Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het in de zaak met parketnummer 18/740033-16 onder 1. primair en 2. en het in de zaak met parketnummer 18/215364-16 ten laste gelegde kan worden bewezen. Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18/740033-16 onder 2. ten laste gelegde heeft zij echter aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte een aandeel in het geweld tegen aangever [slachtoffer 3] heeft gehad. Van dit onderdeel van de tenlastelegging heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/740033-16 onder 2. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij geweld tegen aangever [slachtoffer 3] en dat het geweld dat verdachte tegen aangeefster [slachtoffer 2] heeft gebruikt op zichzelf staat en dat dit niet in vereniging met anderen is gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/740033-16 met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het geweld gepleegd tegen aangever [slachtoffer 3] . Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank past ten aanzien van het in de zaak met het parketnummer 18/740033-16 onder 2. hierna bewezenverklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de hierna gegeven bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 17 november 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2015 te Leeuwarden was ik op stap samen met onder meer mijn moeder, [naam 1] , mijn broer [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . In een steeg genaamd de [adres] kwam ik [slachtoffer 2] tegen. Wij kregen een woordenwisseling en ik heb tegen haar geschreeuwd. We zijn in gevecht geraakt. Ik heb [slachtoffer 2] geduwd en daardoor is ze gevallen. Ik heb gezien dat ze van anderen klappen heeft gekregen. Op een gegeven moment waren we voor de kroeg op [adres] . Hier heb ik [slachtoffer 2] geschopt. Dit was een voorwaartse trap en ik raakte haar op haar heup.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 december 2015, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015371691 d.d. 6 juni 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 19 december 2015 zijn [naam 6] , [slachtoffer 1] en ik naar de [adres] gegaan, want we wilden op [adres] naar het [kroeg] . Het [kroeg] zit op de hoek van [adres] met de [adres] . Aan het eind van de steeg, vlak voor [adres] , zag ik een jongen staan. Ik zag dat de jongen zich omdraaide en ik zag dat het de mij bekende [verdachte] was. Ik ken [verdachte] goed. Toen [verdachte] zich omgedraaid had hoorde ik dat hij tegen mij riep en hij schold me daarna uit. Ik liep verder en zag op [adres] veel mensen staan. Ik hoorde dat er door mensen geschreeuwd werd. Ik zag toen de mij bekende [naam 5] op mij afkomen. Ik zag ook [naam 2] , de broer van [verdachte] . Ik zag toen ook dat de moeder van [verdachte] er bij was en ik zag dat ze bij me kwam. Ik kreeg toen ineens van achteren de eerste tik op mijn hoofd. Ik weet niet of die moeder [verdachte] dat gedaan heeft of iemand anders. Misschien was het [verdachte] ook wel, maar ik heb dus niet gezien wie mij die klap gaf. Ik werd hard geslagen, ik voelde direct pijn en ik viel hierdoor op de grond. Het ging allemaal heel snel. Ik keek omhoog en ik zag en voelde dat ik door meerdere mensen tegelijk werd geschopt. Ik ben meerdere keren met kracht geschopt tegen mijn benen en mijn kont. Ik zag dat de moeder van [verdachte] en [naam 2] mij in elk geval schopte. Die moeder heeft mij ook nog een paar meter aan mijn haar over [adres] getrokken toen ik op de grond lag. Dat deed mij erg veel pijn. Achteraf zag ik dat ze een grote pluk haar van mij in haar hand had. Ik zag en voelde dat ook [naam 5] mij schopte tegen mijn benen. Ik zag en voelde dat ook het zusje van [naam 5] mij schopte, maar ik weet haar naam niet. Ik zag en voelde dat ik ook aan de zijkant van mijn benen of lichaam ben geschopt door [verdachte] of [naam 2] . Doordat het schemerig was kon ik niet goed zien wie van de twee mij nu op dat moment schopte.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie NoordNederland d.d. 12 januari 2016, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik kon zien dat die schop tegen mijn linker heup gegeven werd door [verdachte] , dat weet ik bijna zeker.
4.
Een letselverklaring opgemaakt door P. van der Tas, arts bij GGD Fryslân, d.d. 28 december 2015 en opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 2] .
Letselbeschrijving: beursgevoel in linker schouder en rechter borst, snee onder de kin, blauwe plekken benen.
Beoordeling van de letsels: beursgevoel kan passen bij inwendige kneuzingen op basis van stomp geweld. Onder de kin zit een snij/kraswond met korstvorming. Op het linker onderbeen zitten blauwe plekken in de knieholte en achterzijde dijbeen: dit zijn bloeduitstortingen ontstaan na stomp geweld.
Letsel past bij: het geconstateerde letsel kan passen bij de door slachtoffer aangegeven toedracht.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 27 januari 2016, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 6] :
Ik was op stap samen met mijn vriendin [slachtoffer 2] en met [slachtoffer 1] . We zijn naar de [adres] gegaan en daar zijn we een steeg doorgelopen, richting [adres] . Ik ben direct naar binnen gelopen, de kroeg in. Ik dacht dat [slachtoffer 2] samen met mij naar binnen was gegaan, maar vlak nadat ik binnen was merkte ik dat [slachtoffer 2] daar niet was. Ik ging naar buiten en zag dat [slachtoffer 2] op de grond lag op haar rug. Ik zag dat ze daar toen geschopt werd door mannen en vrouwen. Ik zag dat [slachtoffer 2] daar op de stoep lag. [slachtoffer 2] werd geslagen/gestompt en getrapt. Degenen die dat deden stonden door elkaar heen om [slachtoffer 2] heen. Het ging allemaal heel snel en ik weet alleen dat [slachtoffer 2] geslagen en getrapt werd tegen de zij, in de buik en tegen de benen.
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie NoordNederland d.d. 20 april 2016, opgenomen op pagina 156 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 5] :
Ik heb [slachtoffer 2] een duw en een klap gegeven.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie NoordNederland d.d. 24 mei 2016, opgenomen op pagina 160 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 1] :
Op 19 december 2015 waren we op stap in het [kroeg] . Wij zijn naar buiten gegaan. Toen ik buiten kwam was er geschreeuw.
[naam 7] , [verdachte] en [slachtoffer 2] schreeuwden. Voor de kroeg heb ik [slachtoffer 2] gezien. [verdachte] en [slachtoffer 2] waren aan het trappen. Ik heb [slachtoffer 2] een duw gegeven. Hierna heb ik haar een bitchklap gegeven op haar wangen en heb haar aan de haren getrokken. Ik zag dat [naam 5] boven op [slachtoffer 2] zat. [slachtoffer 2] lag voor de kroeg en [naam 5] zat er bovenop.
bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van meerdere geweldsmomenten in een complex van gebeurtenissen waarbij verdachte samen met anderen geweld tegen aangeefster [slachtoffer 2] heeft gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit complex van gebeurtenissen als één geheel te beschouwen en stond het gewelddadig handelen van verdachte niet op zich.
De rechtbank overweegt dat voor het "in vereniging" plegen van geweld van belang is dat de betrokkene een bijdrage van voldoende gewicht levert aan het geweld.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat het geweld is begonnen doordat verdachte met aangeefster [slachtoffer 2] een woordenwisseling heeft gehad. Vervolgens is deze woordenwisseling overgegaan in geweld, waarbij verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft geduwd waardoor ze is gevallen en heeft getrapt. Verdachte heeft ook waargenomen dat aangeefster [slachtoffer 2] door anderen werd geslagen en was zich er derhalve van bewust dat ook anderen uit zijn groep geweld tegen haar gebruikten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee een bijdrage van voldoende gewicht aan het geweld tegen aangeefster [slachtoffer 2] heeft geleverd om tot bewezenverklaring van het "in vereniging plegen" te komen. De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/740033-16 onder 2. ten laste gelegde in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/740033-16 onder 1. primair en het in de zaak met parketnummer 18/215364-16 hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
In de zaak met parketnummer 18/740033-16 met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde.