In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 10 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen de vennootschap onder firma Griekse Traiterie “De Olijfboom” en een werkneemster. De Olijfboom verzocht de ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsrelatie, terwijl de werkneemster zich tegen dit verzoek verweerde en aanspraak maakte op een billijke vergoeding van € 10.000,00 bruto. De werkneemster was op 1 september 2015 in dienst getreden op basis van een oproepcontract, maar de samenwerking was verstoord geraakt door verschillende omstandigheden, waaronder persoonlijke problemen van de werkneemster.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkneemster niet op het werk is verschenen terwijl zij was ingeroosterd, maar oordeelde dat deze situatie grotendeels te wijten was aan de werkgever, die onvoldoende rekening had gehouden met de studietijden van de werkneemster. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsrelatie zodanig verstoord was dat ontbinding gerechtvaardigd was, maar dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, waardoor de verzoeken om een billijke vergoeding werden afgewezen. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 mei 2016, en de proceskosten werden gecompenseerd.