In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure die volgde op een deelgeschil. In het deelgeschil was een smartengeldvergoeding van € 125.000,00 vastgesteld voor de gedaagde, die de weduwe was van een man die op 24 november 2011 als voetganger op een zebrapad was aangereden door een auto, bestuurd door een verzekerde van de eiseres, N.V. Univé Schade. De man had ernstige verwondingen opgelopen, waaronder een traumatische hoge dwarslaesie, en overleed drie maanden na het ongeval. Univé had volledige aansprakelijkheid erkend, maar in de bodemprocedure vorderde zij dat de rechtbank de smartengeldvergoeding zou verlagen naar € 25.000,00, stellende dat de korte duur van het lijden van de man een drukkend effect zou moeten hebben op de hoogte van de vergoeding. De rechtbank oordeelde echter dat zij gebonden was aan de eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel, die de hoogte van de smartengeldvergoeding had vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat Univé niet voldoende had aangetoond dat de eerdere beslissing op onjuiste gronden berustte. De vorderingen van Univé werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.