ECLI:NL:RBNNE:2017:1097

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
18/930053-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen

Op 24 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 21 december 2014 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen twee personen en goederen. De verdachte, bijgestaan door mr. T. van der Goot, werd beschuldigd van het aanleggen van een nekklem en het meermalen slaan en schoppen van de slachtoffers, die beiden werkzaam waren als beveiliger en medewerker in een bar. De rechtbank oordeelde dat het geweld wettig en overtuigend bewezen was, waarbij de verdachte een significante bijdrage aan het geweld had geleverd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de rechtbank als voldoende onderbouwd beschouwde. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder het geweld was gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930053-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 maart 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.T. Brouwer.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, bij ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 december 2014, te [pleegplaats] , gemeente Coevorden,
met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats
of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten op bungalowpark de
[naam bedrijf] gelegen aan de [straatnaam] , openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] , welk geweld bestond uit
- het bij de keel/hals pakken van die [slachtoffer2] , en/of het aanleggen van een
nekklem bij die [slachtoffer2] , en/of
- het meermalen althans eenmaal slaan/stompen van die [slachtoffer2] tegen het hoofd
althans tegen het lichaam, en/of
- het bij de keel/hals pakken van die [slachtoffer1] , en/of het aanleggen van een
nekklem bij die [slachtoffer1] , en/of
- het (terwijl die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer1] op de grond lagen) meermalen althans
eenmaal slaan/stompen en/of geschopt van die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer1] tegen het hoofd althans
tegen het lichaam;
2.
hij op of omstreeks 21 december 2014, te [pleegplaats] , gemeente Coevorden,
met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of
in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten op bungalowpark de
[naam bedrijf] gelegen aan de [straatnaam] , openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten de gevel van een gebouw,
welk geweld bestond uit het gooien van tafels en/of stoelen en/of ander terrasmeubilair
en/of asbakken althans enig voorwerp tegen de gevel of ramen van de [naam bar] .
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aangevers door (tweemaal) een nekklem aan te leggen en door te slaan en te schoppen (tegen het hoofd). Daarnaast heeft verdachte in vereniging geweld gepleegd tegen goederen door met terrasmeubilair te gooien.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de openlijke geweldpleging tegen personen (mogelijk) bewezen kan worden, alhoewel verdachte er anders over denkt. Ten aanzien van de openlijke geweldpleging tegen de goederen refereert de raadsman zich aan het oordeel van rechtbank, nu verdachte dit feit bekent.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt hierbij ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte in casu nauw en bewust met zijn medeverdachten heeft samengewerkt en dat zijn bijdrage van voldoende gewicht is om ten aanzien van hem te kunnen spreken van het "in vereniging" plegen van het bewezenverklaarde geweld tegen personen, welke bijdrage heeft bestaan uit slaan en schoppen van aangevers [slachtoffer2] en [slachtoffer1] en het aanleggen van een nekklem.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 10 maart 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 21 december 2014 met medeverdachten [naam] , [naam] en [naam] in de [naam bedrijf] te [pleegplaats] . Er ontstond onenigheid tussen ons en personeel van de [naam bedrijf] . Ik heb bij een beveiliger een nekklem aangelegd. Ik heb buiten hetzelfde gedaan bij een medewerker van de [naam bedrijf] . Er werd over en weer gevochten. Ook heb ik buiten met tafels en stoelen gegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 22 december 2014, opgenomen op pagina 81 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2014194356 d.d. 29 december 2014, inhoudende als verklaring van [slachtoffer1] :
Ik ben medewerker van recreatie/bungalowpark de [naam bedrijf] aan de [straatnaam] te [pleegplaats] , gemeente Coevorden. Op 21 december 2014 was er gezeur in de bar [naam bar] met een groep van 3 heren en 2 dames. Ik zag dat die kale man tegenover onze beveiliger [slachtoffer2] gaat staan, borst tegen borst. Een van die twee mannen had [slachtoffer2] in de houdgreep om zijn nek. Ik weet niet meer of het die kale man was of de wat dikke man. Ik zag dat de dikke man [slachtoffer2] vastgreep en hem richting de buitendeur sleurde. Ik zag dat de blonde vrouw [slachtoffer2] duwde zodat [slachtoffer2] naar buiten ging. Bij de deur gekomen werd de keel van [slachtoffer2] wederom dichtgeknepen nu met twee handen door die dikke man met blond haar. Ik werd door die kale man om de nek gegrepen. En toen begon het gevecht buiten. Ik kwam in gevecht met 1 persoon, volgens mij met dat zwarte haar. Ik zag dat [slachtoffer2] op de grond lag. Ik zag dat de dikke man harde trappen gaf op de rug van [slachtoffer2] . De man met het zwarte haar stond erbij. De kale man en dikke man met wit haar begonnen op mij te slaan en schoppen. Ik voelde harde trappen in mijn gezicht. Ik denk dat ik 15 à 20 keer ben geschopt/getrapt. Ik werd door zowel die kale en die dikke en de man met het zwarte haar getrapt. Ik ben zowel op mijn lichaam als op mijn hoofd getrapt door deze 3 personen. Door collega's van mij is gezien dat deze personen nog met diverse spullen van ons hebben lopen gooien.
Omschrijving van deze personen:
1. blanke man, kaal, leeftijd schat ik tussen de 28 à 32 jaar oud, gespierd, sportief type.
1. blanke man, blond haar, behoorlijk gezet ik schat 120 kg, leeftijd 25 à 29 jaar.
1. blanke man met zwart haar, leeftijd schat ik 22 à 25 jaar oud, sportief slank.
1. blonde vrouw leeftijd achterin de 20.
Alle drie de mannen hebben mij geschopt dan wel geslagen. Ik was constant bezig mijn hoofd te beschermen. Ik ben bij mijn huisarts geweest. Hij constateerde dat ik diverse krassen op mijn gezicht heb, zwellingen, tand door de lip, open wenkbrauw, en krassen rode plekken in de hals.
3. Geneeskundige informatie, op 22 januari 2014 opgemaakt door Huisartsenpraktijk Emmer-Compascuum B.V. betreffende aangever [slachtoffer1] , opgenomen op pagina 88 van voornoemd dossier, houdt in: hematoom bovenlip, orbitahematoom met oedeem, voetzoolprint temporaal en striem hals.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 22 december 2014, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Ik ben werkzaam als beveiliger bij [naam bedrijf] de [naam bedrijf] aan de [straatnaam] te [pleegplaats] . Op 21 december 2014 bevond zich er een vervelende groep van twee vrouwen van tussen de 20 en 30 jaar, waarvan een met blond haar en drie jongens van dezelfde leeftijd, alle drie een fors postuur, waarvan er een een kaal hoofd of gemillimeterd haar had. Dit was de grootste van de drie. De andere twee jongens hadden donker haar, beiden kort geknipt. De blonde vrouw schreeuwde dat ik moest oprotten en dat ik anders op mijn donder zou krijgen. De blonde vrouw werd hierin bijgestaan door de kale man. Ze stonden om mij heen met de hele groep. De blonde vrouw duwde tegen mijn borst. De kale man greep mij in een armklem. Ik voelde dat hij zijn arm om mijn nek plaatste en dat hij flink aankneep. Hij hield mij zo een paar tellen vast. De twee andere jongens, die met het korte haar, kwamen met de blonde vrouw op mij af. De blonde vrouw begon weer te duwen tegen mijn borst. Een van de jongens met het donkere haar, dit was de minst brede van de twee, pakte mij bij mijn keel. Ik voelde dat hij mij bij mijn strottenhoofd pakte en hard kneep. Vervolgens werd ik naar buiten gewerkt door de twee jongens en de blonde vrouw. Ik lag ineens op de grond op het terrasgedeelte. Toen ik bijkwam waren ze op mij in aan het trappen en slaan. Ik kreeg meerdere trappen en slagen over het hele lichaam. Ik voelde dat ik geraakt was op mijn lip, ik voelde dat ik bloedde. Ik voelde dat ik geraakt werd op mijn benen en mijn hoofd. Ook daar werd ik meerdere malen geraakt. Het trappen was vooral gericht op mijn hoofd. Het waren minimaal twee personen die op mij in aan het trappen waren. Er werd ook met een zware terrastafel op mij gegooid. Op een gegeven moment zag ik dat barmedewerker [slachtoffer1] vlak bij mij op de grond lag. Ik zag dat de jongens op hem in aan het trappen waren. Ik zag dat hij zich afweerde met zijn armen en dat er behoorlijk op hem in werd getrapt. Ik zag dat de jongens met prullenbakken begonnen te gooien. Ze gooiden de prullenbakken tegen de ramen van de [naam bar] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 22 december 2014, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten [naam] en [naam] :
Wij zagen dat verdachte [naam] de knokkels van zijn handen stuk en bebloed had. Wij zagen dat de binnenzijde van zijn broekzakken bebloed waren en dat het papiergeld in zijn
broekzak ook bebloed was. Tevens zagen wij dat zijn broekspijpen smerig en nat waren.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 22 december 2014, opgenomen op pagina 99 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [naam] :
Op 22 december 2014 zag ik dat de verdachte [naam] aan haar rechterhand kleine wondjes had op de "knokkels". Ik zag dat op het truitje van de verdachte bloedspetters zaten.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 22 december 2014, opgenomen op pagina 106/107 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten [naam] en [naam] :
Op 22 december 2014 zagen wij dat de kale man met het zwarte shirt, verdachte [naam] , in zijn rechterbroekspijp, ter hoogte van zijn knie een bloed vlek had.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 22 december 2014, opgenomen op pagina 122 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Op 21 december 2014 zag ik een meid achter [slachtoffer2] , onze bewaker, staan. Ze had blond haar. Ik hoorde een hard pets geluid. Dit klonk precies zoals een klap met de vlakke hand op de huid. Ik hoorde later dat de meid met het blonde haar [slachtoffer2] had geslagen. Ik zag 3 mannen die [slachtoffer2] naar buiten wilden duwen. Ik kan de mannen als volgt omschrijven: Er was een man met een kaal hoofd, dit was een grote man van ongeveer 1.85 meter lang, een man die wat stevig was, hij had donker haar en was ongeveer is 1.75 meter. Er was ook nog een man die wat smaller was en hij had donker haar en was iets langer dan 1.75 meter. Het lukte de drie mannen om [slachtoffer2] naar de deurpost richting buiten te krijgen door middel van duwen en slaan. Ik zag dat alle drie de mannen duwden en met gebalde vuisten op [slachtoffer2] sloegen. Ik zag dat [slachtoffer2] in de deurpost stond met om zich heen de drie mannen. Ik zag dat de man met het kale hoofd [slachtoffer2] met zijn hand bij de hals greep. Ik zag dat [slachtoffer2] op deze manier tegen de deurpost werd aangeduwd door de man met het kale hoofd. Ik zag dat de hand van de man met het kale hoofd met veel kracht tegen de hals van [slachtoffer2] werd aangedrukt. Op een gegeven moment zag ik dat [slachtoffer2] buiten op de grond lag met om zich heen de drie mannen en de meid met het blonde haar. [slachtoffer2] was door de mannen op de grond gewerkt door slaan en duwen. Toen [slachtoffer2] op de grond lag zag ik de drie mannen en de meid met het blonde haar schoppen en slaan op [slachtoffer2] . Ik zag de mannen en de meid meerdere malen met kracht schoppen en slaan op [slachtoffer2] . Ik zag dat de mannen en de meid met hun beide handen en beide benen schopten en sloegen. Ik zag dat [slachtoffer2] bloed op zijn gezicht had. Ik had ook gezien dat hij hard was geschopt op zijn lichaam. Ik zag [slachtoffer1] , een collega van mij, richting [slachtoffer2] lopen om hem te helpen. Ik zag dat de drie mannen zich richtten op [slachtoffer1] . [slachtoffer1] werd door de drie mannen geschopt en geslagen. Ik zag dat het schoppen en slaan met kracht werd gedaan. Ik zag dat de jongens, die [slachtoffer2] en [slachtoffer1] hebben mishandeld, het terrasmeubilair optilden en weggooiden. Ik zag dat zij tafels en stoelen oppakten en deze tegen het raam aan gooiden. Ik zag dat zij verschillende stoelen en tafels met kracht tegen het glas aan gooiden. Ik zag dat zij een grote stalen asbak optilden en het tegen het raam aan gooiden.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 22 december 2014, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
De personen waarover het gaat waren 3 mannen en 2 vrouwen. Ik zag dat de blonde vrouw achter [slachtoffer2] ging staan en hem op zijn hoofd sloeg. Ze sloeg met de knokkels van haar vuisten op het achterhoofd van [slachtoffer2] . Dit deed ze tot tweemaal toe. Ik zag dat de lange kale man [slachtoffer2] bij zijn nek vastpakte. De man had [slachtoffer2] in een soort nekklem en probeerde [slachtoffer2] om te trekken. Toen [slachtoffer2] tegen de muur was aangedrukt door een van de mannen kreeg hij ook klappen. Het waren stompen in zijn maag en ribben. De stompen kreeg [slachtoffer2] van de man die hem ook tegen de muur aandrukte. Hij heeft denk ik wel 4 of 5 klappen gehad. Ik zag dat een de mannen met zijn beide handen [slachtoffer2] bij de nek pakte en tegen de terrasdeur omhoog drukte. Ik zag dat mijn collega [slachtoffer1] probeerde de man van [slachtoffer2] af te krijgen. Toen ging een van de twee andere mannen naar [slachtoffer1] en werd weggedrukt. Toen ze buiten waren gingen de 3 mannen achter [slachtoffer1] aan. [slachtoffer2] lag nog op de grond en de 3 mannen en de blonde vrouw stonden om [slachtoffer2] . Ik zag dat 2 mannen aan het schoppen waren om [slachtoffer2] . Dit waren de grote kale man en de kleine man. Hij is in ieder geval meer dan 4 keer geschopt. Ze waren aan het schoppen zoals je tegen een bal trapt. Ik heb alleen gezien dat [slachtoffer2] in zijn buik werd geschopt. Ik zag dat [slachtoffer1] door de 3 mannen werd belaagd en opeens zag ik dat [slachtoffer1] op de grond werd gegooid. Gelijk hierop kreeg hij meerdere trappen in zijn lichaam. Het waren voorwaartse trappen tegen de buik en zij. Ook zag ik dat [slachtoffer1] op zijn hoofd werd geraakt. Het was meer een stampende beweging op zijn hoofd daar waar zijn slaap zit. Ik zag dat [slachtoffer1] een dikke lip, een scheurtje in zijn linkerwenkbrauw, een bult op zijn hoofd en een voetafdruk op de linkerzijde van zijn hoofd had. Ook was zijn linker oogkas opgezet.
Man 1: dat is de lange kale man. Ik denk dat hij ongeveer 190 centimeter lang was. Hij had een normaal postuur Hij had een kalend hoofd, ook had hij een geschoren gezicht.
Man 2: dat was de kleine dikke man. Lengte ongeveer 180 centimeter lang, hij had een gezet postuur, hij had een stevige buik, donkerblond krullend haar.
Man 3: dat was de kleinste man. Lengte was ongeveer 170 centimeter, slank postuur, hij had donkerbruin haar.
Vrouw 1: dat was de blonde vrouw die [slachtoffer2] als eerste heeft geslagen. Zij was ongeveer 175 centimeter lang, normaal postuur.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 23 december 2014, opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Buiten zag ik drie mannen bovenop [slachtoffer2] onze beveiliger. Ik zag de drie mannen schoppen en stompen op [slachtoffer2] . Ik zag dat het schoppen en stompen met kracht werd gedaan. Ik zag mijn collega [slachtoffer1] op [slachtoffer2] en de drie mannen af lopen. Ik zag dat de drie mannen zich tegelijk richting [slachtoffer1] draaiden. Ik zag dat de drie mannen [slachtoffer1] naar de grond hadden gehaald. Ik zag de drie mannen schoppen, stompen en slaan op [slachtoffer1] . Ik zag dat dit met kracht werd gedaan. Ik zag dat de drie mannen rondom [slachtoffer1] stonden. Ik zag duidelijk dat [slachtoffer1] ook op zijn hoofd werd getrapt. Ik zag dat er tafels en stoelen tegen de ramen werden gegooid. Deze tafels en stoelen werden door de drie jongens gegooid. Ik zag ook dat betonnen asbakken tegen de ramen werden gegooid.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 24 december 2014, opgenomen als bijlage bij voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van S. Stam:
Op 21 december 2014 omstreeks 23:00 uur was ik in de [naam bar] . Ik zag dat er drie mannen en twee vrouwen voor de bar stonden. Ik zag dat [slachtoffer2] bij de groep kwam staan. Ik zag dat de grote kale man, [slachtoffer2] met zijn arm om zijn nek greep en in een
wurggreep vasthield. Ik zag dat de blonde vrouw met haar hand een krachtige slaande beweging maakte in de richting van het hoofd van [slachtoffer2] . Ik zag dat de blonde vrouw [slachtoffer2] boven op zijn hoofd raakte. Op het moment dat de blonde vrouw [slachtoffer2] sloeg werd hij nog vast gehouden door de grote kale man. Vervolgens kwam [slachtoffer1] er ook aan lopen. Ik zag dat de drie mannen, twee vrouwen, [slachtoffer2] en [slachtoffer1] buiten waren. Ik zag dat [slachtoffer2] buiten op de grond lag. Ik zag dat de drie mannen op [slachtoffer2] aan het inschoppen waren. Ik zag dat de kleinere man geen t-shirt meer aan had en achter [slachtoffer1] aanrende. Ik zag dat [slachtoffer1] op de grond viel en door de man zonder T-shirt een aantal keer geschopt is. Ik hoorde dat de mannen met tafels, stoelen en asbakken op de ramen aan het gooien waren.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 december 2014, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik was op 21 december 2014 aan de [straatnaam] te [pleegplaats] , gemeente Coevorden, bij [naam bedrijf] de [naam bedrijf] . Ik was daar met [naam] , [naam] en [naam] .
[naam] is degene die wordt omschreven als de blanke man, kaal, leeftijd schat ik tussen de 28 à 32 jaar oud, gespierd, sportief type. Ik ben degene die wordt omschreven als de blanke man, blond haar, behoorlijk gezet mogelijk rond de 120 kg, leeftijd 25 à 29 jaar. [naam] is degene die wordt omschreven als de blanke man met zwart haar, leeftijd 22 à 25 jaar oud, sportief slank.
[naam] wordt omschreven als de blonde vrouw leeftijd achterin de 20.
Bij de bar kreeg ik een klap. Buiten ging de ruzie verder. Ik zag ze duwen en trekken met de jongens. De man van de security, de man van de bar en wij.
Opmerking verbalisanten: Wij zien dat jouw rechterhand is opgezwollen.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 december 2014, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Op zondagavond 21 december was ik aan de [straatnaam] te [pleegplaats] , gemeente Coevorden, bij [naam bedrijf] de [naam bedrijf] . ik was daar met [naam] , [naam] en [naam] . Ik zal de omschreven blanke man, kaal, leeftijd tussen de 28 à 32 jaar oud, gespierd, sportief type zijn. [naam] was de blanke man, blond haar, behoorlijk gezet mogelijk rond de 120 kg, leeftijd 25 à 29 jaar. [naam] was de blanke man met zwart haar, leeftijd 22 à 25 jaar oud, sportief slank. De blonde vrouw leeftijd achterin de 20 is [naam] . Er stond een man van de beveiliging naast mij. [naam] en [naam] werden kwaad op de beveiliger. Ik legde met mijn rechterarm een klem aan om de nek van de beveiliger en trok hem naar mijn borst toe. Ik heb hem ongeveer 5 seconden vastgehouden in deze nekklem. Hij is met [naam] en [naam] naar buiten gegaan. Ik zag een medewerker naar buiten rennen. Hier ben ik achteraan gegaan. Toen kwam ik buiten en zag dat er een vechtpartij gaande was buiten. Dit waren [naam] , [naam] , de beveiliger en de medewerker van de [naam bedrijf] . Dezen waren aan het rollebollen. Ik heb een armklem om de nek van de medewerker van de [naam bedrijf] gelegd. Deze klem was op dezelfde wijze met mijn rechterarm als eerder bij de beveiliger. Ik heb nog met twee stoelen tegen het raam gegooid. Deze stonden buiten op het terras. De anderen waren ook allemaal buiten. Ik heb denk ik vernielingen gepleegd. Ik denk dat de meubels wel kapot zijn gegaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 december 2014, te [pleegplaats] , gemeente Coevorden, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats en in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten op bungalowpark de [naam bedrijf] gelegen aan de [straatnaam] , openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] , welk geweld bestond uit
- het bij de keel pakken van die [slachtoffer2] en het aanleggen van een nekklem bij die [slachtoffer2] , en
- het meermalen slaan/stompen van die [slachtoffer2] tegen het hoofd, en
- het aanleggen van een nekklem bij die [slachtoffer1] , en
- het terwijl die [slachtoffer2] en [slachtoffer1] op de grond lagen meermalen slaan/stompen en schoppen van die [slachtoffer2] en [slachtoffer1] tegen het hoofd.
2.
hij op 21 december 2014, te [pleegplaats] , gemeente Coevorden, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten op bungalowpark de [naam bedrijf] gelegen aan de [straatnaam] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten de gevel van een gebouw, welk geweld bestond uit het gooien van tafels en stoelen en asbakken tegen ramen van de [naam bar] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
2. openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de ernst en de ouderdom van de feiten, gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit om bij de bepaling van straf rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de berechting heeft plaatsgevonden. Er kan dan worden volstaan met een werkstraf van ten hoogste 150 uren. Indien het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, kan daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur gelijk aan de inverzekeringstelling worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie en reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 21 december 2014 in vereniging met andere personen geweld gepleegd tegen medewerkers en een gevel van (de [naam bar] van) de [naam bedrijf] te [pleegplaats] . Het geweld bestond onder andere uit het (terwijl de slachtoffers op de grond lagen) slaan/stompen en schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] . Verdachte en zijn medeverdachten hebben door hun manier van handelen de lichamelijke integriteit van de slachtoffers in ernstige mate aangetast en aan hen pijn en letsel toegebracht. Daarnaast hebben verdachte en zijn medeverdachten tafels, stoelen en asbakken tegen ramen gegooid. Dergelijk openlijk gewelddadig optreden is in het algemeen en in groepsverband in het bijzonder zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 09 februari 2017, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden -in 2014- eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van openlijke geweldpleging tegen personen. De straf die hem in dat kader is opgelegd, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij de strafoplegging slaat de rechtbank voorts acht op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. De ernst van de feiten rechtvaardigt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal aan de andere kant rekening houden met het relatief lange tijdsverloop tussen het plegen van het feit en de uiteindelijke berechting. Ook betrekt de rechtbank bij de keuze van de strafmodaliteit, dat het letsel van eerdergenoemde slachtoffers relatief beperkt is gebleven en dat er zich nadien geen nieuwe strafbare feiten gepleegd door verdachte bekend zijn geworden. De rechtbank acht het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur zoals door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de genoemde omstandigheden niet aangewezen. De rechtbank is van oordeel dat aan de verdachte een werkstraf vaan aanzienlijke omvang en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, dient te worden opgelegd. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Inbeslaggenomen voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partijen

De benadeelde partijen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] hebben zich -ieder voor zich- voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] hoofdelijk kunnen worden toegewezen, nu deze voldoende zijn onderbouwd en aannemelijk zijn geworden. Zij vordert tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte is ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] van oordeel dat het verlies van de ketting geen rechtstreeks gevolg is van het ten laste gelegde feit. Daarnaast dient volgens de raadsman ook de post reiskosten voor het bezoek aan de huisarts afgewezen te worden, nu de strafverzwarende omstandigheid van het veroorzaken van enig lichamelijk letsel als bedoeld in het tweede lid van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht op vordering van de officier van justitie uit de tenlastelegging is geschrapt. Daarnaast heeft de raadsman matiging van de gevorderde immateriële schade bepleit. De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] opgemerkt dat hetgeen hij hiervoor heeft opgemerkt betreffende de vordering van de benadeelde Partij [slachtoffer1] ook hier geldt met betrekking tot de reiskosten voor medische behandeling. De posten telefoon- en portokosten, lenzen en schoenen zijn niet onderbouwd en komen derhalve niet voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast heeft de raadsman forse matiging van de gevorderde immateriële schade bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij voor een bedrag groot € 812,71, zijnde € 800,00 immateriële schade en de reiskosten, voldoende aannemelijk gemaakt. De vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de overige geleden schade, de verloren ketting, te kunnen beoordelen, te meer nu verdachte deze schadepost betwist. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom deels niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan met betrekking tot de overige geleden schade slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij voor een bedrag groot € 1.358,33 (zijnde de telefoon- en portokosten, medische kosten, de reiskosten en € 800,00 immateriële schade), voldoende aannemelijk gemaakt. De vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de overige geleden schade, de resterende gevorderde immateriële schade, de verloren lens en de beschadigde schoenen, te kunnen beoordelen, te meer nu verdachte deze schadeposten betwist. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom deels niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan met betrekking tot de overige geleden schade slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht daarnaast hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schades.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.

Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 88 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in
beslaggenomen lichtgrijze broek en een paar zwarte schoenen.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer1]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 812,71 (zegge: achthonderd en twaalf euro en eenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2014, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] , te betalen een bedrag van € 812,71 (zegge: achthonderd en twaalf euro en eenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 800,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1358,33 (zegge: duizend driehonderd en achtenvijftig euro en drieëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2014, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2] , te betalen een bedrag van € 1358,33 (zegge: duizend driehonderd en achtenvijftig euro en drieëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 800,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
mr. G. Eelsing en mr. R. Depping, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2017.