2.6.De in het ontnemingsrapport opgenomen berekeningswijze geeft naar oordeel van de rechtbank een inzichtelijke en betrouwbare vaststelling van het geschatte voordeel.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft de rechtbank gelet op de volgende bewijsmiddelen:
De inhoud van voornoemd vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 24 maart 2017, inhoudende een bewezenverklaring en bewijsmotivering onder bovenvermeld parketnummer tegen verdachte gewezen.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 21 april 2015, opgenomen op pagina 98 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015022384 d.d. 17 mei 2015, inhoudende, als relatering van verbalisant [naam] , het aantreffen van de onder 2.5. genoemde goederen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 januari 2015, opgenomen op pagina 249 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, als verklaring van medeverdachte [naam] , dat hij drie jaar geleden is begonnen met hennep knippen voor de verdachte en dat het gaat om 3 à 4 oogsten per jaar.
4. Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, van Politie Noord-Nederland d.d. 13 mei 2015, met rapportnummer: 2015022384, opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [naam] , in welk rapport redengevende wettige bewijsmiddelen zijn vermeld die ten grondslag liggen aan de voordeelsberekening.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank op grond van voormelde bewijsmiddelen tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt:
€ 291.362,40 + (zijnde bruto opbrengst)
€ 441,00 - (zijnde kosten van de stekken)
€ 13.639,50 - (zijnde variabele kosten)
€ 3.250,00 - (zijnde afschrijvingskosten)
€ 6.300,00 - (zijnde kosten voor knippers)
----------------
€ 267.731,90
Het door de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt derhalve geschat op
€ 267.731,90 (zegge: tweehonderdzevenenzestigduizend zevenhonderd eenendertig euro en negentig eurocent).
De verdachte dient dat bedrag aan de staat te betalen, omdat geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die naar het oordeel van de rechtbank zouden moeten leiden tot een ander bedrag.