ECLI:NL:RBNNE:2016:5826

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2016
Publicatiedatum
11 mei 2017
Zaaknummer
18/830409-14, 18/670072-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot diefstal met geweld en poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld en poging tot doodslag. De verdachte heeft op 18 december 2014 in Groningen geprobeerd een hoeveelheid hennep van het slachtoffer te stelen, waarbij hij het slachtoffer onder bedreiging van een doorgeladen vuurwapen heeft gedwongen om de hennep af te geven. Toen het slachtoffer probeerde te vluchten, heeft de verdachte meerdere keren op hem geschoten, waarbij het slachtoffer gewond raakte aan zijn linker schouder en rechter bovenbeen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft tijdens de zittingen ontkend de schutter te zijn geweest, maar de rechtbank achtte zijn verklaringen ongeloofwaardig. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 12 maanden, omdat de verdachte het voorwaardelijke vonnis had geschonden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830409-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/670072-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 mei 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 november 2015, 26 april 2016 en 17 mei 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Rinsma, advocaat te Maastricht.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 december 2014 te Groningen op/nabij de openbare weg (aan/nabij (steeg/brandgang) [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid wiet/hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- een pistool/vuurwapen heeft getoond aan en/of gehouden in de richting van die [slachtoffer] en/of heeft doorgeladen en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "Geef hier dat spul" althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- een op meer kogels op die [slachtoffer] heeft afgevuurd, en/of
- ( aldus) een voor die [slachtoffer] dreigende situatie heeft geschapen;
OF
hij op of omstreeks 18 december 2014 te Groningen op/nabij de openbare weg (aan/nabij (steeg/brandgang) [pleegplaats] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid wiet/hennep, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestand dat verdachte
- een pistool/vuurwapen heeft getoond aan en/of gehouden in de richting van die [slachtoffer] en/of heeft doorgeladen en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "Geef hier dat spul" althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- een op meer kogels op die [slachtoffer] heeft afgevuurd, en/of
- ( aldus) een voor die [slachtoffer] dreigende situatie heeft geschapen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 december 2014 te Groningen op/nabij de openbare weg (aan/nabij (steeg/brandgang) [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid wiet/hennep, althans enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een pistool/vuurwapen te tonen aan en/of te houden in de richting van die [slachtoffer] en/of door te laden en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Geef hier dat spul" althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- een op meer kogels op die [slachtoffer] af te vuren, en/of
- ( aldus) een voor die [slachtoffer] dreigende situatie te scheppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
OF
hij op of omstreeks 18 december 2014 te Groningen op/nabij de openbare weg (aan/nabij (steeg/brandgang) [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid hennep/hennep, in elk geval van enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- een pistool/vuurwapen te tonen aan en/of te houden in de richting van die [slachtoffer] en/of door te laden en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Geef hier dat spul" althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- een op meer kogels op die [slachtoffer] af te vuren, en/of
- ( aldus) een voor die [slachtoffer] dreigende situatie te scheppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 18 december 2014, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool/vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 december 2014, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool/vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair eerste alternatief en 2 primair ten laste gelegde, respectievelijk diefstal met geweld en poging tot moord kunnen worden bewezen. Het scenario dat verdachte schetst – dat [getuige 3] heeft geschoten, waarbij verdachte het doelwit was en [slachtoffer] is geraakt – is niet aannemelijk. Daarbij wordt verwezen naar verklaringen die door [slachtoffer] zijn afgelegd, de WhatsApp geschiedenis waarbij verdachte [slachtoffer] laat weten dat hij alleen moet komen, de plattegrond en de vluchtroutes die daarop zijn ingetekend door [slachtoffer] en diverse andere getuigen, alsmede de plek waarop [slachtoffer] de zak hennep heeft laten vallen en de verklaring die door getuige [getuige 1] is afgelegd waaruit blijkt dat hij gevraagd is om verdachte naar Amsterdam te brengen omdat hij iets ergs zou hebben gedaan. Getuige [getuige 2] heeft vanuit zijn woning zicht op het grasveld, de uitgang van de brandgang en het elektriciteitshuisje. Uit zijn verklaring volgt dat de gehurkte man verdachte moet zijn, nu hij de enige donkere man in het geheel is. Voorts kan de verklaring van verdachte, die eerst ontkend heeft op de plaats delict te zijn geweest, zich vervolgens op zijn zwijgrecht heeft beroepen en daarna een aantoonbaar onjuist alibi heeft opgevoerd, als leugenachtig worden aangemerkt. De officier van justitie acht de voorbedachte rade - zoals onder 2 primair ten laste gelegd - op grond van het volgende wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft aangever [slachtoffer] bewust alleen laten komen en was op dat moment al voorzien van een geladen vuurwapen. Verdachte heeft [slachtoffer] meegenomen naar het grasveld, een arm om hem heen geslagen en voor zijn neus het vuurwapen doorgeladen en op hem gericht. Toen [slachtoffer] ervandoor ging heeft verdachte in ieder geval twee maal gericht op [slachtoffer] geschoten, waarmee sprake is van twee afzonderlijke wilsbesluiten. Verdachte heeft in elk geval vanaf het moment dat [slachtoffer] bij hem vandaan vluchtte de tijd en gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad. Als hij die tijd heeft gehad, is het ook redelijk om aan te nemen dat hij daarvan gebruik heeft gemaakt, aldus de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd.
Op basis van het onderhavige dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte de schutter is geweest die [slachtoffer] heeft geraakt. Verdachte heeft dit ontkend en hij heeft verklaard dat hij die bewuste dag niet in het bezit van een vuurwapen is geweest. In de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [getuige 3] bevinden zich te veel onduidelijkheden en inconsistenties om als bewijs tegen verdachte te kunnen worden gebruikt. In hoofdlijnen lijken hun verklaringen met elkaar overeen te komen, echter op details lopen zij uiteen, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van hoe [slachtoffer] de hennep bewaarde; zelf heeft hij verklaard dat dat in een vuilniszak was, terwijl [getuige 3] eerst heeft verklaard over een tasje en later dit tasje heeft omschreven als een vuilniszak. [slachtoffer] heeft in eerste instantie ook een onjuiste verklaring afgelegd. Het relaas van [slachtoffer] en [getuige 3] is ook niet aannemelijk, omdat je mag verwachten dat iemand direct naar het ziekenhuis rijdt als iemand is neergeschoten, in plaats van dat in de auto op zoek wordt gegaan naar de schutter. De omstandigheid verder dat er op de kleding en in de binnenzak van de jas van verdachte schotresten zijn aangetroffen, is blijkens het NFI-rapport niet redengevend voor het bewijs dat door verdachte is geschoten, nu het hier munitie betreft die blijkens de markers die op de munitie zijn aangebracht door de politie wordt gebruikt. Het scenario dat verdachte schetst wordt door de bewijsmiddelen niet weerlegd.
Mocht worden aangenomen dat verdachte de schutter is geweest dan kan niet worden bewezen dat hij met voorbedachte rade heeft gehandeld.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij geen reden ziet om de verklaringen van aangever [slachtoffer] en getuige [getuige 3] van het bewijs uit te sluiten, zoals door de raadsman is bepleit. De onduidelijkheden en inconsistenties waar de raadsman op doelt betreffen niet essentiële onderdelen van de verklaringen. De rechtbank zal de verklaringen daarom bezigen voor het bewijs.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 primair eerste alternatief en 2 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is –ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 18 december 2014 had ik met [slachtoffer] afgesproken bij de woning van mijn moeder aan de [pleegplaats] te Groningen om hennep van hem kopen. Ik word ook wel Fonzie genoemd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 26 februari 2015, opgenomen op pagina 65 e.v. van het dossier met nummer 01GHR1491-2014185043 d.d. 26 februari 2015, inhoudende als verklaring van Niels [slachtoffer] :
De verdachte heeft gepoogd mij opzettelijk van het leven te beroven. Op donderdag 18 december 2014 tussen 12:15 uur en 13:00 uur vond aan de Grote Beerstraat te Groningen het volgende incident plaats. Ik ben beschoten met een vuurwapen. Ik heb daardoor twee schotwonden opgelopen. Ik was gisteren in de tuin bij [verdachte] om hem hennep te verkopen. Hij kwam toen via de brandgang en bij de 2e hoek van de woning deed hij een arm om mijn schouder en zei: "ik mag je wel". Vervolgens zag ik dat hij een pistool pakte. Ik zag dat hij de slede naar achteren trok en laadde dat door en zei: "geef hier dat spul". Ik ben toen gaan rennen en hij rende achter mij aan en toen werd ik geschoten. Toen ik in mijn schouder geraakt werd liet ik de zak hennep vallen. Ik ben bestolen van mijn zak hennep en ik ben door [verdachte] beschoten met een pistool. Ik werd door een kogel geraakt in mijn rechter bovenbeen. Een tweede kogel ging van achteren via mijn schouder mijn lichaam binnen en kwam er bijna via mijn borst aan de voorkant weer uit.
3. Een proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op 12 april 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
U toont mij foto 4 (dit is dezelfde foto als aan de hierna te noemen getuige [getuige 2] als foto 3 is getoond; aanvulling rechtbank). Ik weet dat de uitgang van de steeg zich bevindt tussen de twee rijen huizen in het midden van de foto. We liepen vervolgens linksaf richting de plek waar u cijfer 1 hebt geplaatst. Op die plek stopten we en sloeg " [verdachte] " een arm om me heen. Ik had de vuilniszak met hennep in mijn linkerhand en ik ben er hardlopend vandoor gegaan. Ik ben de richting op gevlucht van het elektriciteitshuisje dat u op foto 4 kunt zien. U heeft een pijl aangegeven met een kruisje erop, dat was ongeveer de richting waarin ik liep. [verdachte] kwam al rennend achter mij aan. Hij heeft daarbij een keer of vier geschoten. Twee kogels daarvan hebben mij getroffen. Ik ben door blijven rennen richting het elektriciteitshuisje. Ik had de zak met hennep nog steeds in mijn linkerhand. Vervolgens werd ik in mijn linkerarm door een kogel getroffen en ik moest de zak laten vallen. Die zak is terecht gekomen op de plek boven de twee kruisjes die u hebt geplaatst op foto 4. Bij het elektriciteitshuisje aangekomen zag ik hoe [verdachte] de zak pakte en er vandoor ging.
4. Een proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op 10 februari 2016, inhoudende de verklaring van [getuige 2] :
Vanuit mijn keukenraam kijk ik uit op het perkje zoals dat staat op foto 3 (dit is dezelfde foto als aan de hiervoor genoemde aangever [slachtoffer] als foto 4 is getoond; aanvulling rechtbank). Op 18 december 2014 hoorde ik twee knallen. Meteen nadat ik die knallen hoorde ben ik vanuit het keukenraam gaan kijken. Vanuit mijn keukenraam kun je een elektriciteitshuisje zien. Vlak bij dat huisje aan de linkerkant stonden twee mannen. De donkere man kwam hardlopend in mijn richting. Even later zag ik dat de man gehurkt ging zitten. Toen hij weer opstond zag ik dat hij iets pakte.
5. Een proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op 12 april 2016, inhoudende de verklaring van [getuige 3] :
Ik zat op 18 december 2014 in mijn auto te wachten nadat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer] ) was weggelopen. Nadat er een minuut of 10 waren verstreken hoorde ik enkele knallen. Meteen hoorde ik mijn naam roepen. Vervolgens zag ik vanaf de voorzijde van het huizenblok [slachtoffer] zwaaien. [slachtoffer] trok de deur open en ik zag dat hij bloedde. [slachtoffer] riep dat hij was neergeschoten. Toen [slachtoffer] eenmaal zat wees hij naar de overkant. Daar zag ik degene staan die blijkbaar had geschoten. Ik zag dat deze persoon iets in zijn handen had, een zak.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 8 januari 2015, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
In een gespreksessie via WhatsApp van 18 december 2015, tussen 10:51 uur en 12:47 uur, worden over en weer tussen verdachte en aangever [slachtoffer] de volgende berichten gestuurd over het treffen bij de woning van de moeder van [verdachte]
(10:51 uur)
[slachtoffer] : waar wou je afspreken straks
[verdachte] : gewoon selde plek pade poel
[verdachte] : is goed wel even van te voren me wil eigenlijk niet dat mensen aan de deur laat komen snap je jou vind se nt erg maar geen anderen aik zie je zo
[slachtoffer] : no problemo ( smileys en duimpjes)
[verdachte] : oke ik klee aan hee je kan niet met andwre mensen komen he anders
krreigbproblemen met me moeder snap je ja ik sei die jonge op scooter komt zo
[slachtoffer] : ja dat is goed noprolemo, doen we
[verdachte] : van voorige keer dus se word boos als midete mensen komen snap je is goed ik zi je straks
[slachtoffer] : we tijden nu weg
[verdachte] : Ja nog maals ik wil geen meedere mensen aan mijn deue (..) me moeder is heel wil nt dat ik onbekende aan de deur laat komen snap maar ik zie je zo
[slachtoffer] : Heb je het hek open, dan kom ik eraan.
[verdachte] : is goed volgens mij is de hek open
[slachtoffer] : Ik sta achter
[verdachte] : : Kom
(12:47 uur)
7. Een geneeskundige verklaring, op 5 januari 2015 opgemaakt en ondertekend door [naam] , chirurg niet praktiserend, mede namens [naam] , traumachirurg, opgenomen op pagina 79 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Op 19 december 2014 zijn bij patiёnt, de heer [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: aangever), twee schotverwondingen geconstateerd; één bij de linker schouder ter plaatse van de oksel met een wond van 1.2 cm. Op de linker bovenarm is een oppervlakkige schampverwonding zichtbaar van 4 cm. Op het rechter bovenbeen zijn twee schotverwondingen zichtbaar van 1.5 cm.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte en aangever op 18 december 2014 bij de woning van de moeder van verdachte hadden afgesproken voor de levering door aangever aan verdachte van een zak hennep. Verdachte heeft daarbij het vooropgezette plan gehad om de hennep niet te betalen, doch om aangever deze afhandig te maken. In eerste instantie heeft hij gepoogd of hij de zak hennep van aangever mee kon krijgen door deze thuis te willen wegen. Toen aangever daar niet mee instemde, heeft hij hem met een vuurwapen, dat hij voor de neus van aangever heeft doorgeladen, bedreigd en toen dat niet (aanstonds) lukte heeft verdachte met dat wapen - op de wegrennende aangever geschoten.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van aangever, die op hoofdlijnen wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 2] . Daaraan doet niet af dat aangever in eerste instantie geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. Hij heeft dat kort na zijn eerste verklaring wel gedaan.
Verder ziet de rechtbank ondersteunend bewijs in het hiervoor opgenomen WhatsApp-gesprek van 18 december 2014 tussen aangever en verdachte. Hierin wordt gesproken over een drugsdeal, waarbij verdachte aangever bij herhaling meedeelt dat hij alleen moet komen. De reden die verdachte daarvoor geeft is dat zijn moeder niet meerdere mensen tegelijkertijd aan de deur wil hebben. Echter, uit het verdere verloop van de vermeende deal blijkt dat deze niet in het huis van de moeder van verdachte plaatsvindt, doch buiten op straat. Bovendien is uit het dossier gebleken dat moeder in het buitenland verbleef. De rechtbank sluit niet uit dat de werkelijk reden van verdachte om aangever alleen te laten komen was gelegen in een vooropgezet plan om hem van de zak hennep te beroven.
Ter terechtzitting van 19 november 2015 en in diverse brieven die hij de rechtbank heeft doen toekomen, heeft verdachte een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat niet hij, maar [getuige 3] de schutter is geweest die [slachtoffer] heeft geraakt.
De rechtbank acht deze lezing van verdachte volstrekt ongeloofwaardig en overweegt daartoe als volgt. Getuige [getuige 2] heeft, nadat hij twee schoten had gehoord uit zijn raam gekeken – vanwaar hij goed zicht had – en een donkere man hard zien rennen, komend vanuit de richting die door aangever als vluchtroute was beschreven en waar aangever naar zijn zeggen door verdachte die van de drie door [getuige 2] genoemde betrokken personen de enige donkere persoon was - was beschoten. Verder heeft [getuige 2] de donkere man iets van de grond zien pakken, hetgeen eveneens aansluit op de verklaring van aangever over de plek waar hij de tas had laten vallen en op zijn verklaring dat hij zag hoe verdachte de tas pakte en ervandoor ging. De lezing van deze getuige past niet bij het scenario dat door verdachte wordt gepresenteerd. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de juistheid van deze getuige, die verder geen banden heeft met verdachte of aangever, te twijfelen.
De stelling dat uit het NFI rapport moet worden afgeleid dat verdachte de schutter niet kan zijn geweest, volgt de rechtbank niet. Uit het nader uitgebrachte rapport van het NFI d.d. 1 februari 2016 - ten aanzien van de schotresten in die in de jaszak van verdachte zijn aangetroffen waarbij markers zijn aangetroffen zoals die aan politiemunitie worden toegevoegd - blijkt dat niet valt uit te sluiten dat dergelijke gemarkeerde politiemunitie ook elders (in het criminele circuit) wordt gebruikt.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij niet op de plaats delict is geweest - hij zou een alibi hebben - en dat hij niet bekend is onder de naam Fonzie. Op deze verklaringen is verdachte later en eerst nadat de zaak inhoudelijk op zitting werd behandeld teruggekomen, waarbij ook is gebleken dat het eerder door hem opgevoerde alibi - hij was in Roden bij [naam] - ook volgens zijn later afgelegde verklaring niet juist was. Het naar aanleiding van de verklaring ter zitting van 19 november 2015 verdachte door de rechtbank bevolen nadere onderzoek heeft ook geen ander licht op de hiervoor door de rechtbank geschetste gang van zaken geworpen. De door verdachte voorgestelde gang van zaken wordt op geen enkele wijze door bewijs gesteund.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, eerste aandachtsstreepje is tenlastegelegd.
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen dat verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat aangever, nadat hij door verdachte met het vuurwapen is bedreigd, is weggerend, dat verdachte achter hem is aangerend en dat verdachte daarbij tweemaal gericht op aangever heeft geschoten en dat hij hem ook beide keren heeft geraakt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit dit handelen van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het genomen besluit om op aangever te gaan schieten. De rechtbank gaat er van uit dat hij heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en dat hij daarbij niet de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn daad Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit evenmin kan worden afgeleid uit de hiervoor opgenomen WhatsApp-berichten waarin verdachte bij herhaling heeft aangegeven dat aangever alleen diende te komen. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte aangever heeft gevraagd om alleen te komen omdat hij van plan was om hem van zijn hennep te beroven. Niet kan worden vastgesteld, op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, dat verdachte het wapen anders heeft willen gebruiken, mocht zijn eerste plan om de hennep mee het huis in te nemen, zogenaamd om te wegen, dan voor afdreiging om zijn doel, het verkrijgen van de hennep zonder betalen, te bereiken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 december 2014 te Groningen op/nabij de openbare weg (aan/nabij steeg/brandgang) [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid wiet/hennep, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- een pistool/vuurwapen heeft getoond aan en gehouden in de richting van die [slachtoffer] en heeft doorgeladen en vervolgens
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "Geef hier dat spul", en
- kogels op die [slachtoffer] heeft afgevuurd, en
- aldus een voor die [slachtoffer] dreigende situatie heeft geschapen;
2.
hij op 18 december 2014 in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, met een pistool/vuurwapen kogels op die [slachtoffer] heeft afgevuurd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
2, primair Poging tot doodslag.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch/psychologisch rapport
d.d. 24 september 2015, opgemaakt door I. Schilperoord, psycholoog, en C.J. Kerssens, psychiater, verbonden aan het Pieter Baan Centrum.
Omdat verdachte niet zijn medewerking aan het onderzoek heeft willen verlenen, is het niet mogelijk geweest een definitieve persoonlijkheidsdiagnose te stellen. Wel wordt in het rapport opgemerkt dat op grond van de observaties en de bestudering van de stukken geen aanwijzingen voor “grote” pathologie – zoals angst en dwangstoornissen, psychotische stoornissen of stemmingsstoornissen naar voren komen. Tevens waren er geen aanwijzingen voor ontwikkelingsstoornissen als autisme spectrum stoornissen en aandachtstekort- en gedragsstoornissen. Er lijkt sprake van een onrijpe persoonlijkheid, met narcistische en antisociale trekken zonder dat er meteen sprake is van een evidente stoornis. Er zijn echter teveel beperkingen binnen het onderzoek om een eventuele persoonlijkheidsstoornis vast te kunnen stellen. Het is daarom niet mogelijk gebleken om te adviseren ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank acht verdachte - mede gelet hierop - strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van hetgeen hij te bewijzen acht wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - voor het geval de rechtbank tot strafoplegging zal overgaan - gepleit voor matiging van een op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzittingen, de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en een poging tot doodslag. Verdachte heeft het slachtoffer daarbij onder bedreiging van een doorgeladen vuurwapen van een hoeveelheid hennep willen beroven en heeft het slachtoffer toen deze daarop wilde wegvluchten tweemaal met het vuurwapen beschoten. Het slachtoffer is daarbij geraakt in zijn linker schouder en rechter bovenbeen en diende te worden opgenomen in het ziekenhuis, alwaar hij aan zijn verwondingen moest worden geopereerd. Daarmee is een zeer grove inbreuk gemaakt op de fysieke integriteit van aangever, terwijl dit feit zich op klaarlichte dag midden in een woonbuurt op straat heeft afgespeeld. Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten gedurende lange tijd daarvan psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dat dit ook in dit geval zo is, is gebleken uit de ter terechtzitting door het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring. De rechtbank neemt verdachte het gemak waarmee hij een vuurwapen heeft getrokken, ermee heeft gedreigd en daadwerkelijk heeft geschoten, waarmee hij het risico heeft genomen dat hij het slachtoffer dodelijk zou verwonden, zeer kwalijk.
De rechtbank acht voor een combinatie van dergelijke feiten slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft tevens gelet op de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 22 oktober 2015 eerder voor diefstal met geweld en vuurwapenbezit is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat geen goede inschatting van het recidivegevaar kan worden gemaakt, nu verdachte medewerking aan onderzoek naar zijn persoon door het PBC heeft geweigerd.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting van
26 april 2016 de hoogte van de vordering aangepast, in die zin dat de post "sleutels" ad
€ 50,00 buiten beschouwing kan blijven. De hoogte van vordering bedraagt na aftrek hiervan, € 6.369,27.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen nu de verdachte naar zijn mening van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die inhoudelijk niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 10 mei 2012, gewezen door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 25 mei 2012.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 13 november 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf nu dit feit door verdachte in zijn proeftijd is gepleegd.
De hiervoor onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 10 mei 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14f, 24c, 36f, 45, 57, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 6.369,27(zegge: zesduizend en driehonderd en negenenzestig euro en zevenentwintig eurocent).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], te betalen een bedrag van
€ 6.369,27(zegge: zesduizend en driehonderd en negenenzestig euro en zevenentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 66 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.369,27 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/670027-12:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank d.d. 10 mei 2012, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Schuiling, voorzitter, mr. F. de Jong en
mr. H.L. Stuiver, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2016.