1.1De kaart bij het Reglement (zie 1.7) en daarmee de grenzen van het gebied van het Wetterskip Fryslân is ten opzichte van de periode vόόr 1 januari 2014 ongewijzigd.
2. In geschil is het antwoord op de vraag of ten aanzien van de percelen terecht watersysteemheffing is geheven.
3. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanslag dient te worden vernietigd, omdat verweerder niet bevoegd is tot watersysteemheffing ten laste van de onderhavige percelen en de Verordening onverbindend is. Eiseres voert daartoe – kortgezegd – aan dat, hoewel de percelen behoren tot het gebied van het Wetterskip Fryslân, vanwege het feit dat het beheer daarvan berust bij Rijkswaterstaat, het Wetterskip Fryslân niet de waterstaatkundige verzorging van de percelen ten doel of als taak kan hebben in verband met het bepaalde in artikel 4 van het Reglement (zie 1.4). Als gevolg daarvan heeft het Wetterskip Fryslân geen belang bij enige watersysteemzorgtaak-uitoefening bij de percelen, waardoor de watersysteemheffing ten laste van de percelen in de visie van eiseres tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing leidt, die de wetgever niet kan hebben gewild, op grond waarvan de Verordening onverbindend dient te worden verklaard.
4. Volgens verweerder is – kort gezegd – watersysteemheffing ten aanzien van de percelen mogelijk op grond van het bepaalde in de Verordening, de Kostenverordening en het Reglement. Dat het waterstaatkundig beheer en het waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer van de percelen berust bij Rijkswaterstaat doet hier volgens verweerder niet aan af, nu de zorg voor het watersysteem een samenhangende taak betreft waarbij iedereen in het gebied van het waterschap per definitie belang heeft. De daadwerkelijke uitvoering van zijn taken in de binnenwateren van zijn gebied raakt ook de delen van het waterschapsgebied waarin geen taken worden uitgeoefend, aldus verweerder.
5. Met ingang van 1 januari 2008 is de Wet modernisering waterschapsbestel in werking getreden. De Wet modernisering waterschapsbestel heeft onder andere wijzigingen van de Wsw tot gevolg gehad.
6. Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wsw zijn waterschappen openbare lichamen welke de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel hebben. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de taken die tot dat doel aan waterschappen zijn of worden opgedragen, onder meer betreffen de zorg voor het watersysteem.
7. Op grond van artikel 2 van de Wsw behoort de bevoegdheid tot het opheffen en het instellen van waterschappen, tot regeling van hun gebied, taken, inrichting, samenstelling van hun bestuur en tot de verdere reglementering van waterschappen aan Provinciale Staten, behoudens het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 9. De uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening.
8. Op grond van artikel 117 van de Wsw wordt ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem onder de naam watersysteemheffing een heffing geheven van hen die ingezetenen zijn, van hen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen, van natuurterreinen en van gebouwde onroerende zaken.
9. Op grond van artikel 120 van de Wsw stelt het algemeen bestuur ten behoeve van de in artikel 117 van de Wsw bedoelde heffing een verordening (kostentoedelingsverordening) vast, waarin voor elk van de categorieën van heffingsplichtigen een toedeling van het kostendeel is opgenomen. De door het algemeen bestuur van het waterschap vast te stellen kostentoedelingsverordening behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
10. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de percelen vallen binnen het gebied van het Wetterskip Fryslân (zie 1.7) en dat het waterstaatkundig beheer en het waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer van de percelen niet de taak is van het Wetterskip Fryslân maar van Rijkswaterstaat.
11. Eiseres heeft zich ter zitting, desgevraagd, op het standpunt gesteld dat, op basis van de Verordening – indien deze verbindend zou zijn – watersysteemheffing mogelijk is, zodat thans slechts de vraag voorligt of sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing, die de wetgever (in formele zin) niet op het oog kan hebben gehad.
12. De rechtbank overweegt dat de bevoegdheid tot het vaststellen van het gebied van een waterschap bij Provinciale Staten ligt (zie 7.). Op grond van artikel 2 van het door Provinciale Staten vastgestelde Reglement omvat het gebied van het waterschap de gebieden in de provincies Fryslân en Groningen, waaronder de percelen van eiseres. Niet gesteld of gebleken is dat de Provinciale Staten met deze keuze dermate onzorgvuldig heeft gehandeld, dat dit een willekeurige en onredelijke heffing tot gevolg heeft gehad, die de (formele) wetgever niet op het oog kan hebben gehad.
13. Eiseres stelt dat de Verordening, die het mogelijk maakt te heffen ten aanzien van de percelen, in strijd is met artikel 4 van het Reglement, omdat het Wetterskip Fryslân ingevolge dit artikel de waterstaatkundige verzorging van percelen niet tot taak heeft, nu deze taak aan Rijkswaterstaat is opgedragen.
14. In de toelichting op artikel 4 van het Reglement is het volgende vermeld:
“In artikel 1, eerste lid van de Waterschapswet is het functionele karakter van de waterschappen vastgelegd: hun taak is de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied. Deze taak wordt vervolgens in het tweede lid nader gespecificeerd in de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op de voet van artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. In de Waterschapswet worden de zorg voor de waterkering en de zorg voor de waterhuishouding dus niet meer als aparte taken onderscheiden.
In artikel 4 van het reglement is aangesloten bij de wet en de huidige situatie door aan het waterschap de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op te dragen. De zorg voor het watersysteem omvat de zorg voor de waterkering en de zorg voor de waterhuishouding, waaronder ook de zorg voor de waterkwaliteit. Onder de zorg voor de waterhuishouding moet ook het regelen van de grondwaterstanden via het peilbeheer van het oppervlaktewater worden gerekend. Het gebruik van de term “zorg voor het watersysteem” benadrukt dat de tot op heden afzonderlijk benoemde taken een nauwe onderlinge samenhang kennen en als één integrale taak moeten worden uitgevoerd. De toekenning van “de zorg voor het watersysteem” aan het waterschap impliceert overigens niet dat alle zorg voor het watersysteem of de watersystemen in het waterschapsgebied aan het waterschap wordt toegekend. Ook andere overheden oefenen taken ter zake uit. In het eerste lid van artikel 4 is daarom aangegeven dat het waterschap verantwoordelijk is voor de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voorzover deze taak niet bij andere publiekrechtelijke lichamen berust.”
15. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de onder 14. opgenomen toelichting, niet zonder meer worden gesteld dat de onderhavige heffing in strijd is met het Reglement. Uit de hiervoor genoemde toelichting kan worden opgemaakt dat de Provinciale Staten bij het vaststellen van het Reglement voor ogen heeft gehad dat ook andere overheden betrokken zijn bij de watersysteemzorgtaak in het waterschapsgebied.
16. De rechtbank overweegt dat vervolgens de vraag opkomt of, zoals eiseres stelt, ten aanzien van de percelen sprake is van een willekeurige en onredelijke heffing, die de wetgever (in formele zin) niet op het oog kan hebben gehad, op grond waarvan de Verordening ten aanzien van eiseres onverbindend dient te worden verklaard.
17. De rechtbank overweegt dat tijdens de parlementaire behandeling van de Wet modernisering waterschapsbestel onder meer het volgende is aangegeven (MvT, Kamerstukken II, 2005/2006, 30601, nr. 3):
"§ 7. De relatie tussen belang, betaling en zeggenschap in het moderne waterschapsbestel
(…)
In de nieuwe opzet worden daarmee de volgende categorieën van belanghebbenden bij het watersysteembeheer onderscheiden:
– De ingezetenen.
Zij vertegenwoordigen het algemene belang van het kunnen wonen, werken en recreëren in het waterschapsgebied.
– De eigenaren van agrarische en overige ongebouwde gronden.
Vanuit hun dagelijkse bedrijfsvoeringsbelangen hebben zij een meer dan gemiddeld belang bij peilbeheer en waterkwaliteit (beregening, irrigatie).
– De eigenaren van natuurterreinen
Het te beschermen belang betreft voor deze categorie de natuur(landschappelijke) waarde van natuurterreinen. Dit raakt het kwantitatief en kwalitatief beheer van het watersysteem.
– De eigenaren van gebouwde onroerende zaken (woningen en bedrijfspanden)
Hun belang is met name de bescherming van hun eigendom tegen wateroverlast.
Degenen die tot deze categorieën behoren, hebben per definitie belang bij de uitoefening van de taken van het waterschap. Hun rechten (zeggenschap), maar ook hun plichten (betaling) zijn daarop gebaseerd.
(…)