ECLI:NL:RBNNE:2016:5897

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
C/19/114709 / FA RK 16-1048
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in een zaak van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juli 2016 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders over hun twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en het Leger des Heils te benoemen tot voogd. De kinderen verblijven sinds oktober 2014 op vrijwillige basis bij pleegouders, en de rechtbank oordeelde dat de aanvaardbare termijn voor terugplaatsing bij de ouders was verstreken. De ouders hadden psychiatrische problematiek en waren overbelast, wat leidde tot huiselijk geweld waar de kinderen getuige van waren. De rechtbank erkende de inspanningen van de ouders, maar concludeerde dat zij niet in staat waren om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen binnen een aanvaardbare termijn op zich te nemen. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de Raad toegewezen en het ouderlijk gezag beëindigd, met als doel de stabiliteit en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. Het Leger des Heils is benoemd tot voogd, zodat zij neutraal de belangen van de kinderen kunnen behartigen. De ouders voelden zich gekwetst door de beslissing, maar de rechtbank benadrukte het belang van duidelijkheid voor de kinderen en de betrokkenen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaakgegevens : C/19/114709 / FA RK 16-1048
datum uitspraak: 20 juli 2016

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Zwolle,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1]
,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt voorts als belanghebbenden aan:

[naam 1] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats 1] ,

[naam 2] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats 1] ,
de heer [naam 3] en mevrouw [naam 3] ,hierna te noemen de pleegouders,
wonende te [woonplaats 2] ,
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,hierna te noemen Leger des Heils,
gevestigd te Enschede.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 3 mei 2016, ingekomen bij de griffie op
9 mei 2016;
- de pleitnotitie van mr. J. Oude Egbrink, overgelegd ter zitting.
Op 23 juni 2016 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder en de vader, bijgestaan door mr. J. Oude Egbrink,
- de pleegouders,
- de heer [naam 4] , namens de Raad,
- de heer [naam 5] , namens het Leger des Heils.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Het Leger des Heils heeft zich bij brief van 2 mei 2016 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven sinds oktober 2014 (op vrijwillige basis) in een pleeggezin.

Het verzoek

Primair heeft de Raad verzocht het gezag van de ouders te beëindigen en het Leger des Heils tot voogd over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te benoemen.
Subsidiair heeft de Raad verzocht om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen van het Leger des Heils voor de periode van 12 maanden en deze te machtigen de minderjarigen te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het standpunt van verzoeker

In oktober 2014 hebben ouders hulp gezocht voor zichzelf bij de Terebint, waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vrijwillig in een pleeggezin zijn geplaatst. Ouders hebben de kinderen hiermee willen beschermen tegen de onveilige en onstabiele opvoedingsomgeving bij ouders en met inzet van hulp hun leven weer op orde willen krijgen.
Er is sprake van psychiatrische problematiek en overbelasting van ouders. Dit heeft geleid tot spanningen tussen ouders en huiselijk geweld. Hier zijn de kinderen getuige van geweest. Een bijkomende factor is dat moeder problemen heeft in de samenwerking met de vader van haar zoon uit een eerdere relatie en dat het onderhouden van contact met haar zoon moeder veel energie kost. Verder worden ouders beperkt door hun financiële problemen.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben opvoeders nodig die in staat zijn hen een veilige en stabiele opvoedings-situatie te bieden, waarin er ruimte is voor hun persoonlijke ontwikkeling, maar waarin hen ook grenzen worden geboden die passend zijn bij hun leeftijd en ontwikkelingsniveau.
Het afgelopen anderhalf jaar hebben er zich meerdere situaties voorgedaan waaruit blijkt dat ouders in staat zijn om hele lastige keuzes te maken in het belang van hun kinderen, waarmee zij hun eigen behoeften opzij zetten voor die van de kinderen. De Raad heeft hier bewondering voor. Ouders willen het beste voor hun kinderen en gunnen ze stabiliteit. Verder accepteren ouders hulpverlening, zijn ze open over hun persoonlijk functioneren en houden ze zich aan de afspraken. Daarbij is er nu meer rust in hun relatie, woonplek en werken ouders aan hun problemen, middels de inzet van de GGZ. Nu, bijna anderhalf jaar na de plaatsing van de kinderen bij pleegouders bevinden ouders zich in het beginstadium van stabilisatie, ten aanzien van hun partnerrelatie en persoonlijk functioneren.
Ten aanzien van de contactregeling zijn ouders onvoldoende in staat geweest om dit blijvend zelfstandig vorm te geven. De Raad vraagt zich af in hoeverre dit, gezien de problematiek van ouders, een reële verwachting is.
De zorgpunten en sterke punten tegen elkaar afgewogen maakt dat de Raad van mening is dat ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] binnen een voor hen aanvaardbare termijn te dragen. De aanvaardbare termijn voor terugplaatsing van de kinderen is reeds verstreken. De Raad is van mening dat een gezagsbeëindiging nodig is. Een gezagsbeëindiging geeft duidelijkheid over het perspectief van de kinderen naar zowel de kinderen als ouders en pleegouders toe. Nu niet meer gewerkt wordt aan thuisplaatsing is een gezagsbeëindiging de meest passende maatregel. Voortzetting van de plaatsing in een vrijwillig kader is niet in het belang van de kinderen omdat dit niet de nodige duidelijkheid biedt. Ouders blijven, begrijpelijk, de wens houden om zelf voor de kinderen te gaan zorgen. Een gezagsbeëindiging voorkomt dat in de toekomst de plaatsing van de kinderen ter discussie komt te staan.
De huidige opvoedingsomgeving komt tegemoet aan wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nodig hebben op de korte en lange termijn. Pleegouders zijn al bijna anderhalf jaar de opvoeders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de kinderen hebben zich aan hen gehecht. De kinderen ontwikkelen zich goed. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien bij pleegouders op in een pedagogisch en liefdevol klimaat waarin er ruimte is voor hun persoonlijke ontwikkeling, maar waarin hen ook grenzen worden geboden die passend zijn bij hun leeftijd en ontwikkelingsniveau.
De Raad vindt dat het Leger des Heils belast dient te worden met de voogdij over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het Leger des Heils kan op neutrale wijze de belangen van de kinderen behartigen en beslissingen nemen in hun belang. Voor ouders en pleegouders is het van belang dat zij zich kunnen richten op een voortzetting van het goede contact met elkaar en dat dit goede contact niet onder druk komt te staan door het moeten nemen van lastige beslissingen. De pleegouders geven ook aan dat naar hun mening een derde partij het beste met de voogdij belast kan worden, als er sprake is van een gezags-beëindiging.

Het standpunt van belanghebbenden

Standpunt van ouders
Ouders voelen zich gekwetst door het verzoek van de Raad om een gezagsbeëindigende maatregel uit te spreken. Ouders kunnen er mee instemmen dat het perspectief bij pleegouders ligt, maar willen niet dat hen het gezag wordt afgenomen. Hun voorkeur gaat uit naar een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing.
Vader heeft ter zitting verteld dat ouders destijds de pleegouders zelf heel bewust hebben uitgekozen en dat de interactie tussen hen altijd goed heeft uitgepakt. Ouders staan nog steeds achter de plaatsing. Het klopt gewoon.
Moeder heeft verklaard dat ze er heel veel vertrouwen in heeft dat het goed komt met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij pleegouders.
Moeder heeft geen vertrouwen in een instantie; liever wil moeder de voogdij bij pleegouders dan bij een instantie.
Anders dan door ouders is verklaard, heeft mr. Oude Egbrink aangevoerd dat ouders graag willen dat de kinderen zo spoedig mogelijk bij hen terug komen. Volgens mr. Oude Egbrink is de hulpverlening op dit moment zo goed georganiseerd dat een thuisplaatsing van de kinderen een stuk reëler is geworden. Mr. Oude Egbrink pleit voor een onderzoek bij De Stee in Beilen, zodat er een advies komt, waar de Raad zich op kan baseren, want dat ontbreekt nu.
Standpunt van pleegouders
Pleegmoeder heeft verteld dat er twee keer een traject voor ouders is aangevraagd bij De Stee, maar dat ouders hier beide keren geen gebruik van hebben gemaakt.
Pleegmoeder had het perspectief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij ouders gewild, maar inmiddels speelt hun leven zich af bij pleegouders en ligt het perspectief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het gezin van pleegouders.
Pleegouders zijn van mening dat het beter is dat de voogdij niet bij pleegouders ligt. Om de relatie tussen ouders en pleegouders goed te houden en het conflict te vermijden is het beter dat er door een neutrale derde, die er onafhankelijk in staat, wordt meegekeken.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] binnen een aanvaardbaar te achten termijn op zich te nemen. Ouders zijn niet in staat gebleken opvoedersverantwoordelijkheid te dragen. Bij ouders is sprake (geweest) van psychiatrische problematiek en overbelasting, wat heeft geleid tot spanningen tussen ouders en huiselijk geweld waarvan de kinderen getuige zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank verdienen de ouders een groot compliment voor de wijze waarop zij in 2014 in het belang van hun kinderen hebben gehandeld, door ze op vrijwillige basis onder te brengen in een pleeggezin. Ook in de periode die daarop volgde hebben ouders meerdere malen laten zien dat zij in staat zijn om hele lastige keuzes te maken in het belang van hun kinderen, waarmee zij hun eigen behoeften ondergeschikt hebben gemaakt aan de belangen van hun kinderen. Het is dan ook zeer begrijpelijk dat ouders zich nu gekwetst voelen door dit verzoek, omdat er in hun ogen geen reden is om het gezag van ouders te beëindigen, nu zij altijd in het belang van hun kinderen hebben gehandeld.
De rechtbank overweegt echter dat, nu [minderjarige 1] en [minderjarige 2] reeds vanaf oktober 2014 bij pleegouders wonen, de voor hun aanvaardbare termijn voor terugplaatsing bij ouders inmiddels is verstreken. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is het van belang dat zij in hun huidige opvoedingsomgeving kunnen blijven, waar zij zich goed ontwikkelen en waar zij zich hebben gehecht. Hun perspectief ligt naar het oordeel van de rechtbank in het pleeggezin, waarvan ouders hebben aangegeven dat zij daar vrede mee kunnen hebben. Het is belangrijk dat daarover nu voor alle betrokkenen duidelijkheid komt in de vorm van een gezagsbeëindiging.
De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden, dat een gezags-voorziening over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hen te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
De ouders hebben uitdrukkelijk verzocht om de pleegouders tot voogd te benoemen indien hun gezag wordt beëindigd. Pleegouders hebben echter aangegeven dat zij niet met de voogdij belast willen worden, omdat het gewenst is dat een tussenpersoon bemiddelt tussen ouders en pleegouders op momenten dat er problemen zijn. Het is daarom volgens hen gewenst dat een neutrale instelling de voogdij op zich neemt. De Raad heeft op grond van het onderzoek ook geadviseerd om de voogdij bij een externe instantie onder te brengen.
De voorgestelde voogd heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het Leger des Heils moet worden belast met de voogdij. Hoewel ouders de pleegouders destijds zelf hebben uitgekozen en de samenwerking tussen ouders en pleegouders bijzonder goed te noemen is, valt niet te voorspellen wat zich in de toekomst nog gaat voordoen ten aanzien van beslissingen die over de kinderen genomen moeten worden. Het is niet ondenkbaar dat ouders dan wellicht een andere visie hebben dan pleegouders. Dan is het goed dat er een onafhankelijke derde is die de voogdij heeft en uiteindelijk kan beslissen in het belang van de kinderen, zodat verschillen in visie over de kinderen niet gaan leiden tot een verstoring van het contact tussen pleegouders en ouders.

De beslissing

De rechtbank:

beëindigt het ouderlijk gezag van [vader] , geboren op [geboortedatum] 1978 en

[moeder], geboren op [geboortedatum] 1977, over
[minderjarige 1] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013 en
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014;
benoemt tot voogd over genoemde minderjarigen Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Enschede;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.R. Eising, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en
mr. S.Y. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van G. Tapper als griffier en in het openbaar
uitgesproken op 20 juli 2016.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden