ECLI:NL:RBNNE:2016:5843

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
C/17/149300 / KG ZA 16-181
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de ontbinding van een raamovereenkomst voor thuisondersteuning tussen gemeente en stichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juli 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een stichting en een gemeente. De stichting, die zich richt op het verlenen van hulp aan meerderjarige jongeren, had een raamovereenkomst gesloten met de gemeente voor thuisondersteuning. De gemeente heeft deze overeenkomst per direct ontbonden, stellende dat er sprake was van grove nalatigheid aan de zijde van de stichting. De stichting betwistte deze ontbinding en vorderde nakoming van de overeenkomst.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente te voorbarig had gehandeld door de overeenkomst te ontbinden zonder de stichting in de gelegenheid te stellen haar visie te geven op de omstandigheden die aan de ontbinding ten grondslag lagen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van grove nalatigheid en dat de stichting niet verplicht was het steek- en schietincident te melden, aangezien dit geen verband hield met de verstrekking van de zorg. De rechtbank heeft de vordering van de stichting tot nakoming van de overeenkomst toegewezen en de gemeente veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat zij niet aan de uitspraak voldoet.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in de communicatie tussen contractpartijen, vooral wanneer het gaat om de ontbinding van contracten die betrekking hebben op kwetsbare doelgroepen. De gemeente werd ook veroordeeld in de proceskosten, wat aangeeft dat de rechtbank de gemeente als grotendeels in het ongelijk stelde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/149300 / KG ZA 16-181
Vonnis in kort geding van 20 juli 2016
in de zaak van
de stichting
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Achterveld, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
[gedaagde],
zetelend te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.A.Th. Kostwinder, kantoorhoudende te Groningen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het herstelexploot;
  • de van de zijde van [eiser] overgelegde producties;
  • de van de zijde van [gedaagde] overgelegde producties, voor zover toegelaten;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van de zijde [eiser] ;
  • de ter zitting van de zijde van [eiser] overgelegde productie;
  • de pleitnota van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een stichting die zich bezighoudt met het verlenen van hulp aan meerderjarige jongeren.
2.2.
Op 17 december 2014 heeft [gedaagde] met [eiser] een overeenkomst gesloten inzake Thuisondersteuning in het kader van de Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
2.3.
Op 4 mei 2015 heeft [A] (hierna: [A] ), de voorzitter van het bestuur van [eiser] , aangifte van chantage en afpersing gedaan tegen een vrouw met wie hij in 2014 enkele maanden een affaire had gehad. Volgens hem had zij gedreigd hem 'kapot te maken' en hem aan te geven bij de tuchtraad wegens seks met een minderjarige als hij niet vóór 8 mei 2015 € 10.000,- aan haar en € 5.000,- aan haar moeder zou betalen. De vrouw is naar aanleiding van deze aangifte verhoord. In dit verhoor heeft zij aangegeven dat de affaire begonnen was toen zij zich ter verkrijging van onderdak en hulp bij [eiser] had aangemeld en dat zij € 15.000,- schadevergoeding van [A] had gevraagd onder meer omdat ze na een jaar nog steeds geen hulp van [eiser] had ontvangen.
2.4.
Op 17 november 2015 hebben partijen na een aanbestedingsprocedure in het kader van de Wmo, een 'Raamovereenkomst Thuisondersteuning' (hierna: de Raamovereenkomst) gesloten. Op grond van deze Raamovereenkomst kan [eiser] jegens [gedaagde] aanspraak maken op vergoeding van aan haar cliënten geleverde zorg op het gebied van "(praktische) thuisondersteuning". Deze zorg behelst de praktische ondersteuning aan personen die ouder zijn dan 18 jaar en zich nog niet goed zelfstandig kunnen redden in het dagelijks leven.
2.5.
In de Raamovereenkomst is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
5.1
Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2016 en eindigt, zonder dat opzegging is vereist, van rechtswege op 31 december 2016 waarbij er een optie tot verlenging van de Dienstverlening bestaat van 1 jaar.
(…)
Artikel 7 Ontbinden van de Overeenkomst
(…)
7.2
Onverminderd het overige in de Overeenkomst bepaalde hebben Partijen het recht om, zonder nadere ingebrekestelling en zonder voorafgaande rechtelijke tussenkomst, de
Overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, door:
1) grove nalatigheid van één der Partijen; (…)
(…)
10.5
Meldingsplicht bij calamiteiten
10.5.1
Opdrachtgever treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door Opdrachtnemer.
10.5.2
Opdrachtnemer meldt iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.
10.5.3
Opdrachtnemer dient volgens artikel 10.5.1 de calamiteiten te rapporteren aan
Opdrachtgever.
2.6.
In bijlage 6 bij de Raamovereenkomst, waarin de kwaliteitseisen staan vermeld waaraan [eiser] dient te voldoen, is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
Sociaal wijkteam en regievoering
4.
Opdrachtnemer faciliteert de Wijkteams om de regie te kunnen nemen.
5.
Opdrachtnemer stemt de ondersteuning af met de sociaal werker.
6.
Opdrachtnemer verstrekt de sociaal werker alle informatie die deze nodig heeft bij het monitoren van de voortgang van de ondersteuning. Indien mogelijk wordt de ondersteuning afgeschaald.
7.
Opdrachtnemer geeft de Wijkteams de ruimte en gelegenheid om in lopende trajecten in te breken, indien naar hun oordeel de ondersteuning onvoldoende efficiënt en effectief is.
(…)
(…)
Ondersteuningsplan
18.
Voor iedere cliënt wordt een ondersteuningsplan opgesteld.
19.
De gegevens van de contactpersoon en hoofdverantwoordelijke van de ondersteuning worden vastgelegd in het Ondersteuningsplan.
20.
Het Ondersteuningsplan is aantoonbaar in samenspraak met de Cliënt opgesteld, gaat uit van wat de Cliënt belangrijk vindt, sluit aan bij diens belevingswereld, is met behulp van de Zelfredzaamheidsmatrix opgesteld, wordt minimaal eenmaal per halfjaar geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.
(…)
(…)
Cliënten
(…)
(…)
25.
Opdrachtnemer heeft een cliëntenraad dat voldoet aan de Wet medezeggenschap Cliënten
(…)
(…)
27.
Opdrachtnemer heeft een klachtenprocedure en maakt deze actief kenbaar bij cliënten.
Beroepsbekwaamheid
28.
Opdrachtnemer is gehouden aan de plicht dat medewerkers die beroepsmatig met Cliënten in aanraking komen geregistreerd worden volgens de in relevante wet- en regelgeving geëiste beroepsregistratie.
29.
Medewerkers en vrijwilligers zijn in het bezit van de juiste en voldoende deskundigheid voor de uitoefening van hun taken.
30.
Medewerkers en vrijwilligers hebben een passende opleiding gevolgd in de richting van de geboden ondersteuning, welke van voldoende hoog niveau is en past bij de Zelfredzaamheid van de Cliënt.
2.7.
Op 24 november 2015 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen partijen. Naar aanleiding van deze bespreking heeft [gedaagde] op 26 november 2015 een brief aan [eiser] gezonden, waarin - voor zover van belang - het volgende staat vermeld:
Op 8 april 2015 heeft [gedaagde] een bezoek aan uw organisatie gebracht in het kader van een kwaliteitsverkenning. Tijdens dit gesprek is onder andere gesproken over zorgplannen, klachtenregeling, medezeggenschap van cliënten, Verklaringen Omtrent Gedrag en de beoogde HKZ certificering.
Als vervolg op dit bezoek en enkele signalen die [gedaagde] over uw stichting heeft ontvangen, heeft er op 22 september 2015 opnieuw een gesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek zijn de diverse signalen besproken. Aangegeven is dat wij om deze reden een onderzoek starten naar de kwaliteit van de door stichting [eiser] geleverde zorg. Hiertoe is uw stichting uitgenodigd om op een 17 tal punten documenten aan te leveren. Deze gegevens zijn door [gedaagde] onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn op 24 november jl. globaal met u besproken. (...)
Resultaten
Zoals tijdens het gesprek verwoord zijn er onzorgvuldigheden geconstateerd in de door u aangeleverde informatie. (…) Onderstaand treft u een lijst waarin alle punten concreet zijn uitgewerkt.
1.
1. De aangeleverde urenverantwoording is niet terug te leiden naar individuele medewerkers.
2.
2. De aangeleverde urenverantwoording per cliënt komt niet overeen met de
ingediende facturen.
3.
3. Niet van alle cliënten is een toestemmingsverklaring voor informatiedeling bijgesloten. Zelfs één cliënt geeft expliciet geen toestemming, toch zijn diens gegevens bijgesloten.
4.
4. Niet voor iedere cliënt is aantoonbaar een begeleidingsplan opgesteld.
5.
5. De termijn tussen evaluaties en aanpassen van begeleidingsplan bedraagt in een aantal gevallen enkele maanden.
6.
6. Er bestaan diverse formats voor het opstellen van begeleidingsplannen.
7.
7. Enkele namen van cliënten die in april zijn genoemd komen niet terug in de in september aangeleverde overzichten.
8.
8. Niet alle begeleiders hebben aantoonbaar een gerichte opleiding gevolgd.
9.
9. Het gebruik van een kindcheck (…) is niet aangetoond.
10.
10. De meldcode is voornamelijk eenzijdig gericht op kindermishandeling. De kindcheck ontbreekt echter in de meldcode. Verder is het onduidelijk wie de aandachtfunctionaris is, hoe kennis en gebruik van medewerkers wordt bevorderd en hoe signalen met andere bij de cliënt betrokken aanbieders worden besproken.
11.
11. Het is onduidelijk hoe afstemming plaatsvindt met andere bij een cliënt (of diens gezinslid) betrokken zorgaanbieders en welke afspraken met hen zijn gemaakt.
12.
12. De gekozen methode, het 8-fasenmodel, komt niet aantoonbaar terug in alle documentatie rondom de cliënt.
13.
13. Niet van alle cliënten wordt aantoonbaar een exitverslag gemaakt.
Verbetering
Zoals tijdens het gesprek is aangegeven willen wij uw organisatie nog eenmaal in de gelegenheid stellen om de ontbrekende documenten aan te leveren en waar nodig aan te vullen. Indien er documenten ontbreken of onvolledig zijn dient dit geregistreerd te worden onder vermelding van redenen. Hiernaast wordt stichting [eiser] verzocht aan te geven op welke termijn deze documenten wel volledig zijn en hoe men dit zal bereiken. Wat hierbij van wezenlijk belang
is, dat [gedaagde] ervan overtuigd raakt dat uw organisatie progressie laat zien en werkt aan kwaliteitsverbetering.
Afgesproken is dat u bovenstaande punten uiterlijk 15 december 2015 aanlevert volgens de in deze brief genoemde voorwaarden.
2.8.
Op [datum] heeft in [plaats] een steek- en schietincident plaatsgevonden (hierna: het steek- en schietincident). Naar aanleiding van dit incident is [A] samen met drie andere verdachten aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen. De voorlopige hechtenis van [A] is na enkele maanden geschorst.
2.9.
Op 1 februari 2016 heeft [eiser] het HKZ-Kwaliteitsmanagementsysteemcertificaat Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening verkregen.
2.10.
Op 25 maart 2016 heeft het Openbaar Ministerie naar aanleiding van voormeld steek- en schietincident een bestuurlijke rapportage aan de burgemeester van [gedaagde] gezonden. In deze bestuurlijke rapportage staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:
Op [datum] vond er in en voor een kapsalon [adres] een steek- en schietincident plaats. Bij dit incident waren vier verdachten betrokken en raakte één slachtoffer gewond. De confrontatie met slachtoffer [B] vond plaats in de kapsalon waar hij voorafgaande aan het steekincident een woordenwisseling met [C] had. Deze [C] verliet na behandeling de kapsalon en kwam kort daarna in het bijzijn van [A] en zijn broer [D] in de kapsalon terug. Het slachtoffer [B] werd vervolgens in de kappersstoel met een mes en tondeuse gestoken en met een stok van een veger geslagen. Het slachtoffer zag uiteindelijk kans de drie aanvallers van zich af te weren en naar buiten te werken. Voor de kapsalon kregen de aanvallers hulp van de hen bekende [E] . Deze [E] schiet vervolgens meerdere malen op slachtoffer [B] , die daarbij gewond raakt. De aanleiding is een langlopend conflict tussen de families [A,C en D] enerzijds en de familie [B] , allen wonende te [woonplaats] .
Volgens [B] zou zijn minderjarige zus door de stichting [eiser] (...), worden begeleid. Tijdens één van de gesprekken zou zij door verdachte [A] sexueel zijn misbruikt. Deze [A] is één van de bestuurders van de stichting [eiser] . Het slachtoffer [B] wilde vervolgens geld van [A] . Vervolgens worden over en weer bedreigingen geuit wat escaleerde in het steek- en schietincident [adres]
Verklaringen betrokkene(n):
De verdachten verklaren dat zij met slachtoffer in de kapsalon wilden praten maar dat zij door slachtoffer werden aangevallen met een mes. En dat uit noodweer werd geschoten.
2.11.
In een intern overzicht van [gedaagde] van signalen over [eiser] die bij haar zijn binnengekomen, staat - voor zover van belang - het volgende vermeld over de signalen die in de periode van januari 2015 tot 25 april 2016 zijn binnengekomen:
Bijlage 1 Overzicht 'harde signalen'
a. signalen ten aanzien van het personeel
(…)
2016
-
- Naar aanleiding van opgevraagde informatie bij [eiser] door de toezichthouder blijkt dat alle medewerkers zonder gerichte zorgachtergrond een mbo opleiding in de zorg gaan volgen. Er zijn twee medewerkers aanwezig met een hbo gerichte zorgopleiding. Er
bestaan hierdoor wel twijfels bij of de hbo medewerkers al deze begeleiders die een mbo volgend kunnen begeleiden bij hun opleiding. Contractueel bestaat geen grond [eiser] hierop aan te spreken.
-
- Bij het wijkteam komt de volgende melding binnen van cliënt E.
• Cliënt E. woont sinds feb 2015 bij [eiser] , hiervoor een half jaar bij GGZ. Toen hij bij [eiser] kwam wonen was hem beloofd dat hij een eigen appartement zou krijgen. Echter is er tot tweemaal toe zomaar iemand bij hem in huis geplaatst. (…)
Betaald geen eigen bijdrage omdat hij weinig inkomen heeft, (…)
• Spanning waren er eerder al omdat op zijn adres een ene [F] stond ingeschreven. Hij mocht dit absoluut niet doorgeven aan [gedaagde] .
• Heeft dit toch gedaan omdat hij anders geen uitkering kon aanvragen. Hij zegt dat de directeur ( [A] ) toen woest op hem is geworden. Hij moest dit meteen terug draaien.
• Hij wil graag in gesprek met [eiser] maar durft dit niet alleen. Hij is bang dat hij eruit wordt gezet, er is nooit een contract getekend.
(…)
-
- De bezwaar en beroep commissie van MO zaak komt met het volgende:
• Naar aanleiding van een aantal bezwaren die onder handen zijn van de bezwaar en beroep commissie Wmo komt naar voren dat een drietal cliënten door [eiser] op straat zal worden gezet indien het bezwaar ongegrond wordt verklaard (het gewenste budget dus
niet ontvangen). Deze commissie geeft aan dat [eiser] niet de zorg biedt die zij geacht wordt te bieden.
• De bezwaar en beroep commissie bij MO zaak geeft het volgende signaal af: Medewerkers hebben een huisbezoek afgelegd en zijn gestuit op een uiterst zorgwekkende situatie. [eiser] heeft allerlei personen in zorg die beschermd zouden moeten wonen. Deze vorm van zorg (…) biedt [eiser] niet en daarom wordt er geïndiceerd voor ambulante Thuisondersteuning (zorg op afroep beschikbaar). Bij een persoon, cliënt X, is vastgesteld dat hij beschermd moet wonen met constant zorg om zich heen. [eiser] is dus niet geschikt. Daar komt bij dat cliënt X door [eiser] op de kamer is gezet bij iemand anders (2 keer tarief opstrijken) en die persoon schiet regelmatig met een luchtbuks. (…) Het lijkt mij (…) dringend gewenst dat bij de inkoop voor 2017 [eiser] niet langer wordt gecontracteerd voor beschermd wonen, omdat ze dit niet bieden. Bovendien zou je je moeten afvragen of zij wel de kwaliteit leveren die ze zouden moeten leveren als ze personen bij elkaar op de kamer zetten en er gevaarlijke situaties ontstaan. ( [eiser] wist van de luchtbuks, want de GGZ heeft hierover geklaagd, maar heeft er niets mee gedaan).
-
- Een van de bestuurders ( [A] ) (…) en een cliënt van St. [eiser] zijn besproken in een bestuurlijke rapportage aan de burgemeester van [gedaagde] .(…)
-
- Van een medewerker van de reclassering in Groningen worden de volgende signalen gemeld:
• [eiser] belt wel vaker afspraken af. Soms zelfs via de cliënten zelf.
• Bij de reclassering is nog nooit gemerkt dat cliënten vooruit worden geholpen.
signalen ten aanzien van de financiën (geld ten behoeve van zorg wordt
aan andere zaken besteedt: te weinig zorgverlening ten opzichte van
indicatie en daarbij behorende financiën)
(…)
2016
-
- Bij het wijkteam komt de volgende melding binnen van cliënt E.:
• Cliënt E. heeft hij van [eiser] een brief gekregen dat hij 300 euro per maand huur moet betalen.
• Hij heeft aangegeven dat hij het hier niet mee eens is, hierdoor nu spanning met de Organisatie.
-
- Van een medewerker van de reclassering in Groningen worden de volgende signalen gemeld:
• Hij heeft een cliënt (cliënt A.) die met zijn vrouw samenwoont in [plaats] . De cliënt is cliënt van St. [eiser] . (…). [eiser] heeft een contract met cliënt A. afgesloten dat [eiser] de huur betaalt en dat cliënt A. slechts € 200, - per uur betaalt. Zodra het kan moet cliënt A. deze € 500, - per maand terugbetalen. Verder is [eiser] al vier maanden bezig een zorgverzekering en uitkering voor cliënt A. te regelen. Hij leeft nu van de € 20, leefgeld die cliënt A. van [eiser] per week ontvangt.
Ook dit komt op het schuldenlijstje. (…)
• Vanuit het jongerenteam van [gedaagde] worden de volgende signalen gemeld:
• Een van de medewerkers in het jongerenteam van [gedaagde] heeft een bindend studieadvies gegeven voor een jongere die begeleiding krijgt van [eiser] . Deze jongere geeft aan 70 uren begeleiding van [eiser] te ontvangen, maar deze helemaal niet
nodig te hebben en deze eigenlijk ook niet wil.
(…)
Bijlage 2 Overzicht 'zachte signalen'
a. signalen ten aanzien van het personeel
2015
(…)
Jongerenteam en proces coördinator jeugd: nieuwe cliënten worden via via of op straat ‘geworven’.
2016
-
- Van een medewerker van de reclassering in Groningen worden de volgende signalen gemeld:
• Hij krijgt signalen dat jongens worden gebruikt als koerier om pakketjes rond te brengen. Ook komt het voor dat cliënten van [eiser] niet op komen dagen op afspraken terwijl ze aangaven wel te komen. Als er dan naar deze cliënten werd gebeld waren ze
ineens aan de andere kant van het land.
• Er zijn signalen dat cliënten worden gebruikt voor prostitutie. (...)
b. signalen ten aanzien van de financiën (geld ten behoeve van zorg wordt aan andere zaken besteedt; te weinig zorgverlening ten opzichte van indicatie en daarbij behorende financiën)
2015
-
- Organisatie voor gespecialiseerde jeugdzorg:
Deze organisatie vermoedt dat de huur uit het persoonsgebonden budget wordt betaald.
2016
-
- Bij het wijkteam komt de volgende melding binnen van cliënt E.
• Cliënt E. geeft aan dat het allemaal van geen kant deugt. De directeur en begeleiders rijden in dikke auto’s, nieuw uit de garage. Hij voelt zich absoluut niet goed bij de situatie.
-
- Vanuit het jongerenteam van [gedaagde] worden de volgende signalen gemeld:
• Een andere medewerker van het jongerenteam begeleidt een jongere die zorg ontvangt (8 uur per week begeleiding) van Stichting [eiser] . (…) Inmiddels heeft deze jongere een parttime baan, wil graag bij [eiser] afbouwen en doet een thuisstudie. Vanwege deze ontwikkeling is een bindend studieadvies door het RMC aangevraagd door de medewerker van het jongerenteam. De begeleider van St. [eiser] en de jongere gingen met deze aanvraag akkoord, maar kwamen niet opdagen op de uitnodigingen van het RMC. Uiteindelijk heeft de afspraak toch plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek werd echter aangegeven door Stichting [eiser] en jongere dat de jongere beter toch niet naar school kan vanwege persoonlijke problemen.
2.12.
Drie van de bezwaren die zijn ingediend bij de bezwaar- en beroepscommissie Wmo, waaraan in voormeld overzicht wordt gerefereerd, zijn bij beschikking op bezwaar van 8 juni 2016 gegrond verklaard.
2.13.
Bij brief van 13 juni 2016 heeft [gedaagde] - voor zover van belang - het volgende aan [A] , in hoedanigheid van voorzitter van het bestuur van [eiser] , bericht:
Bij overeenkomst getekend op 17 november 2015 is een raamovereenkomst Thuisondersteuning voor het jaar 2016 met u ondertekend. Vanaf april 2015 is enkele malen met u gesproken over de kwaliteit van uw dienstverlening en in een later stadium tevens over signalen die wij over uw organisatie hebben ontvangen. (…) Na de start van de nieuwe overeenkomst in 2016 hebben wij opnieuw signalen over uw stichting ontvangen. De aard en omvang van de signalen zijn van dien aard, dat ernstige twijfels ontstonden ten aanzien van de kwaliteit van de door u geleverde dienstverlening, maar ook ten aanzien van de kwantiteit. Bovendien zijn er signalen die erop duiden dat de veiligheid van uw cliënten in het geding is, als gevolg van uw dienstverlening. Wij hebben deze signalen onderzocht. Tijdens het onderzoek ontvingen wij op 25 maart een bestuursrapportage vanuit het Openbaar Ministerie, waaruit blijkt dat u als voorzitter en tevens hulpverlener als verdachte bent aangemerkt in verband met een ernstig geweldsdelict. Bij dit incident was tevens een van uw cliënten betrokken. Op grond van artikel 10.5 van de overeenkomst bent u verplicht een dergelijk incident per omgaande aan ons te melden. Door dit na te laten heeft u gehandeld in strijd met de contractuele voorwaarden. Er is naar ons oordeel sprake van een grove nalatigheid als bedoeld in artikel 7.2 van de overeenkomst. Gelet op dit gegeven en gelezen in samenhang met alle andere aanwezige signalen hebben wij besloten de overeenkomst op grond van artikel 7.2 per direct te ontbinden.
2.14.
Bij brief van 17 juni 2016 heeft mr. Achterveld voornoemd namens [eiser] aan [gedaagde] bericht niet akkoord te gaan met de ontbinding.
2.15.
Bij brief van 4 juli 2016 heeft [H] , manager bij Veiligheidshuis Fryslân, - voor zover van belang - het volgende aan [gedaagde] bericht:
In algemene zin hebben verschillende partners van het Veiligheidshuis bij de procesregisseurs van het Veiligheidshuis aangegeven twijfels te hebben bij de werkwijze, integriteit en kwaliteit van geleverde zorg van en door de Stichting [eiser] . Meer specifiek hebben partners aangegeven:
› vraagtekens te zetten bij hoe de Stichting [eiser] aan haar cliënten komt (praktijken die kunnen duiden op ronselen),(…);
› dat de samenwerking met de Stichting [eiser] moeizaam is en zij het contact met de cliënt kwijtraken (isolatie). Met als voorbeelden dat er geen contact met de begeleider van [eiser] is te krijgen, afspraken niet worden nagekomen en stappen worden gezet zonder hierover af te stemmen met andere betrokken partners;
› dat in een aantal gevallen cliënten worden begeleid door personen die annex zijn met strafbare feiten;
› dat cliënten in woonruimte worden geplaatst waarbij vermoedelijk sprake is van illegale onderverhuur;
› dat cliënten zich prostitueren, vermoedelijk met medeweten van Stichting [eiser] ;
› dat PGB-budget voor een deel wordt gebruikt voor het betalen van huur voor huisvesting via of door [eiser] .
2.16.
Bij brief van 5 juli 2016 heeft [I] , directeur van de Coöperatie Amaryllis (hierna: Amaryllis) - voor zover van belang - het volgende aan [gedaagde] bericht:
In 2015 heeft Coöperatie Amaryllis signalen ontvangen over ontoereikende hulpverlening van Stichting [eiser] aan kwetsbare bewoners. Dit is indertijd gemeld bij [gedaagde] .
In 2016 zijn meer van dergelijke signalen ontvangen over Stichting [eiser] , welke aan de orde kwamen in gesprekken die gevoerd zijn met de sociaal werkers van Coöperatie Amaryllis. Om een indruk te geven wat de aard is van deze klachten, volgt hiervan onderstaand een opsomming met macht neming van de privacy van de bewoners. (…)
• Een bewoner vertelde dat ze de Stichting [eiser] te kennen had gegeven dat ze geen
ondersteuning meer wenst. De begeleider van Stichting [eiser] gaf aan dat dit niet mogelijk
was. Indien mevrouw volhardde in haar voornemen om de begeleiding toch te beëindigen,
zou de Stichting [eiser] hiervan melding doen bij het Regiecentrum. (…) Bewoner heeft dit als intimiderend ervaren.
• Andere bewoners gaven aan dat ze ondersteuning zouden krijgen in de vorm van bijvoorbeeld het volgen van een opleiding of het mogen halen van een auto rijbewijs op kosten van Stichting [eiser] . Deze beloftes zijn niet nagekomen aldus de bewoners die wij spraken.
• Er is benoemd dat sommige meiden seks met werknemers van de Stichting [eiser] zouden hebben in ruil voor kleding en schoenen.
• Er is benoemd dat bewoners vaak moesten verhuizen waarbij er sprake zou zijn van
voorkeursbehandelingen De één kreeg een mooier huis dan de ander.
• Er zijn bewoners waarvan de schuldenlast wordt afgelost door de Stichting [eiser] .
• Er is benoemd dat de ene bewoner geen huur hoefde te betalen en de andere wel. (…)
• Nadat bekend is geworden dat het contract met [gedaagde] is gestopt, gaat een kwetsbare bewoner op advies van de Stichting [eiser] verhuizen naar Groningen omdat hij daar wel ondersteuning kan blijven krijgen van de Stichting [eiser] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot
1. herroeping van het besluit, neergelegd in de brief gericht aan de stichting d.d.
13 juni 2016, inhoudende de ontbinding per direct van de tussen partijen bestaande Raamovereenkomst inzake Wmo Thuisondersteuning;
2. nakoming van de afspraken, neergelegd in de tussen partijen tot stand gekomen Raamovereenkomst;
3. betaling van € 250,- per dag c.q. dagdeel, gedurende welke [gedaagde] nalaat gevolg te geven aan het in deze te wijzen vonnis, gerekend vanaf de derde dag na de dag van betekening van het in deze te wijzen vonnis;
4. betaling van € 750,- exclusief BTW ten titel van buitengerechtelijke incassokosten;
5. betaling van de proceskosten, waaronder een salaris voor de gemachtigde van [eiser] .
3.2.
[eiser] heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft ten onrechte de Raamovereenkomst opgezegd. Anders dan zij in de ontbindingsbrief heeft vermeld, is geen sprake van grove nalatigheid van [eiser] in de zin van artikel 7.2 van de Raamovereenkomst. [eiser] betwist dat zij op grond van artikel 10.5 verplicht was het steek- en schietincident dat plaatsvond op [datum] te melden. Artikel 10.5 heeft namelijk betrekking op
"calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening"en het steek- en schietincident hield geen verband met de verstrekking van een voorziening noch waren cliënten van [eiser] bij het incident betrokken. [A] was wel bij het incident betrokken maar enkel als bemiddelaar. Hij heeft zich niet schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Zolang geen sprake is van een veroordeling wordt hij geacht onschuldig te zijn. Ook de affaire van [A] met een vrouw in 2014 biedt geen grond voor ontbinding. Zij was destijds geen cliënte van [eiser] en de affaire hield geen verband met de werkzaamheden van [A] voor [eiser] . Als er al iets ernstigs op [A] aan te merken zou zijn, kan dat bovendien niet één op één aan [eiser] worden toegerekend. Hij vormt immers niet de stichting maar is slechts één van de bestuursleden. Voorts herkent [eiser] zich niet in de signalen die in de bestuursrapportage en in de brieven van het Veiligheidshuis en Amaryllus worden genoemd. In het kader van het onderzoek van [gedaagde] naar deze signalen had [eiser] gehoord moeten worden. Dit heeft [gedaagde] nagelaten. Ook heeft zij [eiser] niet geïnformeerd over deze signalen. In plaats daarvan is zij op basis van deze vage signalen tot besluitvorming overgegaan. Voor de signalen uit 2015 geldt dat deze er niet aan in de weg hebben gestaan dat [gedaagde] in november 2015 opnieuw een overeenkomst met [eiser] heeft gesloten. Deze signalen zijn derhalve niet zo zwaarwegend dat zij ontbinding van de Raamovereenkomst rechtvaardigen. In 2015 is door [gedaagde] met [eiser] gesproken over punten die zij diende te verbeteren. Na dit gesprek heeft [eiser] ten aanzien van deze punten verbetering laten zien. Uit de door [eiser] overgelegde verklaring, die door 15 cliënten van [eiser] is ondertekend, blijkt dat deze cliënten bij [eiser] willen blijven en zich niet kunnen vinden in de conclusie van [gedaagde] dat de zorgverlening onder de maat zou zijn.
3.3.
[gedaagde] voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering, onder veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Gelet op het feit dat de Raamovereenkomst van rechtswege eindigt op 31 december 2016, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van [eiser] bij haar vordering tot nakoming van deze overeenkomst gegeven. Nu de overeenkomst in beginsel nog maar een klein half jaar duurt, kan van [eiser] in redelijkheid niet verwacht worden de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. De kans is namelijk groot dat een bodemprocedure enkele maanden zal duren. Indien de vordering van [eiser] in de bodemprocedure zou worden toegewezen, zou dit daarom slechts een Pyrrhusoverwinning zijn, gezien de zeer beperkte periode dat [gedaagde] de overeenkomst nog zou moeten nakomen.
4.2.
Wat betreft de vordering tot het herroepen van het besluit tot ontbinding van de Raamovereenkomst overweegt de voorzieningenrechter dat deze vordering dezelfde strekking heeft als de vordering tot nakoming van de overeenkomst, te weten dat [gedaagde] haar verplichtingen uit de overeenkomst blijft nakomen. Toewijzing van de vordering tot nakoming impliceert reeds dat aan (het besluit tot) de ontbinding van de overeenkomst geen werking toekomt. Gelet hierop is, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk welk spoedeisend belang [eiser] heeft bij de vordering tot herroeping van het besluit naast de vordering tot nakoming van de overeenkomst. Deze vordering zal om die reden worden afgewezen.
4.3.
Partijen verschillen van mening over de vraag of [gedaagde] de Raamovereenkomst per direct heeft mogen ontbinden. De voorzieningenrechter overweegt ter zake als volgt.
4.4.
In de ontbindingsbrief van 13 juni 2016 wordt de overeenkomst ontbonden wegens grove nalatigheid van [eiser] in de zin van artikel 7.2 van de Raamovereenkomst. De conclusie dat sprake is van grove nalatigheid in vorenbedoelde zin heeft [gedaagde] blijkens de brief gebaseerd op het feit dat [eiser] in strijd zou hebben gehandeld met artikel 10.5 van de Raamovereenkomst door het steek- en schietincident van [datum] niet te melden en op signalen die zij over [eiser] had ontvangen die ernstige twijfels zouden hebben opgeroepen ten aanzien van de kwaliteit en de kwantiteit van de door [eiser] geleverde dienstverlening en die erop zouden duiden dat de veiligheid van de cliënten van [eiser] in het geding was.
4.5.
[eiser] heeft onbestreden gesteld dat de personen die naast [A] bij voormeld steek- en schietincident betrokken waren op het moment van het incident geen cliënt waren van [eiser] en dat het incident zich niet voordeed in het kader van de verstrekking van een voorziening. Gezien de bewoordingen van artikel 10.5 van de Raamovereenkomst, die spreekt over het "
melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening"was [eiser] daarom, anders dan [gedaagde] in de ontbindingsbrief heeft aangegeven, op grond van dit artikel niet verplicht het steek- en schietincident bij [gedaagde] te melden. Het niet melden van het incident levert derhalve geen grond op voor ontbinding wegen grove nalatigheid.
4.6.
Wel is de voorzieningenrechter van oordeel dat het voor [eiser] duidelijk had moeten zijn dat [gedaagde] er belang bij had om op de hoogte gesteld te worden van het feit dat [A] verdacht werd van betrokkenheid bij een steek- en schietincident. Hierbij laat de voorzieningenrechter wegen dat [eiser] een stichting is aan wie [gedaagde] de zorg voor kwetsbare jongeren heeft uitbesteed en dat een voorzitter van een dergelijke stichting een voorbeeldfunctie voor deze jongeren vervult en naar buiten toe het gezicht van de stichting is. Om die reden mag van hem verwacht worden dat hij zich zowel op zijn werk als in privé zodanig gedraagt dat hij niet enkele maanden in voorlopige hechtenis wordt genomen als verdachte van een gewelddelict. Alle stellingen van [eiser] die dit miskennen, stuiten daarop af. Het had daarom van zorgvuldigheid getuigd wanneer [eiser] het feit dat [A] werd verdacht van betrokkenheid bij het steek- en schietincident wel aan [gedaagde] had gemeld.
4.7.
Wat betreft de andere grond waarop [gedaagde] in de ontbindingsbief de conclusie heeft gestoeld dat sprake is van grove nalatigheid, te weten de door [gedaagde] ontvangen signalen over [eiser] , overweegt de voorzieningenrechter allereerst dat de brief op dit punt uitblinkt in vaagheid. Uit de brief wordt volstrekt niet duidelijk welke concrete signalen dit betreft. De voorzieningenrechter acht dit onzorgvuldig jegens [eiser] .
4.8.
In het kader van de onderhavige kort gedingprocedure heeft [gedaagde] verduidelijkt op welke signalen zij in de brief doelt. Dit betreft de signalen die staan vermeld in het overzicht, zoals geciteerd in r.o. 2.11, en de signalen zoals die onder meer zijn weergegeven in de brieven van het Veiligheidshuis en Amaryllis, geciteerd in r.o. 2.15 en 2.16. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de brief van Amaryllis volgt dat Amaryllis reeds in 2015 aan [gedaagde] had bericht over signalen die zij had ontvangen over ontoereikende hulpverlening van [eiser] . Voorts blijkt uit het overzicht van harde en zachte signalen dat er ook in 2015 al negatieve signalen door [gedaagde] over [eiser] waren ontvangen, bijvoorbeeld over het ronselen van cliënten en over het betalen van de huur van woningen uit het persoonsgebonden budget van cliënten. Waar [eiser] ondanks deze signalen bij de aanbestedingsprocedure in 2015 als één van de winnaars uit de bus is gekomen en [gedaagde] in deze signalen kennelijk geen reden heeft gezien om in november 2015 geen nieuwe overeenkomst met [eiser] te sluiten, bieden deze signalen geen grond voor ontbinding van diezelfde overeenkomst, laat staan voor ontbinding per direct wegens grove nalatigheid. Het verweer van [gedaagde] dat zij in 2015 de overeenkomst met [eiser] heeft gesloten om [eiser] nog een laatste kans te bieden om de door haar geboden dienstverlening te verbeteren, doet hier - wat daar verder ook van zij - niet aan af.
4.9.
Voorts had het, gelet op het feit dat deze signalen in 2015 niet in de weg stonden aan het sluiten van de Raamovereenkomst, op de weg van [gedaagde] gelegen om te onderbouwen waarom soortgelijke signalen die in 2016 werden ontvangen wél directe ontbinding van diezelfde overeenkomst wegens grove nalatigheid zouden rechtvaardigen. Dit heeft zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gedaan. Voor zover [gedaagde] in dit verband aanvoert dat de overeenkomst voor [eiser] een laatste kans was om de door haar geboden dienstverlening te verbeteren en dat van deze verbetering, gelet op de in 2016 ontvangen signalen, onvoldoende is gebleken, volgt de voorzieningenrechter haar hierin niet. Als de overeenkomst in de visie van [gedaagde] een laatste kans was voor [eiser] , had het op de weg van [gedaagde] gelegen om bij het sluiten van de Raamovereenkomst de in 2015 ontvangen signalen met [eiser] te bespreken en duidelijk kenbaar te maken dat wanneer [eiser] op dit punt geen verbetering zou laten zien de overeenkomst zou worden beëindigd. [eiser] heeft ter zitting onbestreden gesteld dat in het gesprek tussen partijen in november 2015 weliswaar door [gedaagde] is benoemd dat zij signalen van Amaryllis had ontvangen, maar dat [gedaagde] toen niet concreet heeft gemaakt welke signalen dit waren en dat er na het gesprek in november 2015 tot aan de ontbindingsbrief van 13 juni 2016 geen enkel gesprek over dit onderwerp met [gedaagde] heeft plaatsgehad. Gelet hierop is [eiser] wat betreft de in 2015 door [gedaagde] ontvangen signalen onvoldoende gelegenheid geboden om verbetering te laten zien, zodat soortgelijke signalen in 2016 onvoldoende grond bieden voor ontbinding per direct wegens grove nalatigheid.
4.10.
Voor zover sommige van de in 2016 ontvangen signalen ernstiger zijn dan de signalen die in 2015 zijn ontvangen, heeft het volgende te gelden. Een belangrijk deel van de signalen worden niet gestaafd met feiten of kenbare bronnen waardoor zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter het niveau van gerucht niet ontstijgen. [eiser] heeft ter zitting aangegeven zich niet te herkennen in veel van de signalen. Onder deze omstandigheden had, gezien het feit dat ontbinding per direct een zeer vergaande maatregel is, op grond van de redelijkheid en billijkheid die partijen als contractspartijen jegens elkaar in acht dienen te nemen, van [gedaagde] verwacht mogen worden dat zij [eiser] de gelegenheid had geboden haar visie te geven op de omstandigheden waarop zij de ontbinding heeft gebaseerd alvorens te beslissen of zij de Raamovereenkomst op grond van die omstandigheden per direct zou ontbinden. Vaststaat dat [gedaagde] dit niet heeft gedaan. Niet gebleken is dat de signalen zodanig ernstig waren dat onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk was en een bespreking van de omstandigheden met [eiser] daarom niet meer mogelijk was. Hierbij is van belang dat [gedaagde] , nadat zij in maart 2016 bekend was geworden met het steek- en schietincident, welk incident naar eigen zeggen de 'druppel was die de emmer deed overlopen', nog tweeënhalve maand heeft gewacht alvorens de overeenkomst te ontbinden. Haar verweer dat zij die tijd nodig had om andere organisaties te vinden die de zorg voor de cliënten van [eiser] over konden nemen, doet hier niet aan af. Dit laat immers onverlet dat zij tweeënhalve maand heeft gewacht en derhalve de situatie in maart 2016 kennelijk niet zodanig ernstig heeft geoordeeld dat de zorgverlening door [eiser] onmiddellijk diende te worden stopgezet.
4.11.
Concluderend overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat het geheel van signalen reden geeft tot zorg, zeker bezien in samenhang met het feit dat [A] enkele maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten als verdachte van een steek- en schietincident en nog altijd verdachte is in die zaak en het feit dat hij een affaire heeft gehad met een jonge vrouw, die claimt dat de affaire is begonnen toen zij zich voor hulp aanmeldde bij [eiser] . Echter, waar [gedaagde] deze omstandigheden niet zodanig ernstig heeft geoordeeld dat zij in maart 2016 de Raamovereenkomst onmiddellijk heeft ontbonden en veel van de signalen niet worden gestaafd met feiten of kenbare bronnen is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [gedaagde] te voorbarig heeft gehandeld door op grond van deze signalen en het steek- en schietincident te concluderen dat sprake was van grove nalatigheid aan de zijde van [eiser] en de Raamovereenkomst om die reden in juni 2016 per direct te ontbinden zonder [eiser] in de gelegenheid te stellen haar visie te geven op deze omstandigheden. De voorzieningenrechter acht daarom aannemelijk dat een bodemrechter zal oordelen dat de Raamovereenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden. De vordering tot nakoming van die overeenkomst zal daarom worden toegewezen.
4.12.
Voorts zal de gevorderde dwangsom als onbestreden worden toegewezen, zij het dat aan de te verbeuren dwangsommen een maximum van € 5.000,- zal worden verbonden.
4.13.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen als niet onderbouwd worden afgewezen.
4.14.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van het herstelexploot laat de voorzieningenrechter voor rekening van [eiser] , nu de onjuistheid in het oorspronkelijke exploot in haar risicosfeer ligt. Met inachtneming hiervan worden de kosten aan de zijde van [eiser] vastgesteld op
- dagvaarding € 94,08
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.529,08

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van de afspraken, neergelegd in de tussen partijen tot stand gekomen “Raamovereenkomst Thuisondersteuning”;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in r.o. 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op € 1.529,08;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Idzenga en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
fn: 445