ECLI:NL:RBNNE:2017:1009

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
18/930310-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging met een mes en ijzeren staaf in Assen

Op 21 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 21 november 2016 in Assen met een ijzeren staaf twee slachtoffers heeft mishandeld en hen met een mes heeft bedreigd. De verdachte werd bijgestaan door mr. J.W. Brouwer, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg. Tijdens de zitting op 7 maart 2017 werd het bewijs besproken, waaronder aangiften van de slachtoffers en verklaringen van getuigen. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte zelf de agressor was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank overwoog dat de feiten ernstige gevolgen hadden voor de slachtoffers en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, gezien de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930310-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 maart 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] (Irak),
thans verblijvende te PI Leeuwarden,
adres: [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
A.
hij op of omstreeks 21 november 2016 te Assen op de openbare weg(en) de [straatnaam] en/of de [straatnaam] , althans op een of meer openbare wegen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1] , [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heter daad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer2] bij diens kleding heeft vastgepakt en/of hem heeft weggeduwd en/of
- dreigend met een metalen staaf, althans een (dergelijk) zwaar en/of hard (slag)voorwerp, naar die [slachtoffer1] , die [slachtoffer2] en/of die [slachtoffer3] heeft gezwaaid en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer1] met die staaf/dat voorwerp heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer2] met die staaf/dat voorwerp heeft geslagen en/of
- ( later) dreigend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer zwaaiende en/of stekende en/of slaande bewegingen naar die [slachtoffer1] , die [slachtoffer2] en/of die [slachtoffer3] heeft gemaakt en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer2] heeft gezegd: "Ik maak je dood" en/of "Als je niet weggaat dan steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] in gevecht/worsteling is gegaan /geraakt.
en/of
B.
hij op of omstreeks 21 november 2016 te Assen [slachtoffer1] , [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte
- dreigend met een metalen staaf, althans een (dergelijk) zwaar en/of hard (slag)voorwerp, naar die [slachtoffer1] en die [slachtoffer2] en/of die [slachtoffer3] heeft gezwaaid en/of geslagen en/of
- ( later) dreigend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer zwaaiende en/of stekende en/of slaande bewegingen naar die [slachtoffer1] , die [slachtoffer2] en/of die [slachtoffer3] heeft gemaakt en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer2] heeft gezegd: "Ik maak je dood" en/of "Als je niet weggaat dan steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
en/of
C.
hij op of omstreeks 21 november 2016 te Assen [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft mishandeld door hen/hem met een metalen staaf, althans een (dergelijk) zwaar en/of hard (slag)voorwerp, te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte van het onder A ten laste gelegde vrijgesproken moet worden, omdat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat het verdachte was die de fiets heeft gestolen. Ten aanzien van het onder B en C ten laste gelegde heeft de officier van justitie gerekwireerd dat dit op grond van de stukken in het dossier kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van bedreiging van [slachtoffer3] , zoals vermeld onder B, het eerste gedachtestreepje.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder A en B ten laste gelegde, nu de verdachte deze feiten heeft ontkend. De raadsman heeft aangegeven dat de onder C ten laste gelegde mishandeling wel kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder A ten laste gelegde, omdat de aangifte onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 21 november 2016, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2017008954 d.d. 12 januari 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer1] :
Op maandag 21 november 2016 te Assen kreeg ik ruzie met [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] weg liep en dat hij aan de achterkant van restaurant [bedrijfsnaam] een grote ijzeren staaf weg pakte. Met deze staaf begon hij in de richting van mij en mijn broer te dreigen en te zwaaien. Ik zag dat [verdachte] op mij af liep en mij sloeg met deze ijzeren staaf. Ik zag dat [verdachte] mijn broer [slachtoffer2] sloeg met de ijzeren staaf. Ik zag dat [verdachte] het restaurant [bedrijfsnaam] inliep. Kort hierna liep hij het restaurant weer uit en had hij een groot mes vast. Ik zag dat [verdachte] op ons af kwam en meerdere zwaaiende en stekende bewegingen met het mes naar mij, mijn broer en mijn vader maakte. Ik hoorde [verdachte] tegen mijn broer zeggen: ‘Als je niet weg gaat dan steek ik je neer’.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 21 november 2016, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Op maandag 21 november 2016 zag ik mijn broer [slachtoffer1] bij [verdachte] op de [straatnaam] te Assen. Mijn broer had ruzie met [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] weg ging. Hij verdween achter een woning. Al snel kwam hij weer tevoorschijn met een grote ijzeren staaf. [verdachte] begon met deze ijzeren staaf om zich heen te slaan en gericht op ons. Hij heeft mij meerdere malen proberen te slaan met deze ijzeren staaf, ik schat tussen de 10 à 20 keer. [verdachte] sloeg gericht op mijn hoofd. Ik heb mij afgeweerd met mijn hand. [1] [verdachte] kwam vervolgens terug met een heel groot mes. Hij stond met dit mes voor ons te zwaaien. [verdachte] stond voor mij en zwaaide steeds het mes dicht bij mijn gezicht langs. Hij wilde mij bang maken en hij riep ook dingen als: ‘Ik maak je dood’.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 8 december 2016, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Op 21 november 2016 te Assen zag ik dat een oudere man van ongeveer 50 jaar een stok pakte en begon in te slaan op de groep mensen. De stok haalde hij achter een schuurtje vandaan aan de [straatnaam] . Op een gegeven moment werd er iemand heel hard geslagen. Het betrof een klein iemand.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 21 november 2016, opgenomen op pagina 6 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 21 november 2016 ben ik naar restaurant [bedrijfsnaam] aan de [straatnaam] te Assen gegaan. In de [bedrijfsnaam] sprak ik met een medewerker. Ik hoorde hem het volgende zeggen: ‘Ik zag vanuit het restaurant dat [verdachte] een mes van ongeveer 20 tot 30 centimeter in zijn hand had’.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van deze bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende gang van zaken:
Op 21 november 2016 is er een ruzie ontstaan tussen aangever [slachtoffer1] en verdachte. Verdachte liep op een gegeven moment weg. Achter restaurant [bedrijfsnaam] pakte verdachte een ijzeren staaf, waarmee hij beide aangevers heeft bedreigd door ermee te zwaaien. Voorts heeft hij aangevers mishandeld door met de ijzeren staaf te slaan. Vervolgens pakte verdachte een mes, waarmee hij aangevers en [slachtoffer3] heeft bedreigd.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen niet bewezen dat verdachte [slachtoffer3] op enigerlei wijze heeft bedreigd met de ijzeren staaf. Verdachte zal van dit deel van het onder B ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder B en C ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
B
hij op 21 november 2016 te Assen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte
- dreigend met een mes zwaaiende en stekende bewegingen naar die [slachtoffer1] en die [slachtoffer2] en die [slachtoffer3] heeft gemaakt en
- dreigend tegen die [slachtoffer2] heeft gezegd: "Ik maak je dood" en "Als je niet weggaat dan steek ik je neer".
en
hij op 21 november 2016 te Assen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] heeft bedreigd met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte
- dreigend met een metalen staaf, naar die [slachtoffer1] en die [slachtoffer2] heeft gezwaaid.
en
C.
hij op 21 november 2016 te Assen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] heeft mishandeld door hen met een metalen staaf te slaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
De voortgezette handeling van:
B Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met zware mishandeling
C. Mishandeling
Deze feiten is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Het standpunt van de verdediging ten aanzien van het ten laste gelegde onder C
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer en de rechtbank verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte met een ijzeren staaf heeft geslagen, ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van het ten laste gelegde onder C
De officier van justitie heeft betoogd dat geen sprake was van noodweer. Uit de verklaring van de onafhankelijke getuige Nomden blijkt dat verdachte het initiatief heeft genomen tot de mishandeling. Tevens is niet voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, omdat verdachte de kans had weg te lopen en daarmee ook weg te blijven. Verdachte koos er echter voor om terug te gaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot het gevoerde noodweerverweer het volgende. Een beroep op noodweer kan slechts slagen indien het begane feit geboden is door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Uit de beide aangiften, welke verklaringen steun vinden in de verklaring van getuige Nomden, leidt de rechtbank af dat verdachte zelf de agressor is geweest, zodat hem geen beroep op noodweer toekomt.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder B en C wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op de openbare weg schuldig gemaakt aan mishandeling van beide aangevers door gebruik te maken van een ijzeren staaf als slagwapen. Door zijn handelen heeft verdachte pijn en letsel bij de aangevers veroorzaakt. Daarnaast heeft de verdachte beide aangevers en hun vader bedreigd met een groot mes en heeft hij daarbij dreigend naar [slachtoffer2] geschreeuwd. Dit is een ernstig strafbaar feitencomplex. Het is invoelbaar dat de bedreiging/het slaan met een ijzeren staaf en de bedreiging met een mes -een potentieel dodelijk steekwapen- grote indruk op de aangevers en hun vader heeft gemaakt. Feiten als deze brengen bovendien gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving, temeer nu de onderhavige feiten zich in het openbaar hebben afgespeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van de feiten dan ook niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij speelt ook een rol dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 februari 2017 meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 56, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder A is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder B en C ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van
vier maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. R. Depping en
mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2017.
Mr. C. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie foto’s van het letsel van [slachtoffer2] , opgenomen op pagina’s 43 en 44 van voornoemd dossier.