelikt en betast en
- zichzelf door die [slachtoffer] laten aftrekken.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
2. met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek.
Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie naast de jonge leeftijd van aangeefster ook de duur van het misbruik meegenomen, alsmede het feit dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen en aangeefster gedurende de periode waarin het seksueel misbruik heeft plaatsgehad onder druk heeft gezet er over te zwijgen. Voorts heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat het werkstrafverbod zoals opgenomen in artikel 22b Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd nu hij vrijspraak ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van het halfzusje van zijn vrouw. Het misbruik heeft gedurende enkele jaren veelvuldig plaatsgevonden op de momenten dat aangeefster bij verdachte logeerde. Het seksueel misbruik bestond mede uit het binnendringen van het lichaam. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich verwerpelijk heeft gedragen. Hij heeft door zijn handelen een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van een op dat moment jong en kwetsbaar slachtoffer. Verdachte heeft daarnaast ernstig misbruik gemaakt van de vertrouwensband die er tussen hem en aangeefster bestond. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten daardoor psychisch beschadigd kunnen raken en daar ook op latere leeftijd nog de gevolgen van kunnen ondervinden. Bovendien zorgen dergelijke feiten voor grote onrust in de maatschappij. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de schade die hij bij aangeefster zou kunnen aanrichten en hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 februari 2017 waaruit is gebleken dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De reclassering onthoudt zich van advies in haar rapport d.d. 8 december 2016 omdat verdachte ontkent het ten laste gelegde te hebben gepleegd.
Gezien het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. Echter in dit specifieke geval ziet de rechtbank aanleiding een gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, met een proeftijd van drie jaren, rekening houdend met het gegeven dat verdachte samen met zijn vrouw zorg draagt voor een meervoudig gehandicapte thuiswonende zoon. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat er na de aangifte niet van andere politiecontacten is gebleken.

Benadeelde partij

Aangeefster [slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering ter hoogte van € 5.500,-- volledig zal worden toegewezen met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard primair omdat de ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden en subsidiair omdat de gevorderde immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. Zo had aangeefster sowieso problemen in haar leven en heeft zij geen verklaring van bijvoorbeeld een arts of psycholoog overgelegd waaruit het causaal verband tussen de schade en het ten laste gelegde blijkt.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. Hoewel een verklaring van een arts of psycholoog ontbreekt, acht de rechtbank de vordering in elk geval tot een bedrag van € 1.500,- voldoende onderbouwd door de toelichting van de benadeelde partij. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [geboortedatum slachtoffer] 2004. De benadeelde wordt in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Aanhouding van de zaak voor nadere onderbouwing van dit onderdeel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding ten gevolge hebben
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
[geboortedatum slachtoffer] 2004.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Oostveen, voorzitter, mr. J.G. de Bock en
mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 maart 2017.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.