Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. De raadsman heeft met betrekking tot het onder feit 1 ten laste gelegde betoogd dat het opzet op de tenlastegelegde diefstal in vereniging niet kan worden bewezen, nu verdachte heeft ontkend te hebben gestolen en op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden uitgesloten dat de medeverdachte zonder (voorafgaand) overleg met verdachte de diefstal heeft gepleegd. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat er voor het onder 2 ten laste gelegde onvoldoende bewijs voorhanden is, omdat verdachte heeft ontkend aangeefster een (tong)zoen te hebben gegeven en op de bij het dossier behorende camerabeelden niet te zien is dat verdachte aangeefster een (tong)zoen geeft. De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde aangevoerd dat er onvoldoende bewijs in het dossier zit om tot een bewezenverklaring te komen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is – ook in onderdelen – slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 21 oktober 2016 opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier met nummer 2016300828 d.d. 28 november 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer1] :
Op 21 oktober 2016 kwam er in de Poelestraat te Groningen een man op mij aflopen, die mij aansprak. Vervolgens pakte hij me vast en wilde hij me zoenen. Ik zag dat hij zijn mond richting mijn mond bewoog en zijn lippen op mijn lippen drukte. Vervolgens voelde ik dat zijn tong contact maakte met mijn mond en tong. Ik voelde dat hij mij een tongzoen gaf. Ik gaf direct aan dat ik dit niet wilde en probeerde de man weg te drukken. Terwijl de man dit deed voelde ik dat iemand aan mijn tas trok. In mijn tas had ik mijn telefoon en wat pasjes. Ik voelde dat mijn telefoon uit mijn tas werd gehaald. Ik kon er niets tegen doen omdat de man me met kracht vasthield. De man bleef doorgaan met zoenen.
De telefoon die gestolen is betreft een Apple Iphone 5S. De bankpas die gestolen is betreft een pas van de ABN-AMRO.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen inzake camerabeelden van de gemeente van Politie Noord-Nederland d.d. 24 oktober 2016, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik, verbalisant, heb camerabeelden bekeken van de gemeente Groningen van 21 oktober 2016. Dit betreffen de camera’s RDM11-Poelestraat 28 en RDM10-Poelestraat 38A. Ik zie op camera RDM11-Poelestraat 28 dat er een vrouw door de Poelestraat loopt die voldoet aan het signalement van aangeefster, namelijk een blanke vrouw, blond haar, grijze capuchontrui, een zwarte broek en zwarte schoenen. De vrouw loopt om 06:30:05 voor de bar Players langs. Op camera RDM10-Poelestraat 38A zie ik dat er rechts boven in beeld drie personen staan. Ik zie dat één van de mannen, NN01, richting aangeefster loopt met zijn armen gespreid alsof hij haar wil omhelzen. Ik zie dat de man de aangeefster vastpakt en richting een winkelpui duwt. Ik zie dat aangeefster en NN01 richting de Schoolstraat lopen.
3. Een beschrijving van de ter terechtzitting d.d. 10 maart 2017 getoonde camerabeelden met opschrift ‘Dryade’, inhoudende als eigen waarneming van de rechtbank:
Op camera RDM10-Poelestraat 38A d.d. 21 oktober 2016 is te zien dat er om 06:30:10 in de Poelestraat een groepje van drie personen staat. Er is sprake van contact over en weer tussen de drie personen. Rond 06:30:20 is te zien dat één van deze personen, persoon 1, met gespreide armen naar een andere persoon, persoon 2, boven in beeld loopt. Persoon 1 duwt persoon 2 richting een winkelpui. Om 06:30:31 loopt er uit het zojuist genoemde groepje een persoon, persoon 3, richting de personen 1 en 2. De laatst overgebleven persoon van het groepje, persoon 4, blijft staan. Er wordt vervolgens door de personen 1, 2 en 3 over en weer geduwd en getrokken. Om 06:31:33 loopt persoon 3 weg bij de personen 1 en 2. Persoon 3 loopt richting persoon 4 en passeert deze. Persoon 4, die een tasje draagt, volgt persoon 3. Om 06:32:27 is te zien dat persoon 1 aan persoon 2 zit en persoon 2 een wegdraaiende beweging maakt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van Politie Noord-Nederland d.d. 9 november 2016, opgenomen op pagina 29 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik verbalisant zie dat om 06.32.25 uur verdachte [naam] samen met aangeefster door de Poelestraat loopt. Verdachte [naam] heeft op de beelden een lichtblauwe spijkerbroek aan en draagt een donkerblauwe jas. Verdachte [naam] slaat een arm om de aangeefster heen. Aangeefster lijkt dit niet te willen en trekt zich los. Vervolgens lopen zij om 06.32.25 uur het beeld uit richting de Schoolstraat.
Op de camerabeelden van het Ommelanderhuis in de Schoolstraat loopt op 11 minuten en 30 seconden, wat 06.31.30 uur inhoudt, verdachte [naam] samen met de aangeefster door de Schoolstraat. Verdachte [naam] heeft op de beelden een lichtblauwe spijkerbroek aan en draagt een donkerblauwe jas. De tijden van de camerabeelden kunnen verschillen omdat het verschillende beveiligingscamera systemen betreft en niet elk systeem op een tijdserver is aangesloten.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
U toont mij een foto waarop aangeefster en een man in de Schoolstraat lopen. Dat ben ik. Het meisje loopt erachter.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 oktober 2016, opgenomen op pagina 5 van het dossier met nummer PL0100-2016306110 d.d. 24 november 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer3] :
Op 27 oktober 2016 was ik aan het werk in de [naam winkel] in de Poelestraat te Groningen. Op een gegeven moment kwamen er drie mannen de winkel binnen. De mannen pakten zes blikjes Poliakov wodka, waarvan er drie werden afgerekend. Zelf heb ik twee blikjes afgepakt die ze in hun jas hadden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 28 oktober 2016, opgenomen op pagina 3 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Wij, verbalisanten, bekeken op 28 oktober 2016 de camerabeelden van de nachtwinkel. Ik, verbalisant 1, zag dat er een man binnenkwam. Ik, verbalisant 2, herken hem als verdachte [naam] . Ik, verbalisant 1, zag dat [naam] een drietal blikjes uit de koelkast pakt en daarvan twee in zijn jaszakken stopt. Eén blikje biedt [naam] ter betaling aan, de andere twee laat hij in zijn zakken zitten. Ik zag dat de medewerker van de nachtwinkel de twee blikjes uit de jaszak van verdachte [naam] haalt.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Identiteit van aangeefster en verdachte
De rechtbank overweegt ten aanzien van de personen die worden aangeduid als ‘persoon 1 en persoon 2’ het volgende. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 19 e.v. van het dossier met nummer 2016300828, blijkt dat er op camera RDM11-Poelestraat 28 te zien is dat er een vrouw, later aangeduid als persoon 2, rond 06:30:05 door de Poelestraat loopt die voldoet aan het signalement van aangeefster. Gelet op de aangifte van aangeefster stelt de rechtbank vast dat dit aangeefster is. Vervolgens wordt in ditzelfde proces-verbaal gerelateerd hoe persoon 2, dus aangeefster, door persoon 1 met gespreide armen wordt tegemoet getreden en vastgepakt. Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat deze man haar vervolgens onder meer tongzoende en dat zij hem, toen hij daarmee stopte, is gevolgd, de Schoolstraat in. In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier heeft de verbalisant opgemerkt dat persoon 1 en aangeefster samen richting de Schoolstraat liepen. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 29 leidt de rechtbank verder af dat de camerabeelden van de Poelestraat en de Schoolstraat op elkaar aansluiten in die zin dat persoon 1, die met aangeefster de Poelstraat uit loopt, met haar in beeld komt in de Schoolstraat. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij degene is die met aangeefster door de Schoolstraat liep, waarbij hij zichzelf heeft herkend op een fragment van de camerabeelden van het Ommelanderhuis. Op basis van de aangifte, de omschreven camerabeelden, de genoemde processen-verbaal en de verklaring van verdachte dat hij met aangeefster door de Schoolstraat liep, stelt de rechtbank vast dat persoon 1 verdachte [naam] is.
Diefstal met geweld, in vereniging gepleegd
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er sprake is geweest van ‘medeplegen’. De rechtbank overweegt hierbij als volgt. Ter terechtzitting zijn er ten overstaan van de rechtbank, de officier van justitie, verdachte en zijn raadsman camerabeelden getoond van het gebeuren in de Poelestraat te Groningen. De rechtbank stelt op basis van deze beelden vast dat de drie mannen die bij elkaar stonden bij elkaar hoorden, omdat zij over en weer contact met elkaar hadden. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat er slechts een kort tijdsverloop zit tussen het moment dat verdachte naar aangeefster is gelopen, de medeverdachte daarbij is komen staan en dat er over en weer werd geduwd en getrokken. Er zit eveneens slechts een tiental seconden tussen het moment dat de medeverdachte zich van verdachte en aangeefster distantieert en het moment dat verdachte aangeefster loslaat. De rechtbank gaat er op grond van deze vaststelling, de overige bewijsmiddelen en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld, van uit dat het op deze wijze benaderen van aangeefster, door verdachte, gericht was op het voorbereiden en gemakkelijk maken van de diefstal. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders dan dat verdachte en de medeverdachte dit van te voren zo hebben afgesproken. Er is sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking, waarbij zowel verdachte als de medeverdachte een bijdrage aan het delict heeft geleverd die van voldoende gewicht is om van medeplegen te spreken. De rechtbank is, met de officier van justitie, dan ook van oordeel dat het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’ wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid (tongzoen)
De rechtbank heeft geconstateerd dat op de camerabeelden niet te zien is of tijdens het vastpakken van en het duwen en trekken van/aan aangeefster, verdachte haar een tongzoen heeft gegeven. De beelden sluiten echter ook niet uit dat dit wel is gebeurd. Nu de verklaring van aangeefster op alle andere onderdelen wat betreft de diefstal met geweld, waarvan ook het tongzoenen deel uitmaakt, volledig wordt ondersteund door de camerabeelden, ondersteunen de camerabeelden naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende de aangifte waar het gaat om het tongzoenen. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding te twijfelen aan de verklaring van aangeefster op dit punt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hetgeen onder 2 is ten laste gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de verklaring van aangever [slachtoffer3] en de camerabeelden van de [naam winkel] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee blikjes Poliakov Wodka heeft gestolen in de [naam winkel] .