ECLI:NL:RBNNE:2016:933

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
18.730381-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een moeder voor het medeplegen van het onttrekken van haar minderjarige zoon aan het wettig gezag

Op 10 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een vrouw veroordeeld voor het medeplegen van het onttrekken van haar minderjarige zoon aan het opzicht van Jeugdhulp Friesland en de gezinsvoogd. De rechtbank oordeelde dat de vrouw samen met anderen haar zoon had verborgen en onttrokken aan de nasporing van justitie en politie. Het beroep op overmacht werd verworpen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 80 dagen met een proeftijd van twee jaren. De zaak kwam aan het licht na een melding van de gezinsvoogd dat de minderjarige was weggelopen uit de instelling waar hij verbleef. De verdachte had contact onderhouden met haar zoon en mededaders, en had actief bijgedragen aan het verbergen van de minderjarige. De rechtbank achtte de verdachte mede verantwoordelijk voor het verbergen van haar zoon en het frustreren van de rechterlijke machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank weegt in haar oordeel mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat er een reëel recidiverisico bestaat. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730381-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 maart 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2016.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. L. Nix, advocaat te Amsterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.T.D. Stoffels.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 16 september 2014 tot en met 12 oktober 2014, in elk geval in of omstreeks de maand(en) september 2014 en/of oktober 2014 (tot en met 12 oktober 2014), in het Arrondissement Noord-Nederland, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , welke minderjarige beneden de leeftijd van twaalf jaren oud was, heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige(n) gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige(n) uitoefende, (te weten Jeugdhulp Friesland en/of [persoon 1] ), immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in vereniging haar mededader(s) (telkens) in voornoemde periode (in strijd met de Rechterlijke beschikking/machtiging en/of de afspraken en/of zonder medeweten en/of toestemming van Jeugdhulp Friesland en/of de gezinsvoogd [persoon 1] ) meermalen, althans eenmaal,
- telefonisch contact met die [slachtoffer] opgenomen en/of onderhouden met betrekking tot het onttrekken aan het wettig gezag en daarover met die [slachtoffer] afspraken gemaakt en/of
- telefonisch contact met een of meerdere van haar mededader(s) en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) opgenomen en/of onderhouden over de plaats waar die [slachtoffer] zou moeten worden opgehaald en/of
- die [slachtoffer] in een motorvoertuig (auto) doen of laten plaatsnemen en die
[slachtoffer] in dat motorvoertuig naar het (trein)station in [plaats 1] vervoerd en/of doen of laten vervoeren en/of
- die [slachtoffer] vervoerd of doen of laten vervoeren naar een woning, althans een (onbekend gebleven) verblijfplaats, en/of
- die [slachtoffer] ondergebracht of doen of laten onderbrengen in een/die woning, althans (onbekend gebleven) verblijfplaats, en/of
- die [slachtoffer] in een/die woning, althans op die verblijfplaats, doen of laten verblijven en/of
- door middel van het doen of laten toezenden van schriftelijk informatie en filmbestanden op een SD-kaart via de [bedrijfsnaam 1] of anderszins contact opgenomen en/of onderhouden en/of afspraken gemaakt en/of zaken afgestemd met een of meerdere van haar mededader(s) en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) met betrekking tot het onttrekken aan het wettig gezag van die [slachtoffer] en/of zich zodoende daarover doen of laten informeren en/of
- telefonisch en/of via SMS-berichten en/of anderszins contact opgenomen en/of onderhouden en/of afspraken gemaakt en/of zaken afgestemd met een of meerdere van haar mededader(s) en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) met betrekking tot het onttrekken aan het wettig gezag van die [slachtoffer] en/of
- via een facebookpagina en/of YouTube op het internet middels (gecodeerde en/of verborgen) berichten en/of anderszins via internet contact opgenomen en/of onderhouden en/of afspraken gemaakt en/of zaken afgestemd met een of meerdere van haar mededader(s) en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) met betrekking tot het onttrekken aan het wettig gezag van die [slachtoffer] en/of
- afgesproken met een of meerdere van haar mededader(s) en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) op een locatie/plaats in Nederland en aldaar afspraken gemaakt en/of zaken afgestemd met betrekking tot het onttrekken aan het wettig gezag van die [slachtoffer] en
aldus voornoemde minderjarige(n) (telkens) buiten het bereik en/of de invloedssfeer van het wettig over voornoemde minderjarige(n) gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag des bevoegd over voornoemde minderjarige(n) uitoefende, te weten Jeugdhulp Friesland en/of [persoon 1] , heeft gebracht en/of gehouden;
2.
zij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 16 september 2014 tot en met 12 oktober 2014, in elk geval in of omstreeks de maand(en) september 2014 en/of oktober 2014 (tot en met 12 oktober 2014), in het Arrondissement Noord-Nederland, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, een minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , welke minderjarige beneden de leeftijd van twaalf jaren oud was, die onttrokken was of zich onttrokken had aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, heeft verborgen en/of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken, immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in
vereniging haar mededader(s), althans alleen, (telkens) in voornoemde periode (telkens)
(nadat die [slachtoffer] was weggelopen uit de instelling waar hij verbleef en/of onttrokken was of zich onttrokken had aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende)
- telefonisch contact met die [slachtoffer] opgenomen en/of onderhouden met betrekking tot het (voortduren van het) onttrekken aan het wettig gezag en daarover met die
[slachtoffer] afspraken gemaakt en/of
- telefonisch contact met een of meerdere van haar mededader(s) en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) opgenomen en/of onderhouden over de plaats waar die [slachtoffer] zou moeten worden opgehaald en/of
- die [slachtoffer] in een motorvoertuig (auto) doen of laten plaatsnemen en die
[slachtoffer] in dat motorvoertuig naar het (trein)station in [plaats 1] vervoerd en/of doen of laten vervoeren en/of
- die [slachtoffer] vervoerd of doen of laten vervoeren naar een woning, althans een (onbekend gebleven) verblijfplaats, en/of
- die [slachtoffer] ondergebracht of doen of laten onderbrengen in een/die woning, althans (onbekend gebleven) verblijfplaats, en/of
- die [slachtoffer] in een/die woning, althans op die verblijfplaats, doen of laten verblijven en/of
- door middel van het doen of laten toezenden van schriftelijk informatie en filmbestanden op een SD-kaart via de [bedrijfsnaam 1] of anderszins contact opgenomen en/of onderhouden en/of afspraken gemaakt en/of zaken afgestemd met een of meerdere van haar mededader(s) en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) met betrekking tot het (voortduren van het) onttrekken aan het wettig gezag van die [slachtoffer] en/of zich zodoende daarover doen of laten informeren en/of
- telefonisch en/of via SMS-berichten en/of anderszins contact opgenomen en/of onderhouden en/of afspraken gemaakt en/of zaken afgestemd met een of meerdere van haar mededader(s) en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) met betrekking tot het (voortduren van het) onttrekken aan het wettig gezag van die [slachtoffer] en/of
- via een facebookpagina en/of YouTube op het internet middels (gecodeerde en/of verborgen) berichten en/of anderszins via internet contact opgenomen en/of onderhouden en/of afspraken gemaakt en/of zaken afgestemd met een of meerdere van haar mededader(s) en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) met betrekking tot het (voortduren van het) onttrekken aan het wettig gezag van die [slachtoffer] en/of
- afgesproken met een of meerdere van haar mededader(s) en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) op een locatie/plaats in Nederland en aldaar afspraken gemaakt en/of zaken afgestemd met betrekking tot het (voortduren van het) onttrekken aan het wettig gezag van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1. en 2. ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat met name uit de verklaring van de [getuige 1] blijkt dat verdachte op 16 september 2014 actief op zoek was naar iemand die [slachtoffer] kon ophalen en naar een verblijfplaats voor [slachtoffer] en dat zij dit uiteindelijk heeft geregeld. Voorts blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1] dat zij instructies heeft gegeven omtrent het ophalen van [slachtoffer] uit [pleegplaats] en tijdens de rit naar [plaats 1] heeft zij telefonisch contact onderhouden met [medeverdachte 1] en [slachtoffer] . Uit de verklaring van verdachte zelf en uit de uitwerking van een telefoongesprek dat verdachte met een onbekend gebleven vrouw uit [plaats 2] heeft gevoerd blijkt dat zij wist waar [slachtoffer] zich tijdens zijn vermissing bevond. Verdachte was niet alleen actief betrokken bij de onttrekking aan het gezag op 16 september 2014 maar ook bij het onttrokken houden in de daaropvolgende periode.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. en 2. ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de enkele handelingen van het telefoneren met [slachtoffer] en [medeverdachte 1] onvoldoende is voor een bewezenverklaring van het medeplegen van het onttrekken aan het opzicht. De raadsman doet geen betekenis toekomen aan de verklaring van de [getuige 1] , omdat uit de telefoongegevens niet blijkt dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. Voorts is verdachte tijdens de onttrekking aan het opzicht passief geweest en kan derhalve niet worden bewezen dat zij [slachtoffer] heeft verborgen of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de stukken blijkt dat de politie onderzoek heeft gedaan naar de historische telefoongegevens van [verdachte] . Het onderzoek heeft zich met name gericht op haar contacten met [medeverdachte 2] , Stichting Jeugdhulp Friesland, [medeverdachte 1] , [bedrijfsnaam 2] , [persoon 2] , [persoon 3] en [medeverdachte 3] . Als bijlage bij het proces-verbaal is een overzicht van de contacten in de periode van 15 september 2014 tot en met 17 september 2014 gevoegd. De politie heeft in het proces-verbaal opgenomen dat in het overzicht alleen de relevante gegevens worden getoond, omdat een complete uitdraai van dit bestand een bijlage met vele pagina's zou beslaan. De overige niet getoonde kolommen en/of rijen zijn wel aanwezig in het bestand maar verborgen met de bedoeling om het overzicht leesbaarder te maken.
De rechtbank stelt vast dat uit het overzicht niet blijkt dat [verdachte] op 16 september 2014 telefonisch contact met [getuige 1] heeft gehad. De rechtbank overweegt echter dat het onderzoek van de politie ook niet was gericht op dit contact en het is mogelijk dat deze contacten niet zijn getoond in het overzicht. Voorts geldt dat [getuige 2] nog melding maakt van een ander, voor de politie nog onbekend, telefoonnummer dat verdachte zou hebben. Dit kan eveneens verklaren dat het gesprek met [getuige 1] niet in de lijst is opgenomen. De rechtbank constateert dat hetgeen [getuige 1] in zijn verklaring aangeeft steun vindt in de verklaring van [medeverdachte 1] en acht deze verklaring derhalve betrouwbaar. Zowel [getuige 1] als [medeverdachte 1] geven in hun verklaring aan dat [verdachte] op 16 september 2014 op zoek was naar iemand die haar zoon op kon halen. In een tweede gesprek geeft [verdachte] aan [getuige 1] aan dat er inmiddels iemand is die haar zoon ophaalt. Dit was ook juist want [medeverdachte 1] was inmiddels onderweg om haar zoon op te halen. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij -terwijl hij onderweg was naar [slachtoffer] telefonisch informatie kreeg over de plaats waar de weggelopen [slachtoffer] zich precies bevond. Ook daaruit maakt de rechtbank op dat [verdachte] actief betrokken was bij en ondersteuning heeft verleend aan het onttrekken van [slachtoffer] aan het opzicht van Jeugdhulp Friesland en de gezinsvoogd.
Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt voorts dat verdachte instemde met de omstandigheid dat haar zoon was onttrokken aan het opzicht en dit zelfs stimuleerde. Zij had tevens tijdens het feitelijk onttrekken regelmatig contact met haar zoon, zoals eveneens uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte (mede) verantwoordelijk was voor het verbergen en verborgen blijven van haar zoon, doordat zij hier mee instemde en dit stimuleerde. Naar het oordeel van de rechtbank had zij als moeder
-die een nauw contact met haar zoon heeft- de invloed om deze situatie te beëindigen. Voorts heeft verdachte, toen de politie bij haar kwam voor informatie omtrent de vermissing van haar zoon, niet willen vertellen waar haar zoon verbleef. Door niet mee te werken aan het onderzoek heeft zij haar zoon aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie en politie onttrokken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met onbekend gebleven medeverdachte(n) dat sprake is van medeplegen van het onder 1. en 2. tenlastegelegde.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruik voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 22 september 2014, opgenomen op pagina's 108 en 109 van het dossier met nummer 02CL314020-PV-02 d.d. 21 november 2014, inhoudende als verklaring van
[persoon 1] :
Ik ben de gezinsvoogd van [slachtoffer] . [slachtoffer] is met een rechtelijke machtiging uit huis geplaatst. [slachtoffer] is ondergebracht bij Jeugdhulp Friesland. Op 16 september 2014 kreeg ik van mijn collega's van jeugdzorg [pleegplaats] , waar [slachtoffer] geplaatst is, te horen dat [slachtoffer] was weggelopen. Zij vertelden mij dat [slachtoffer] kans had gezien om de telefoon die in het kantoor staat te pakken. Zij zagen dat [slachtoffer] de telefoon pakte en mee naar buiten nam. Zij zijn achter [slachtoffer] aangelopen en hoorden dat hij met iemand in gesprek was. Zij wilden [slachtoffer] aanspreken maar konden hem op dat moment niet meer vinden. Even later bleek dat [slachtoffer] was weggelopen en de telefoon had meegenomen. Vanaf 16 september 2014 hebben wij geen contact meer met [slachtoffer] gehad.
Op 18 september 2014 had ik een gesprek met [verdachte] , de moeder van [slachtoffer] . Zij wilde niet vertellen waar [slachtoffer] was maar ze zei: "Ik ben blij dat hij nu op een veilige plek zit". Uit de uitdraai van de telefoongegevens van de vaste lijn van Bureau Jeugdzorg [plaats 3] blijkt dat [slachtoffer] telefonisch contact met zijn moeder heeft gehad ten tijde van zijn verdwijning.
2. een schriftelijk stuk, te weten een beschikking van de kinderrechter d.d. 11 juli 2014 tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, onder meer inhoudende:
De kinderrechter verlengt de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , in een 24-uursvoorziening, met ingang van 14 juli 2014 tot 14 oktober 2014.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 5 november 2014, opgenomen op pagina's 53 tot en met 56 van het dossier voornoemd onder 1., inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik erken dat ik [slachtoffer] heb opgehaald. [verdachte] en ik hadden voor 16 september 2014 regelmatig telefonisch contact. Op 16 september 2014 hadden we ook weer telefonisch contact. Ik was thuis. Op enig moment hoorde ik van [verdachte] dat [slachtoffer] weggelopen was. Hij had een telefoon van jeugdzorg bij zich en belde daarmee met [verdachte] . [verdachte] zei mij dat hij in [pleegplaats] was en vroeg me wat ze moest doen. Ik zei tegen [verdachte] dat ik hem wel zou ophalen en mee naar huis zou nemen. Ik ben toen meteen naar [pleegplaats] gereden. Ik reed via de A7, dus via [plaats 1] en [plaats 4] naar [pleegplaats] . Onderweg had ik contact met [verdachte] en zij vertelde me dat [slachtoffer] in de bosjes zat in een bepaalde straat die ze toen noemde. Die straatnaam heb ik in de GPS van mijn telefoon gezet en op die manier kon ik in de buurt van [slachtoffer] komen. Ik had al vaker filmpjes van [slachtoffer] gezien, dus ik wist hoe hij eruit zag. Toen ik in die straat kwam sprong [slachtoffer] uit de bosjes en opende het achterportier van mijn auto en sprong op de achterbank. Ik had aan [verdachte] doorgegeven in welk soort auto ik reed en welke kleur mijn auto had. Onderweg naar [plaats 1] heb ik dezelfde route gevolgd als de heenweg. Ik liet [slachtoffer] twee of drie keer met mijn telefoontoestel contact opnemen met zijn moeder. Onderweg naar [plaats 1] kreeg ik een telefoontje van een man die geen naam noemde. Die man zei me dat ik [slachtoffer] naar het station kon brengen. Ik weet niet hoe die man aan mijn telefoonnummer kwam. Dat kan alleen maar van [verdachte] zijn gekomen. De man wist van de situatie. Deze man zei me dat ik [slachtoffer] moest brengen naar het Centraal Station, dus het NS-station in [plaats 1] . Ik heb [slachtoffer] naar het Centraal Station in [plaats 1] gebracht. De man had me verteld dat ik [slachtoffer] het perron op moest laten lopen en hij zei me dat ik dan weg kon gaan. Er mochten ook geen namen worden genoemd over de telefoon. [slachtoffer] verliet zelf de auto.
Het was net of hij precies wist wat hij moest doen. Ik heb gezien dat [slachtoffer] in de richting van het stationsgebouw liep en ik ben toen weggereden. Ik kan u nog vertellen dat op het moment dat ik [slachtoffer] in de auto had, ik ben gebeld door een vrouw. Zij zei me dat in geval van nood [slachtoffer] wel bij haar kon worden gebracht
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 24 oktober 2014, opgenomen op pagina's 112 en 113 van het dossier voornoemd onder 1., inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op de dag van de vermissing van [slachtoffer] werd ik gebeld door [verdachte] . Ze vroeg mij of ik [slachtoffer] op kon pikken. Ik wist dat [slachtoffer] in [pleegplaats] was ondergebracht bij Jeugdzorg. Ik heb tegen haar gezegd dat als ik hem ophaal, dat ik hem dan naar het politiebureau zou brengen. Ik denk dat ze mij na 25 tot 45 minuten weer terug belde. Ze vertelde mij toen dat een man [slachtoffer] inmiddels had opgepikt en hem zou onder brengen in het circuit en dat er verder voor hem gezorgd zou gaan worden. Ongeveer twee of drie weken terug ben ik bij [verdachte] geweest. Ik vroeg of ze nog contact met [slachtoffer] had gehad. Ze vertelde dat ze af en toe een telefoontje van [slachtoffer] kreeg, vlak voor het moment dat hij weer verplaatst zou worden naar een ander schuiladres. Ze wist dat hij veilig zat en dat was voor haar het belangrijkste. [slachtoffer] mocht dan vlak voor het transport nog even met zijn moeder bellen. Ik begreep van [verdachte] dat [slachtoffer] van adres naar adres wordt gebracht en dat deze mensen niet veel van elkaar weten of zelfs niets van elkaar weten. Het betreffen wel allemaal lotgenoten volgens [verdachte] .
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 september 2014, opgenomen op pagina 59 van het dossier voornoemd onder 1., inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Naar aanleiding van de vermissing van [slachtoffer] is een onderzoek ingesteld te [woonplaats] , het woonadres van zijn moeder, [verdachte] . Haar aangesproken en ter zake dienende geïnformeerd. Zij deelde mee dat zij contact had gehad met [slachtoffer] en zij wist dat hij nu op een goede plaats was. Welke plaats wilde ze niet vertellen.
6. een schriftelijk stuk, te weten een uitgewerkt telefoongesprek op 19 september 2014 tussen [verdachte] en NNvrouw4273 uit [plaats 2] , onder meer inhoudende:
NNvrouw4273 : Weet je waar hij zit?
[verdachte] : Ja.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 16 september 2014 tot en met 12 oktober 2014, in het Arrondissement Noord-Nederland, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum slachtoffer] , welke minderjarige beneden de leeftijd van twaalf jaren oud was, heeft onttrokken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende, te weten Jeugdhulp Friesland en [persoon 1] , immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met haar mededader(s) in voornoemde periode in strijd met de rechterlijke machtiging en de afspraken en zonder medeweten en toestemming van Jeugdhulp Friesland en de gezinsvoogd [persoon 1] ,
- telefonisch contact met die [slachtoffer] onderhouden met betrekking tot het onttrekken aan het opzicht en daarover met die [slachtoffer] afspraken gemaakt en
- telefonisch contact met een of meerdere van haar mededader(s) en een andere persoon opgenomen en/of onderhouden over de plaats waar die [slachtoffer] zou moeten worden opgehaald en
- die [slachtoffer] in een motorvoertuig (auto) laten plaatsnemen en die [slachtoffer] in dat motorvoertuig naar het treinstation in [plaats 1] laten vervoeren en
- die [slachtoffer] laten vervoeren naar een onbekend gebleven verblijfplaats en
- die [slachtoffer] laten onderbrengen in een onbekend gebleven verblijfplaats en
- die [slachtoffer] op die verblijfplaats laten verblijven en
aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en de invloedssfeer van het opzicht van degene die dit gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende, te weten Jeugdhulp Friesland en [persoon 1] , heeft gebracht en gehouden;
2.
zij in de periode van 16 september 2014 tot en met 12 oktober 2014, in het Arrondissement Noord-Nederland, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk, een minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , welke minderjarige beneden de leeftijd van twaalf jaren oud was, die onttrokken was aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, heeft verborgen en aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging haar mededader(s), in voornoemde periode nadat die
[slachtoffer] was weggelopen uit de instelling waar hij verbleef en onttrokken was aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende
- telefonisch contact met die [slachtoffer] onderhouden met betrekking tot het voortduren van het onttrekken aan het opzicht en daarover met die [slachtoffer] afspraken gemaakt en
- telefonisch contact met een of meerdere van haar mededader(s) en een andere persoon opgenomen en/of onderhouden over de plaats waar die [slachtoffer] zou moeten worden opgehaald en
- die [slachtoffer] in een motorvoertuig (auto) laten plaatsnemen en die [slachtoffer] in dat motorvoertuig naar het treinstation in [plaats 1] laten vervoeren en
- die [slachtoffer] laten vervoeren naar een onbekend gebleven verblijfplaats en
- die [slachtoffer] laten onderbrengen in een onbekend gebleven verblijfplaats en
- die [slachtoffer] op die verblijfplaats laten verblijven.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van
1.
medeplegen van het opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, en
2.
medeplegen van het opzettelijk een minderjarige die onttrokken is aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, verbergen, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is;
voorts 2.
medeplegen van het opzettelijk een minderjarige die onttrokken is aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekken, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet strafbaar heeft gehandeld, omdat zij in het kader van overmacht heeft gehandeld. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte als moeder en als degene die het wettig gezag over haar zoon heeft, verantwoordelijk is voor het lichamelijk en geestelijk welzijn van haar kind. Een machtiging tot uithuisplaatsing doet hier niet aan af, aldus de raadsman. Verdachtes zoon zou in 2013 diverse malen door medewerkers van Bureau Jeugdzorg in [plaats 5] zijn mishandeld. Hierna is hij in een instelling in [pleegplaats] geplaatst, maar daar heeft hij met dezelfde medewerkers te maken gekregen. Verdachte heeft diverse stappen ondernomen om het lot van haar zoon te verbeteren. Ze heeft aangifte van mishandeling bij de politie gedaan. Ze heeft geklaagd bij Jeugdzorg Friesland en heeft hierbij steun gehad van het ombudsteam. Tevens heeft ze contact gehad met een statenlid van de provincie Friesland. Dit alles heeft echter niet mogen baten. Nadat haar zoon vervolgens diverse malen was weggelopen uit de instelling in [pleegplaats] is hij op 16 september 2014 opnieuw weggelopen en nam hij telefonisch contact op met zijn moeder. Verdachte heeft dit weglopen als een oplossing van het probleem gezien: haar zoon hoefde hierdoor niet meer in de instelling te verblijven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt uit het verweer dat verdachte zich verplicht voelde haar kind te beschermen en dat zij -gelet op hetgeen zich allemaal al had voorgedaan- niet anders kon dan handelen zoals zij gedaan heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman aangevoerde feitelijkheden betrekking hebben op een eerdere uithuisplaatsing en niet zien op de actuele situatie op 16 september 2014. Niet is aangevoerd dat op 16 september 2014 iets specifieks is voorgevallen waardoor de zoon van verdachte dringend genoodzaakt was om te vertrekken uit de instelling. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op overmacht (noch in de zin van noodtoestand, noch in de zin van psychische overmacht) niet kan slagen, omdat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat op 16 september 2014 sprake was van een overmachtssituatie en verdachte gedwongen was haar zoon te beschermen. De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank acht alle bewezenverklaarde feiten strafbaar nu ook overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest.
Namens verdachte is aangevoerd dat zij een zeer moeilijke tijd doormaakt en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf haar kapot zou maken. Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht zou op zijn plaats zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze uit de stukken naar voren is gekomen, het rapport opgemaakt door Verslavingszorg Noord Nederland op 19 november 2014 en het Trajectconsult opgemaakt door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna NIFP) op 8 december 2014, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft haar zoon onttrokken aan het opzicht van Jeugdhulp Friesland en de gezinsvoogd. Tijdens het weglopen van haar zoon uit de instelling van Jeugdhulp Friesland had zij telefonisch contact met hem. Zij heeft er vervolgens voor gezorgd dat hij werd opgehaald door een persoon die verdachte zelf nog nooit had ontmoet. Deze persoon was feitelijk een vreemde voor verdachte. Vervolgens heeft ze hem door andere, onbekend gebleven personen, op verschillende verblijfplaatsen laten onderbrengen en zodoende verborgen en aan de nasporing van de politie onttrokken.
Verdachte heeft met haar handelen willens en wetens de beslissing van de kinderrechter tot uithuisplaatsing van haar zoon gefrustreerd. Haar destijds tienjarige zoon heeft in deze periode geen school bezocht en was overgeleverd aan in elk geval voor haar zoon volstrekt onbekenden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee het lichamelijk en geestelijk welzijn van haar kind in gevaar heeft gebracht. De rechtbank acht dit zeer zorgelijk te meer nu uit de stukken blijkt dat verdachte het kwalijke van haar handelen niet inzag en nog steeds niet inziet.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat zij op 12 juli 2013 en op 7 november 2014 eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Gelet op deze laatste veroordeling, die overigens nog niet onherroepelijk is, is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De rechtbank zal hiermee in de strafmaat rekening houden.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte al jarenlang in een strijd is verwikkeld met de jeugdhulpverlening en dat de kans op recidive reëel is zolang de situatie van verdachte met betrekking tot haar zoon [slachtoffer] ongewijzigd blijft. Het reclasseringsrapport is echter verouderd. Ter terechtzitting is gebleken dat de zoon van verdachte niet meer in een instelling van Jeugdzorg Friesland is geplaatst, maar dat hij thans woonachtig is in een pleeggezin. De houding van verdachte omtrent deze situatie is voor de rechtbank onduidelijk gebleven. Na een eerdere verbreking van het contact zou ze sinds kort wel weer contact met haar zoon hebben.
Gelet op de eerdere veroordelingen, de ernst van de feiten en de houding van verdachte hieromtrent acht de rechtbank een gevangenisstraf passend.
De rechtbank zal echter een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, omdat de rechtbank rekening houdt met het tijdsverloop en om het recidiverisico -wanneer er opnieuw conflicten ontstaan- te beperken. Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 80 dagen passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57, 63, 279 en 280 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 80 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Dölle, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 maart 2016.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Zandstra-Alkema
locatie Leeuwarden,