In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn vijftienjarige nichtje. De feiten vonden plaats in de woning van het slachtoffer, terwijl haar moeder en andere gezinsleden afwezig waren. De verdachte, die als oppas fungeerde, heeft het slachtoffer op verschillende manieren ontuchtig aangeraakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet is verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.
De tenlastelegging omvatte verschillende ontuchtige handelingen, waaronder het betasten van de billen, borsten en vagina van het slachtoffer. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, DNA-onderzoek en de gedetailleerde verklaring van het slachtoffer voldoende wettig en overtuigend bewijs gevonden voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die ernstige gevolgen heeft ondervonden van de handelingen van de verdachte.
De rechtbank heeft de verdachte niet alleen strafbaar verklaard, maar ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in overweging genomen. De verdachte heeft het vertrouwen van het slachtoffer in hem als oom en oppas ernstig beschaamd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hogere straf had geëist, afgewezen en een lagere straf opgelegd, maar met een voorwaardelijk deel om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters zijn bijgestaan door een griffier.