ECLI:NL:RBNNE:2016:5891

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
4373653 4673578
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van de juistheid van gefactureerde hoeveelheden elektrische energie en bewijsvoering in civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap NUTSSERVICES B.V., h.o.d.n. BUDGETENERGIE, en de maatschap [A] en [B]. De kern van het geschil betreft de betwisting door [A] en [B] van de juistheid van de door Budgetenergie gefactureerde hoeveelheden elektrische energie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] niet is geslaagd in het bewijs dat zij niet de hoeveelheden energie heeft verbruikt die Budgetenergie haar bij factuur van 13 juni 2014 in rekening heeft gebracht. De getuigenverklaringen van [A] en [B] waren onvoldoende om te concluderen dat het gefactureerde verbruik onjuist was. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de verklaringen van andere getuigen niet voldoende bewijs opleverden voor de stelling dat er een administratieve fout was gemaakt door Liander, de netbeheerder. De kantonrechter heeft de vordering van Budgetenergie toegewezen en [A] veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. In de vrijwaringszaak tegen Liander werd de vordering afgewezen, en [A] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden

vonnis van de kantonrechter d.d. 4 april 2017

in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer: 4373653 CV EXPL 15-8514
inzake
de besloten vennootschap
NUTSSERVICES B.V., h.o.d.n. BUDGETENERGIE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
1. de maatschap
[Maatschap A en B] ,
gevestigd te [adres] ,
2.
[A] ,
wonende te [adres] ,
3.
[B] ,
wonende te [adres] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. E.J. Postma,
en in de vrijwaringszaak met zaak-/rolnummer: 4673578 CV EXPL 15-13469
inzake
1. de maatschap
[Maatschap A en B] ,
gevestigd te [adres] ,
2.
[A] ,
wonende te [adres] ,
3.
[B] ,
wonende te [adres] ,
eisers,
gemachtigde: mr. E.J. Postma,
tegen
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.B.M. Pieters en mr. C.C.M. Kogelman.
Partijen zullen hierna Budgetenergie, (gezamenlijk en in enkelvoud) [A] en Liander worden genoemd.

Procesverloop

in de hoofdzaak (in conventie en in reconventie)

1.1.
De kantonrechter heeft opnieuw kennis genomen van de processtukken, waaronder het tussenvonnis van 27 juli 2016. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van het op 30 november 2016 gehouden getuigenverhoor zijdens [A] waarbij [B] en [A] als partijgetuigen en [C] , [D] , [E] , [F] en [G] als getuigen zijn gehoord;
- Budgetenergie heeft afgezien van het houden van een contra-enquête,
- de conclusie na enquête van de zijde van [A] ;
- de antwoordconclusie na enquête van de zijde van Budgetenergie.
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.
in de vrijwaringszaak
1.3.
De kantonrechter heeft opnieuw kennis genomen van de processtukken, waaronder het tussenvonnis van 27 juli 2016. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van het op 30 november 2016 gehouden getuigenverhoor zijdens [A] waarbij [B] en [A] als partijgetuigen en [C] , [D] , [E] , [F] en [G] als getuigen zijn gehoord;
- Liander heeft afgezien van het houden van een contra-enquête,
- de conclusie na enquête van de zijde van [A] ;
- de antwoordconclusie na enquête van de zijde van Liander.
1.4.
Vervolgens is wederom vonnis bepaald.

Motivering

De feiten

De verdere beoordeling van het geschil
in de hoofdzaak (in conventie en in reconventie) en in de vrijwaringszaak
2.1.
De kantonrechter neemt hier over hetgeen hij heeft overwogen en beslist in voormeld tussenvonnis.
2.2.
In dat tussenvonnis is [A] in de hoofdzaak in conventie en in reconventie toegelaten tot het bewijs van de stelling dat
"zij niet de hoeveelheden energie heeft verbruikt die Budgetenergie haar bij factuur van 13 juni 2014 in rekening heeft gebracht."
2.3.
Daarnaast is [A] in dat tussenvonnis in de vrijwaringszaak toegelaten tot het bewijs van de stelling dat "
Liander een fout heeft gemaakt waardoor het verbruik van de openbare verlichting en het rioolgemaal hetzij administratief hetzij fysiek, bij het verbruik van [A] werd opgeteld, althans aldaar werd geregistreerd".
2.4.
[A] heeft vervolgens aangegeven zeven getuigen te willen horen, te weten de hiervoor sub 1.1. en 1.3. bedoelde getuigen.
2.5.
[B] heeft als partijgetuige - voor zover van belang - het volgende verklaard:
"(…)
(…) mr. Postma ons standpunt juist heeft verwoord en de feiten zoals wij die kennen juist heeft voorgedragen in deze stukken. Ik heb daaraan niets meer toe te voegen. (…) Ik heb zelf meerdere telefoongesprekken gevoerd met dhr. [H] van Liander. Ik heb hem ons probleem voorgelegd. De reactie van dhr. [H] was dat de meterstanden klopten en dat het niet aan Liander Lag. Later heb ik contact gehad met mevrouw [P] van Liander, dat wil zeggen dat zij begin februari 2015 een telefoongesprek heeft gevoerd met mijn man en daarin heeft zij toegezegd dat er een onderzoek zou komen naar ons verbruik. Uiteindelijk heeft Liander ook een onderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek is niets gekomen. Daaraan voorafgaand zijn er in de herfst van 2014 twee monteurs bij ons geweest, de heren [I] en [J] , die ons hebben gezegd dat ons teveel in rekening werd gebracht aan elektriciteit.
(…)Dhr. [G] heeft bij ons thuis alle stoppen eruit gedraaid en heeft tegen ons gezegd dat er desondanks nog stroom werd afgenomen.
Mijn man en ik hebben verder op een gegeven moment Energieservice Friesland ingeschakeld. Die heeft bij ons een bij-meter geplaatst. Die is een tijdje bij ons aanwezig geweest. Kort nadat deze bij-meter door hem geplaatst was is hij een aantal uren bij ons gebleven en heeft hij de meter bekeken. Toen bleek dat de meter een aantal pieken vertoonde terwijl bij ons thuis geen sprake was van energieverbruik op dat moment.
(…)
2.6.
[A] heeft als partijgetuige - voor zover van belang - het volgende verklaard:
"(…)
Ik ken de processtukken die mr. Postma namens ons heeft opgesteld. Mr. Postma heeft ons standpunt en de feiten zoals wij die kennen hierin op juiste wijze verwoord. Dat is volledig en daaraan heb ik niets toe te voegen.
(…)
Op een gegeven moment zijn twee monteurs van Liander bij ons geweest. De ene heette [I] en de naam van de andere ben ik vergeten. Zij hebben bij ons onderzoek gedaan naar het stroomverbruik. Na afloop daarvan heeft één van beide tegen mij gezegd dat het gigantische verbruik dat ons werd gefactureerd niet het resultaat kon zijn van het stroomverbruik bij ons thuis. Wat de oorzaak daarvan was konden zij niet aangegeven. Verder heb ik telefonisch contact gehad met mevrouw [P] van Liander. Zij gaf aan dat dat hoge energieverbruik van ons helemaal niet kon en dat het erop leek dat wij een subtropisch zwembad bij ons huis hadden. Ze stelde dat er een onderzoek zou gaan plaatsvinden. (…) Dit onderzoek leverde niets op. Verder hebben wij met een kennis, [G] die in het elektrisch zit, over het hoge elektriciteitsverbruik gesproken. [G] heeft toen alle stroomgebruikers bij ons uitgeschakeld. Hij stelde toen dat wij op dat moment geen stroom meer verbruikten en tegelijkertijd signaleerde hij op de meter dat er nog stroom werd verbruikt. Volgens hem was het niet mogelijk dat dat stroom was die door ons bedrijf werd gebruikt.
Verder heeft ook installatiebedrijf Potijk in Langweer naar ons elektriciteitsverbruik gekeken. Dit bedrijf heeft alle stroomgebruikers doorgemeten en kwam op basis daarvan tot de conclusie dat wij een jaarlijks gebruik zouden hebben van 7000 a 8000 KWh.
2.7.
[C] heeft als getuige - voor zover van belang - het volgende verklaard:
"Op een gegeven moment, dat was in de bouwvak van 2015, ben ik benaderd door de heer en mevrouw [A] . De vraag was of ik een inschatting kon maken van hun elektriciteitsverbruik. Ik ben toen naar hun toegegaan. Zij vertelden mij dat eerder een kabel die liep van de woning naar de stal veranderd was. Ik ben door het huis gelopen en vervolgens ben ik ook door de stallen gelopen en heb ik met name gekeken naar de energieverbruikers. Op grond daarvan heb ik een inschatting gemaakt dat voor de woning een elektriciteitsverbruik van 3000 a 3500 KWh gebruikelijk zou zijn. Dit was een woning met gebruikelijke apparatuur. Wat betreft de stallen heb ik de inschatting gemaakt dat er sprake zou zijn van een elektriciteitsverbruik van 2000 a 2500 KWh. Ik heb één en ander bevestigd in een brief van 8 juli 2015 (…)
Ik heb geen zaken gezien die aanleiding gaven om uit te gaan van een hoger verbruik dan ik zojuist genoemd heb. Ik heb niet specifiek toen ik ter plaatse was nog naar de meter zelf gekeken."
2.8.
[D] heeft als getuige - voor zover van belang - het volgende verklaard:
"Ik ben de naaste buurman van meneer en mevrouw [A] , partijen in deze zaak, en we komen al twintig jaar bij elkaar over de vloer. Ik herinner mij dat ergens in 2015 meneer en mevrouw [A] mij hebben verteld dat hun stroomverbruik niet naar beneden ging ondanks het feit dat zij gestopt waren met boeren en ondanks het feit dat de kinderen de deur uit waren. Zij vertelden ook nog dat in de schuur Ledverlichting was geplaatst, ik heb dat zelf ook gezien, maar ook dat leidde niet tot verminderd stroomverbruik. Ik weet dat er op een gegeven moment, ik denk dat het voorjaar 2015 was, een nieuwe stroomtoevoerkabel is getrokken naar de stal van de heer en mevrouw [A] . Nadat dit was gebeurd is het stroomverbruik gedaald, zo hoorde ik van de heer en mevrouw [A] . Overigens heb ik er ook bijgestaan toen de stroomkabel werd aangelegd. Mij zijn verder geen bijzondere zaken wat betreft het stroomverbruik opgevallen. Nadat gestopt was met boeren is er apparatuur weggehaald. Zo noem ik de melktankkoeling en de melkmachines. Ik schat dat er bijna tien jaar geleden is gestopt met boeren."
2.9.
[E] heeft als getuige - voor zover van belang - het volgende verklaard:
"
Ik woon vlakbij de heer en mevrouw [A] , maar we zijn geen directe buren. Er zitten drie huizen tussen onze woningen. In het weiland dat behoort bij mijn woning bevindt zich een kastje en vlak daarbij een put met daarin een pomp. Dat kastje heeft met de pomp te maken. Gebruikelijk was er dat er twee keer per jaar onderhoud wordt gepleegd aan het kastje en de pomp. In de periode mei/juni 2015 was dat anders. Bijna wekelijks kwamen er mensen kijken naar het kastje en de pomp. Zelfs op een zondag zag ik iemand bij de pomp. Omdat het een zondag was ben ik gaan kijken en heb aan de medewerker gevraagd wat er aan de hand was. Het was iemand van de gemeente. Hij vertelde dat er storingsmelding was gekomen over een te hoog waterniveau. Verder zei hij dat telkens als ze kwamen kijken het niveau goed was.
Ik weet dat er bij de heer en mevrouw [A] op een gegeven moment de elektriciteitskabel die via het trafohuisje van de woning naar de schuur liep is verlegd en wel zodanig dat de kabel rechtstreeks van de woning naar de schuur liep. Mijn man heeft daarbij nog geholpen. Ergens voor aanvang van de zomerperiode in 2015 heb ik gezien dat Liander aan het begin van de Badweg een kastje plaatste. Nadat dat kastje was geplaatst heb ik geen mensen meer gezien bij het kastje, de put en de pomp in mijn weiland behalve dan voor het halfjaarlijkse onderhoud."
2.10.
[F] heeft als getuige - voor zover van belang - het volgende verklaard:
"(…) Zo'n 1,5 jaar geleden vroeg de heer [A] mij of ik hem wilde helpen met het aanleggen van een elektriciteitskabel tussen zijn woning en zijn schuur. Ik heb hem daarmee vervolgens geholpen. Hoe de oude situatie van de stroomtoevoer naar de schuur was weet ik niet. Enige tijd nadat wij deze kabel hadden aangelegd heb ik van meneer [A] gehoord dat het stroomverbruik veel lager was geworden. Na het verleggen van de kabel viel mij op dat men regelmatig bij het kastje van de persleiding kwam kijken. Dat kastje bevindt zich in de berm vlakbij mijn woning. Dat heeft een maand of drie a vier geduurd. Mij is niet bekend dat Liander werkzaamheden heeft verricht na het aanleggen van de kabel."
2.11.
[G] heeft als getuige - voor zover van belang - het volgende verklaard:
"Ik ben een kennis van de heer en mevrouw [A] . Ik herinner mij dat ik halverwege 2014 werd benaderd door de familie [A] om bij hen een klusje te doen. Ik ben toen bij hen geweest en heb dat klusje gedaan en vervolgens vroegen zij mij of ik wilde kijken naar een te hoog stroomverbruik waar ze mee te maken hadden. Hun gedachte was dat de oorzaak zou kunnen zitten in een kabel die liep van de woning naar de stal. Ik heb toen alle stroomverbruikers in de stal uitgezet en door middel van een stroomtang de kabel gemeten. Daaruit bleek dat ondanks het feit dat alle stroomverbruikers uitstonden, er toch stroom door de kabel werd gemeten. Ik heb ter plaatste geen apparatuur waargenomen die een groot stroomverbruik kende."
2.12.
Zowel Budgetenergie als Liander hebben vervolgens afgezien van het houden van een contra-enquête.
in de hoofdzaak
in conventie en in reconventie
3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [A] niet is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat zij niet de hoeveelheden energie heeft verbruikt die Budgetenergie haar bij factuur van 13 juni 2014 in rekening heeft gebracht. Uit de getuigenverklaringen blijkt niet dat de door Budgetenergie aan [A] gefactureerde hoeveelheid stroom niet door [A] is verbruikt.
3.1.1.
De verklaringen van Elisabeth [A] - [B] en van [A] zijn ingevolge artikel 164 lid 2 Rv onvoldoende om vast te kunnen stellen dat [A] de in geschil zijnde hoeveelheden energie niet heeft verbruikt. Bovendien hebben zij weliswaar verklaard dat het energieverbruik na het aanleggen van de nieuwe kabel is gedaald, maar hieruit kan niet worden geconcludeerd dat de door Budgetenergie geleverde energie niet aan [A] ten goede is gekomen, en dat deze, zoals door [A] is gesteld, aan een externe partij is geleverd. Verder is hetgeen [B] heeft verklaard over een door Energieservice Friesland geplaatste bij-meter, waaruit is gebleken dat de meter een aantal pieken vertoonde terwijl er op dat moment geen sprake was van energieverbruik in de woning, niet verder onderbouwd of toegelicht. Ook is de betreffende medewerker van Energieservice Friesland niet als getuige opgeroepen. Verder heeft zowel [B] als [A] verklaard dat het onderzoek door Liander niets heeft opgeleverd. Dat zowel [B] en [A] heeft verklaard dat twee monteurs van Liander tegen hen hebben gezegd dat hen teveel aan elektriciteit in rekening werd gebracht, betekent nog niet dat vast staat dat het in rekening gebrachte verbruik onjuist is.
3.1.2.
De verklaring van [C] gaat uitsluitend over de schatting die hij heeft gemaakt van het energieverbruik door [A] . Hij heeft echter tevens verklaard dat hij niet naar de meters heeft gekeken en is uitgegaan van een gemiddeld verbruik. Daarnaast heeft onderzoek plaatsgevonden nadat door [A] de kabel van de woning naar de stal is vervangen. De door [C] gemaakte schatting vormt daarom geen bewijs dat de geleverde energie niet door [A] is verbruikt.
[D] heeft enkel verklaard hij van de heer een mevrouw [A] heeft gehoord dat het stroomverbruik is gedaald nadat er een nieuwe stroomtoevoerkabel is getrokken naar de stal. Hij heeft niets uit eigen waarneming verklaard. Daarom levert zijn verklaring ook geen bewijs op.
[E] heeft verklaard dat in de periode mei/juni 2015 vaker mensen bij het kastje en de pomp kwamen kijken en dat een medewerker van de gemeente vertelde dat er een storingsmelding was gekomen over een te hoog waterniveau. Daaruit kan niet worden afgeleid dat het feit, dat er kennelijk regelmatig een storing was bij het kastje en de pomp, verband houdt met het hoge stroomverbruik van [A] . Dat geldt ook voor de verklaring van de heer [F] . Hij heeft slechts verklaard dat hij heeft geholpen met het aanleggen van een nieuwe kabel en dat hij van [A] heeft gehoord dat het stroomverbruik daarna is gedaald. Verder kan uit de verklaring van [G] evenmin worden afgeleid dat het in rekening gebrachte stroomverbruik onjuist is. Hij heeft slechts verklaard dat, ondanks het uitzetten van de stroomverbruikers in de stal, er toch stroom op de oorspronkelijke kabel van de woning naar de stal stond. Daarvoor heeft [G] geen verklaring gegeven en hij heeft daarnaar kennelijk ook geen nader onderzoek gedaan. Hij heeft niet verklaard wat de meter gedurende het onderzoek aangaf. De enkele verklaring dat er, bij uitschakeling van stroomverbruikers in de stal, stroom door de kabel liep, levert geen bewijs op van de stelling dat de door Budgetenergie in rekening gebrachte stroom niet door [A] is verbruikt.
3.1.3.
Vast staat dat Budgetenergie het stroomverbruik conform de meterstanden in rekening heeft gebracht. [A] heeft onvoldoende onderbouwd wat de samenhang is tussen de door haar aangelegde nieuwe kabel, de door haar gestelde werkzaamheden die door Liander zouden zijn uitgevoerd en het gedaalde stroomverbruik. Het enkele feit dat [A] na het aanleggen van de nieuwe kabel minder verbruik in rekening wordt gebracht, brengt nog niet mee dat het door Budgetenergie in rekening gebrachte stroomverbruik onjuist is. Budgetenergieleverancier levert de stroom tot de aansluiting. Het binnenleidingwerk is de verantwoordelijkheid van de afnemer, in dit geval [A] . Dat daar kennelijk een kabel aan zou zijn gekoppeld die niet door [A] gewenst was, kan niet aan Budgetenergie worden tegengeworpen, omdat deze onder de verantwoordelijkheid van [A] valt. [A] heeft niet bewezen dat door Liander een kabel aan het leidingwerk van [A] is gekoppeld. Het feit dat [A] geen toegang heeft gehad tot het transformatorhuisje en geen inzage heeft in de manier van aansluiten door Liander, brengt naar het oordeel van de kantonrechter - anders dan [A] heeft betoogd - niet met zich mee dat van [A] niet kan worden verlangd te bewijzen dat door Liander een kabel aan het interne leidingwerk van [A] is gekoppeld. De enkele door [A] overgelegde tekening van installatiebedrijf [Q] (productie 5 bij conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie) waarin de situatie volgens [A] is geschetst en de factuur van dit installatiebedrijf leveren onvoldoende bewijs op van de stelling dat de kabel via het transformatorhuisje liep. [A] heeft [Q] ook niet als getuige opgeroepen om te verklaren over de situatie vóórdat de kabel door dit installatiebedrijf is vervangen
3.1.4.
Door [A] is in het kader van de bewijsvoering niet ingegaan op haar stelling dat vanaf het moment dat de gemeente is overgestapt naar een andere energieleverancier het verbruik van [A] is gedaald. Budgetenergie heeft gemotiveerd betwist dat de EAN-codes van het rioolgemaal en de verlichting op het adres van [A] stonden geregistreerd, aanvoerende dat de EAN-codes van het rioolgemaal en de verlichting andere meternummers hebben. [A] heeft daarom ook niet bewezen dat er administratief iets mis is gegaan waardoor Budgetenergie haar een onjuist verbruik in rekening heeft gebracht.
3.1.5.
Voorts overweegt de kantonrechter dat vast staat dat [A] al gedurende ongeveer vijfentwintig jaar een energieverbruik van rond de 20.000 tot 30.000 Kwh had en dat indien dit verbruik niet juist zou zijn, het op zijn weg had gelegen om daarover eerder bij de energieleverancier te klagen en vervolgens de meter te laten ijken. Van een schending van de zorgplicht van Budgetenergie, zoals door [A] is gesteld, is niet gebleken. [A] heeft onvoldoende onderbouwd waaruit die schending zou bestaan.
3.2.
Nu [A] niet is geslaagd in het bewijs dat zij niet de hoeveelheden energie heeft verbruikt die Budgetenergie haar bij factuur van 13 juni 2014 in rekening heeft gebracht, zal de in conventie gevorderde hoofdsom van € 2.158,12 worden toegewezen.
3.3.
De gevorderde wettelijke rente, tot 12 augustus 2015 berekend op € 59,01 zal eveneens worden toegewezen, nu [A] daartegen geen verweer heeft gevoerd.
3.4.
Budgetenergie maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Budgetenergie heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 323,72 aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen, nu dit bedrag het bedrag van de wettelijke staffel zoals vermeld in artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet overstijgt.
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
3.6.
[A] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten in conventie aan de zijde van Budgetenergie worden vastgesteld op:
- explootkosten € 77,84
- overige kosten € 6,42
- griffierecht € 466,00
- salaris gemachtigde
€ 525,00(3 punten x tarief € 175,00)
totaal € 1.075,26.
De proceskosten in reconventie aan de zijde van Budgetenergie worden vastgesteld op:
- salaris gemachtigde
€ 225,00(3 punten x 0,5 x tarief € 150,00)
totaal € 225,00.
Gezien het feit dat Budgetenergie zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter met betrekking tot de oproeping in vrijwaring, zal de kantonrechter geen proceskostenveroordeling uitspreken in het incident tot oproeping in vrijwaring.
in de vrijwaringszaak
4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [A] evenmin is geslaagd in het bewijs van de stelling dat Liander een fout heeft gemaakt waardoor het verbruik van de openbare verlichting en het rioolgemaal hetzij administratief hetzij fysiek, bij het verbruik van [A] werd opgeteld, althans aldaar werd geregistreerd.
4.1.1.
Uit de getuigenverklaringen kan niet worden afgeleid dat Liander een fout heeft gemaakt. Uit de verklaring van [E] kan weliswaar worden afgeleid dat er, nadat er door [A] een nieuwe kabel is aangelegd die rechtstreeks van de woning naar de schuur liep, problemen waren met het rioolgemaal, maar uit de getuigenverklaringen en de eerder in deze procedure overgelegde stukken kan niet worden afgeleid wat het verband is tussen de storing aan het gemaal en de door [A] aangelegde kabel. Indien het rioolgemaal voorheen op de aansluiting van [A] was aangesloten, dan zou het gemaal in het geheel niet meer moeten hebben gewerkt en zou dat ook gelden voor de openbare verlichting waarvan door [A] is gesteld dat die op zijn aansluiting was aangesloten. Dat dat het geval was blijkt niet uit de getuigenverklaringen.
[E] heeft juist verklaard dat een medewerker van de gemeente tegen haar heeft gezegd dat er een storingsmelding was gekomen over een te hoog waterniveau, maar dat het niveau goed was toen hij kwam kijken. Daaruit kan worden afgeleid dat het rioolgemaal wel werkte.
4.1.2.
De kabel die [A] kennelijk heeft vervangen was een kabel van [A] zelf en maakte deel uit van de installatie van [A] . [A] is daarvoor zelf verantwoordelijk en niet Liander. Dat die kabel kennelijk verkeerd is aangesloten of dat daarop (mogelijk ongewenst) iets van een derde is aangesloten kan niet aan Liander worden verweten. De getuigenverklaringen leveren geen bewijs op van de stelling dat de kabel naar de stal van [A] via het transformatorhuisje van Liander liep. Geen van de getuigen heeft gezien en/of verklaard dat de kabel van [A] na het overdrachtspunt via het transformatorhuisje naar de stal liep. Liander heeft gemotiveerd betwist dat de kabel via het transformatiehuisje liep. Het enkele feit dat een transformatiehuisje op het terrein van [A] staat, zoals uit de door [A] overgelegde foto (productie 10 bij conclusie na enquête) blijkt, bewijst niet dat de betreffende kabel via de transformatorhuisje liep. Daarnaast levert enkel de verklaring van [E] dat Liander in de zomer van 2015 werkzaamheden aan het stroomkastje heeft uitgevoerd, geen bewijs op van de stelling dat de kabel via het transformatorhuisje liep en dat [A] daardoor een (te) hoog verbruik had. De door [A] overgelegde tekening van installatiebedrijf [Q] (productie 5 bij de vrijwaringsdagvaarding) waarin de situatie volgens [A] staat geschetst en de factuur van dit installatiebedrijf leveren ook geen bewijs van de stelling dat de kabel via het transformatorhuisje liep. [A] heeft [Q] ook niet als getuige opgeroepen om te verklaren over de situatie vóórdat de kabel door dit installatiebedrijf is vervangen. Liander heeft bovendien in deze procedure gemotiveerd aangevoerd dat de openbare verlichting en het rioolgemaal een eigen kabel en aansluiting hebben en ook altijd hebben gehad.
4.1.3.
[C] heeft voorts slechts verklaard wat een 'normaal' verbruik zou zijn geweest op basis van de op dat moment (juli 2015) aanwezige energieverbruikers. De enkele vaststelling van wat een normaal verbruik zou zijn, bewijst nog niet dat het in rekening gebrachte energieverbruik niet door [A] is verbruikt. Bovendien ziet de verklaring van Potijk op de situatie nadat de kabel door [A] is vervangen en niet op de situatie daarvoor. [G] heeft enkel verklaard dat er iets niet goed zat in de installatie. Uit deze verklaring kan niet worden afgeleid dat Liander een fout heeft gemaakt. Ook kan uit de verklaring van Hinzmann niet worden afgeleid wat de oorzaak van het hoge verbruik is geweest.
4.1.4.
[A] heeft tot slot geen bewijs geleverd van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat er een administratieve fout is gemaakt waardoor het verbruik van de openbare verlichting en het rioolgemaal bij het verbruik van [A] werd opgeteld.
Liander heeft in deze procedure gemotiveerd aangevoerd dat het rioolgemaal en de openbare verlichting hun eigen EAN code hebben. Zij heeft daartoe een uitdraai uit het EAN codeboek overgelegd waaruit blijkt dat de betreffende EAN-codes die zien op de openbare verlichting en het rioolgemaal sinds 1 januari 2015 op naam van de gemeente zijn geregistreerd. Op de facturen van Budgetenergie staat alleen de EAN-code 871687120050767193, woonhuis [adres] vermeld voor de afrekening van de elektra aansluiting. Daarnaast blijkt uit de door [A] zelf overgelegde e-mail (productie 4 bij de vrijwaringsdagvaarding) van de energieleverancier van de gemeente, Eneco, dat zowel de aansluiting van de openbare verlichting als die van het rioolgemaal door Eneco van 1 januari 2013 tot 18 augustus 2014 zijn beleverd. Het enkele e-mailbericht van [Z] van de Gemeente Skarsterlân (productie 11 bij productie A bij de vrijwaringsdagvaarding) bewijst niet dat de EAN-codes van het rioolgemaal en de openbare verlichting op het adres van [A] stonden en het verbruik daarvan aan [A] is berekend. [Z] is ook niet door [A] opgeroepen om als getuige te horen.
4.2.
De conclusie is dat de vordering in vrijwaring zal worden afgewezen.
4.3.
[A] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van Liander worden vastgesteld op:
- salaris gemachtigde
€ 450,00(3 punten x tarief € 150,00)
totaal € 450,00.

Beslissing

De kantonrechter:
in de hoofdzaak
in conventie
veroordeelt [A] hoofdelijk, met dien verstande dat indien de een betaalt de anderen daarvan vrijgesteld zijn, tot betaling aan Budgetenergie van een bedrag van € 2.540,85 (zegge: tweeduizendvijfhonderdveertig euro en vijfentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.158,12 vanaf 12 augustus 2015, zijnde de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [A] eveneens hoofdelijk in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Budgetenergie vastgesteld op € 1.075,26;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [A] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Budgetenergie vastgesteld op € 225,00;
in de vrijwaringszaak
wijst de vordering af;
veroordeelt [A] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Liander vastgesteld op € 450,00.
Aldus gewezen door mr. R. Giltay, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 779