ECLI:NL:RBNNE:2017:1068

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2017
Publicatiedatum
24 maart 2017
Zaaknummer
18/920018-15 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepoogsten

Op 24 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die betrokken was bij hennepteelt. De officier van justitie had op 9 februari 2017 een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten ter hoogte van € 267.731,90, gebaseerd op een rapport van de Politie Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij op 22 januari 2015 hennepplanten had bewerkt en verwerkt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de staat. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de ontnemingsvordering, onder andere door de inrichting van de hennepkwekerij en verklaringen van medeverdachten. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als inzichtelijk en betrouwbaar beoordeeld, en heeft de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling van het bedrag aan de staat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920018-15
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 24 maart 2017 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] ,
hierna: verdachte.

1.Procesverloop

1.1.
De officier van justitie heeft op 9 februari 2017 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 267.731,00 ter ontneming van het uit de zaak met parketnummer 18/920018-15 voortvloeiende wederrechtelijk verkregen voordeel.
1.2.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 10 maart 2017. Verdachte, diens raadsman mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen en de officier van justitie mr. R. Wildeman zijn op de vordering gehoord.
1.3.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken met betrekking tot de ontnemingsvordering, waaronder een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van de Politie Noord-Nederland, rapportnummer: 2015022384.

2.Overwegingen

2.1.
De verdachte is bij vonnis van heden, 24 maart 2017, door deze rechtbank veroordeeld ter zake van -onder meer- het ‘medeplegen van in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ en het ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod’. Er is bewezen verklaard dat de verdachte op 22 januari 2015 tezamen en in vereniging met een ander, in de uitoefening van een bedrijf, opzettelijk hennep heeft bewerkt en verwerkt. Daarnaast is bewezen verklaard dat de verdachte op 22 januari 2015 in de uitoefening van een bedrijf een groot aantal hennepplanten en ongeveer 12.650 gram henneptoppen en hennepgruis aanwezig heeft gehad.
2.2.
Op grond van voormelde veroordeling kan aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dat de verdachte door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde feiten en andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de verdachte zijn begaan, heeft genoten.
2.3.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevraagd de vordering toe te wijzen. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit het bewezenverklaarde strafbare feit en andere strafbare feiten tot een bedrag van € 267.731,90. De officier van justitie heeft dat bedrag gebaseerd op de inhoud van voornoemd rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij wordt uitgegaan van negen oogsten van 250 planten en tien oogsten van 90 planten.
Daarnaast heeft de officier van justitie ter terechtzitting aangevoerd dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in het procesdossier juist is. De berekening is in het voordeel van de verdachte opgesteld. De periode van tweeënhalf jaar waar de berekening van uitgaat, is aannemelijk, gelet op onder meer de verklaring van medeverdachte [naam] en de inrichting van de hennepkwekerij. Indien de rechtbank die periode van tweeënhalf jaar niet aannemelijk acht, dient te worden uitgegaan van een periode van drie maanden, gebaseerd op de eigen verklaring van de verdachte.
2.4.
De verdachte en zijn raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gehanteerde ontnemingsperiode te ruim is. Daarnaast is het niet voldoende aannemelijk dat cliënt wederrechtelijk voordeel heeft genoten, nu bij cliënt geen vermogensbestanddelen worden aangetroffen. De raadsman van de verdachte heeft gepleit tot een matiging van de ontnemingsvordering tot een bedrag van € 4.000,-.
2.5.
De rechtbank kan zich niet in voormelde zienswijze van de raadsman vinden en is van oordeel – mede op basis van het ontnemingsrapport en het onderliggende strafdossier – dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit een ander strafbaar feit, namelijk uit hennepoogsten.
De rechtbank komt tot dit oordeel gelet op de inrichting van de hennepkwekerij, de aldaar aanwezige grote hoeveelheid (gebruikte) goederen bestemd voor hennepteelt en de verklaringen van de medeverdachte [naam] . De als hennepkwekerij ingerichte schuur bestond uit meerdere kweekruimtes. In de verschillende ruimtes in die schuur zijn onder meer 90 hennepplanten, 250 hennepstekken, assimilatielampen, koolstoffilters, slakkenhuizen, transformatoren, irrigatiesystemen, kweekbakken en ventilatoren aangetroffen. Bovendien werd er afval van (ongeveer) 138 oude hennepplanten, 263 lege gebruikte potten en een schaar met hennepresten aangetroffen. Medeverdachte [naam] heeft verklaard dat hij gedurende drie jaar hennep heeft geknipt voor de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn voor negen oogsten van 250 planten en tien oogsten van 90 planten. De rechtbank zal bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel hier vanuit gaan.
2.6.
De in het ontnemingsrapport opgenomen berekeningswijze geeft naar oordeel van de rechtbank een inzichtelijke en betrouwbare vaststelling van het geschatte voordeel.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft de rechtbank gelet op de volgende bewijsmiddelen:
De inhoud van voornoemd vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 24 maart 2017, inhoudende een bewezenverklaring en bewijsmotivering onder bovenvermeld parketnummer tegen verdachte gewezen.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 21 april 2015, opgenomen op pagina 98 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015022384 d.d. 17 mei 2015, inhoudende, als relatering van verbalisant [naam] , het aantreffen van de onder 2.5. genoemde goederen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 januari 2015, opgenomen op pagina 249 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, als verklaring van medeverdachte [naam] , dat hij drie jaar geleden is begonnen met hennep knippen voor de verdachte en dat het gaat om 3 à 4 oogsten per jaar.
4. Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, van Politie Noord-Nederland d.d. 13 mei 2015, met rapportnummer: 2015022384, opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [naam] , in welk rapport redengevende wettige bewijsmiddelen zijn vermeld die ten grondslag liggen aan de voordeelsberekening.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank op grond van voormelde bewijsmiddelen tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt:
€ 291.362,40 + (zijnde bruto opbrengst)
€ 441,00 - (zijnde kosten van de stekken)
€ 13.639,50 - (zijnde variabele kosten)
€ 3.250,00 - (zijnde afschrijvingskosten)
€ 6.300,00 - (zijnde kosten voor knippers)
----------------
€ 267.731,90
Het door de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt derhalve geschat op
€ 267.731,90 (zegge: tweehonderdzevenenzestigduizend zevenhonderd eenendertig euro en negentig eurocent).
De verdachte dient dat bedrag aan de staat te betalen, omdat geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die naar het oordeel van de rechtbank zouden moeten leiden tot een ander bedrag.
2.7.
De op te leggen maatregel berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

3.Beslissing

De rechtbank
 stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 267.731,90;
 legt aan [verdachte] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 267.731,90 (zegge: tweehonderdzevenenzestigduizend zevenhonderd eenendertig euro en negentig eurocent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
mr. G. Eelsing en mr. R. Depping, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.T. Bos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 maart 2017.