ECLI:NL:RBNNE:2016:678

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
22 februari 2016
Zaaknummer
15/19193
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel voor hoogopgeleide Afghaanse vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in het beroep van een hoogopgeleide Afghaanse vrouw tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De vrouw, die als arts werkzaam was in Kabul, had haar aanvraag ingediend na bedreigingen van de taliban vanwege een medische ingreep die zij had uitgevoerd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag afgewezen, stellende dat de vrouw zich in Afghanistan had kunnen handhaven en geen bescherming nodig had op basis van haar status als alleenstaande vrouw. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de vrouw niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelde dat de vrouw, ondanks de bedreigingen, voldoende mogelijkheden had om zich in Afghanistan te handhaven, mede door haar opleiding en werk als arts. De rechtbank heeft het beroep van de vrouw ongegrond verklaard, waarbij zij de afwijzing van de verblijfsvergunning door de staatssecretaris heeft bevestigd. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder alleenstaande vrouwen uit Afghanistan in aanmerking komen voor asiel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
Zaaknummer: 15/19193

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2016 in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Afghaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.G. Brands),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Procesverloop

Bij besluit van 8 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 29 oktober 2014 om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen. Tevens heeft verweerder daarbij besloten haar geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. Aan eiseres wordt evenmin uitstel van vertrek verleend.
Bij brief van 8 oktober 2015 heeft eiseres een nader stuk ingezonden.
Bij faxbericht van 13 oktober 2015 heeft verweerder aan eiseres bericht dat het nadere stuk van 8 oktober 2015 geen aanleiding geeft tot een ander oordeel dan reeds in het bestreden besluit is verwoord.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit op 27 oktober 2015 beroep ingesteld. Bij brief van 17 november 2015 heeft eiseres de gronden van beroep ingediend, voorzien van een aantal bijlagen, waaronder een brief van 30 pagina’s van het landelijk bureau van VluchtelingenWerk Nederland van 6 november 2015.
Verweerder heeft op 13 januari 2016 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na de behandeling ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar aanvraag van 29 oktober 2014 het volgende, samengevat en voor zover van belang, naar voren gebracht.
1.1.
Eiseres is arts en was tot haar vertrek uit Afghanistan werkzaam als specialist verloskunde in het [naam] ziekenhuis in Kabul.
1.2.
Op 7 maart 2014 moest eiseres bij één van haar patiënten, [naam] genaamd, een keizersnee uitvoeren. Na de geboorte van de baby bleef de patiënte bloeden. Besloten is toen om de baarmoeder van de patiënte te verwijderen, om zo haar leven te redden. Vóór deze operatie had eiseres hiervoor de schriftelijke toestemming gekregen van de vader van de patiënte. Dezelfde avond kwamen plotseling leden van de taliban het ziekenhuis binnengestormd. Zij mishandelden collega’s en schoten ruiten en computers kapot. Eiseres werd door het hoofd bewaking gewaarschuwd dat de echtgenoot van de patiënte die zij die dag had geopereerd naar eiseres op zoek was. Eiseres is het ziekenhuis uit gevlucht en is ondergedoken. Haar bereikte informatie dat de taliban naar haar op zoek waren, omdat de echtgenoot van de patiënte het niet kon verkroppen dat zijn echtgenote hem als gevolg van de operatie geen zoon meer kon schenken. Eiseres heeft in dit verband een dreigbrief van de taliban overgelegd. Op 17 maart 2014 is eiseres uit Afghanistan vertrokken. Zij vreest dat zij bij terugkeer naar Afghanistan door de taliban zal worden verminkt of vermoord.
2. Op 7 september 2015 heeft verweerder het voornemen uitgebracht om de aanvraag af te wijzen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 en haar mitsdien geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 te verlenen. Voorts heeft verweerder het voornemen uitgebracht om aan eiseres geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 te verlenen.
2.1.
Verweerder heeft vastgesteld dat het asielrelaas is opgebouwd uit de volgende relevante elementen:
- eiseres is afkomstig uit Kabul, Afghanistan, en is in het bezit van de Afghaanse nationaliteit;
- eiseres is ongehuwd;
- eiseres heeft verklaard enig kind te zijn;
- eiseres is werkzaam als arts;
- eiseres is bedreigd door een lid van de taliban vanwege de medische ingreep bij [naam] .
2.2.
Eiseres wordt gevolgd in haar gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Ook volgt verweerder dat eiseres alleenstaand en ongehuwd is en werkzaam was als arts en specialist. Daarnaast volgt verweerder eiseres voor zover zij heeft verklaard dat zij [naam] heeft geopereerd. Verweerder volgt eiseres niet in haar stelling dat zij enig kind is. Gebleken is namelijk dat zij - onder meer in Nederland - zussen en een broer heeft. Voorts volgt verweerder eiseres niet in haar verklaringen omtrent de bedreigingen van de zijde van de taliban. Daarbij heeft verweerder van belang geacht dat de vader van de patiënte [naam] toestemming had gegeven voor de operatie en dat in dat verband niet valt in te zien dat de echtgenoot van de patiënte zijn woede op eiseres zou richten. Verder heeft verweerder opgemerkt dat het relaas van eiseres grotendeels is gebaseerd op verklaringen van derden. In dit verband heeft verweerder erop gewezen dat de dreigbrief die eiseres heeft overgelegd blijkens het onderzoeksrapport van de Koninklijke Marechaussee (KMar) van 19 februari 2015 waarschijnlijk niet is opgemaakt en afgegeven door de daartoe bevoegde instantie c.q. autoriteiten.
2.3.
Voorts heeft verweerder overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van het beleid zoals verwoord in paragraaf C7/2.4.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Daartoe heeft verweerder naar voren gebracht dat dat beleid weliswaar voorschrijft dat aan alleenstaande Afghaanse vrouwen een verblijfsvergunning wordt verleend, maar dat daar in het geval van eiseres wordt afgeweken. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij een hoogopgeleide vrouw is en dat het voor haar ook tijdens het bewind van de taliban mogelijk was om zich vrij te bewegen in Afghanistan, vanwege haar werk als arts. Nu eiseres zich zo’n lange tijd zelfstandig in Afghanistan heeft kunnen handhaven, heeft zij volgens verweerder geen bescherming nodig op grond van haar status als alleenstaande vrouw.
3. Bij brief van 21 september 2015 heeft eiseres haar zienswijze op het voornemen ingediend.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
5. Eiseres stelt dat verweerder haar relaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden wat betreft de bedreiging door de taliban. Verweerder is er volgens eiseres aan voorbij gegaan dat mannen in Afghanistan heel anders met hun echtgenotes omgaan dan mannen in de Westerse samenleving. Voor de man van [naam] stond niet het levensreddende karakter van de operatie voorop, maar het gegeven dat zijn vrouw hem geen zoon kon schenken. Onder verwijzing naar een ongedateerde brief van het [naam] , die eiseres op 8 oktober 2015 heeft overgelegd, benadrukt eiseres dat het ziekenhuis en zij persoonlijk werden bedreigd.
Voorts stelt eiseres dat zij zich bij terugkeer naar Afghanistan als alleenstaande vrouw niet staande zal kunnen houden. Om deze stelling te onderbouwen heeft zij een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 6 november 2015 in het geding gebracht, voorzien van bijlagen.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
Niet in geschil is dat verweerder alle relevante elementen juist heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het feit dat eiseres aanvankelijk niet de waarheid heeft verteld over het bestaan van een broer en een aantal zussen de geloofwaardigheid van haar relaas aantast. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de gestelde bedreiging door de echtgenoot van [naam] niet geloofwaardig is. Daarbij heeft verweerder - onder meer - kunnen betrekken dat eiseres niet zelf heeft gehoord dat de echtgenoot van [naam] naar haar op zoek was. Daarnaast heeft verweerder kunnen concluderen dat het bevreemdingwekkend is dat de echtgenoot van [naam] zijn woede op eiseres zou richten, terwijl de vader van [naam] toestemming had verleend voor de operatie. Voorts heeft verweerder kunnen meewegen dat de overgelegde dreigbrief volgens het rapport van de KMar van 19 februari 2015 waarschijnlijk niet is opgemaakt en afgegeven door de daartoe bevoegde instantie c.q. autoriteiten. De door eiseres op 8 oktober 2015 overgelegde verklaring van het [naam] - die de rechtbank op grond van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 bij haar oordeel betrekt - maakt dit niet anders, reeds nu dit stuk is opgemaakt op verzoek van eiseres. Daarmee staat de betrouwbaarheid van deze verklaring niet vast.
6.2.
Ten aanzien van de vraag of eiseres bij terugkeer naar Afghanistan als alleenstaande vrouw een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) overweegt de rechtbank als volgt.
6.3.
Volgens paragraaf C7/2.4.5 van de Vc 2000 verleent de IND een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000 aan alleenstaande vrouwen uit Afghanistan.
De IND merkt een Afghaanse vrouw aan als alleenstaand als zij voldoet aan alle volgende voorwaarden:
zij heeft in Afghanistan geen echtgenoot (meer) met wie zij kan gaan samenleven; en
zij kan bij terugkeer naar Afghanistan niet meer terug naar het ouderlijk gezin omdat de gezinsband als verbroken moet worden aangemerkt of terugkeer naar het ouderlijk gezin niet mogelijk is.
De IND merkt de gezinsband in elk geval aan als verbroken, als:
de Afghaanse vrouw deel is gaan uitmaken van een ander gezin dan haar ouderlijk gezin; of
de Afghaanse vrouw zelfstandig is gaan wonen.
Uitzondering op de regel dat een alleenstaande Afghaanse vrouw bij terugkeer een reëel risico loopt, betreft vrouwen ten aanzien van wie het evident is dat de bescherming op grond van haar status van alleenstaande niet nodig is.
6.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres aanmerkt als alleenstaande vrouw die afkomstig is uit Afghanistan. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder de uitzondering op de regel als bedoeld in de laatste zin van paragraaf C7/2.4.5 van de Vc 2000 op eiseres van toepassing acht. Verweerder merkt eiseres derhalve aan als een vrouw ten aanzien van wie het evident is dat zij zich in Afghanistan kan handhaven.
6.5.
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres tijdens het nader gehoor van 10 februari 2015, op de vraag hoe zij zich heeft kunnen redden zonder man, het volgende heeft verklaard:
“Het is inderdaad moeilijk voor een vrouw om zonder man te leven, maar voor vrouwen met een goede opleiding is het wel mogelijk. (…) Gelukkig was ik hoogopgeleid, vooral mijn deskundigheid en specialiteit is ontzettend nodig in het land. (…) Gelukkig ben ik een hoogopgeleide vrouw. Mijn studie en mijn informatie hebben mij altijd geholpen. Ik was altijd een sterke vrouw. Neemt u mij niet kwalijk, maar mannen in Afghanistan zijn grote herrieschoppers. Ik ben van mening dat mijn specialiteit en mijn werk mijn liefde is. Als ik ga trouwen, ben ik bang dat mijn man mijn ontwikkeling tegenhoudt.”
Op de vraag hoe zij zich op straat vrij heeft kunnen bewegen, heeft eiseres het volgende verklaard:
“Tijdens het bewind van de taliban was het voor een vrouw moeilijk om zonder man of mannelijke begeleiding op straat te komen. Ik kon het wel, omdat ik een arts was. Het kleine percentage van artsen hadden enige vrijheid om te gaan werken. In andere tijden was het voor vrouwen geen probleem om zonder mannelijke begeleiding over straat te gaan. Artsen hadden een schriftelijke toestemming om zonder mannelijke begeleiding voor hun werk op straat te komen. Gelukkig beschikte ik ook over die toestemming.”
6.6.
De rechtbank kan verweerder volgen in zijn redenering dat eiseres een zeer zelfstandige en sterke vrouw is. Verweerder heeft zich daarbij kunnen baseren op de verklaringen die eiseres tijdens het nader gehoor van 10 februari 2015 heeft afgelegd. Uit die verklaringen komt immers het beeld naar voren dat eiseres zich vóór haar vertrek uit Afghanistan alleen al vanwege haar goede opleiding en vanwege de informatie waarover zij beschikte kon staande houden, en niet zozeer (uitsluitend) vanwege haar functie als arts. Voor zover zij heeft verklaard over de periode ten tijde van het bewind van de taliban, waarin zij zich juist (uitsluitend) vanwege haar functie als arts kon handhaven, overweegt de rechtbank dat de taliban thans geen deel uitmaken van de autoriteiten in Afghanistan en dat - zonder af te willen doen aan de moeilijke positie van vrouwen in Afghanistan - het de rechtbank niet gebleken is dat eiseres zich uitsluitend als arts in functie kan staande houden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet kan terugkeren naar Afghanistan omdat zij daar te vrezen zou hebben voor een schending van artikel 3 van het EVRM.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000. Aangezien eiseres geen gronden heeft ingebracht die zien op het niet verlenen door verweerder van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, laat de rechtbank dit onderdeel van het bestreden besluit onbesproken.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Depping, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Pot, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.