ECLI:NL:RBNNE:2016:5842
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter wegens vermeende partijdigheid tijdens getuigenverhoor
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.H. Haarsma, op 20 juni 2016 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E.W. van Weringh, rechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. Verzoeker voelde zich benadeeld door de wijze waarop de rechter zijn vriendin, mevr. [B], en haar zoon behandelde tijdens het getuigenverhoor. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was en hem als crimineel wegzette. De wrakingskamer heeft op 29 juni 2016 het verzoek behandeld, waarbij ook Bouwbedrijf [A] en hun advocaat mr. M. Dijsselhof aanwezig waren.
De rechter, mr. Van Weringh, heeft het wrakingsverzoek betwist en verklaard dat hij gebonden is aan de bewijsopdracht die hij had gegeven. Hij voerde aan dat verzoeker te laat was met zijn wrakingsverzoek, aangezien het vonnis al in maart 2016 was gewezen en het eerste getuigenverhoor op 4 mei 2016 had plaatsgevonden. De rechtbank heeft de toepasselijke normen voor wraking uiteengezet, waaronder artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens.
De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek te laat was ingediend en dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Er waren geen uitzonderlijke omstandigheden die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van mr. Van Weringh en dat de gang van zaken tijdens het getuigenverhoor niet duidde op partijdigheid. De beslissing werd op 13 juli 2016 openbaar uitgesproken.