ECLI:NL:RBNNE:2016:5741

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
6 februari 2017
Zaaknummer
18-032701-15 en 18-830143-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake diefstallen en poging tot doodslag met tbs met voorwaarden

Op 8 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en poging tot doodslag. De zaak betreft twee parketnummers: 18/032701-15 en 18/830143-15. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. O.G. Schuur, verscheen op de terechtzittingen van 15 januari en 23 februari 2016. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. dr. P.H.S. van Rest. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van jassen en een poging tot doodslag op een slachtoffer, waarbij de verdachte geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen, maar heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van een van de feiten onder parketnummer 18/032701-15. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische problemen, en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering na voorwaardelijke veroordeling afgewezen en de proeftijd verlengd. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummers 18/032701-15 & 18/830143-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/140802-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 maart 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [datum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
thans verblijvende te [verblijfsplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
15 januari 2016 en 23 februari 2016. Verdachte is verschenen, bijgestaan door
mr. O.G. Schuur, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. dr. P.H.S. van Rest.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

parketnummer 18/032701-15

1.
hij op of omstreeks 16 februari 2015 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente
Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
(winkel)pand (gelegen aan de [straatnaam] aldaar) heeft weggenomen een windjack
(merk Chapter) en/of een windjack (merk Pascale), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [winkelnaam] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 16 februari 2015 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente
Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
(winkel)pand (gelegen aan de [straatnaam] aldaar) heeft weggenomen een
spijkerbroek (merk Refill) en/of een (aantal) vest(en) (merk Refill), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [winkelnaam]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 16 februari 2015 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Assen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand (gelegen aan de
[straatnaam] aldaar) weg te nemen een (aantal) jas(sen) (merk The North
Face), geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [winkelnaam]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), opzettelijk:
- met voornoemde jas(sen) een pashokje is ingegaan en/of
- de/het beveiligingslabel(s) van voornoemde jas(sen) heeft verwijderd en/of
- ( één van de) voornoemde jas(sen) onder verdachtes eigen jas heeft
aangetrokken,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
4.
(parketnummer 18/209521-14)
hij op of omstreeks 26 september 2014 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente
Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon, (te weten [slachtoffer1] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet:
- een mes heeft vastgehouden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer1] (met voornoemd mes in zijn, verdachtes, hand) in/tegen het
gezicht en/of op de rug en/of in de zij heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 september 2014 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente
Groningen, [slachtoffer1] heeft mishandeld door die [slachtoffer1] (met een mes in
zijn, verdachtes, hand) in/tegen het gezicht en/of op de rug en/of in de zij
te slaan.

parketnummer 18/830143-15

hij op of omstreeks 8 mei 2015 te [pleegplaats] , ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer2] van het leven te
beroven, met dat opzet:
- ( meermalen en/of met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of nek
en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer2] heeft geslagen en/of
gestompt en/of geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer2] op de grond ligt)
en/of
- die [slachtoffer2] een (zogenaamde) kopstoot in/tegen diens gezicht/hoofd heeft
gegeven en/of
- die [slachtoffer2] met een fles heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 mei 2015, te [pleegplaats] , aan [slachtoffer2] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) een (gecompliceerde)
enkelbreuk (die middels een operatie heeft moeten plaatsvinden) heeft
toegebracht door:
- ( meermalen en/of met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of nek
en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer2] te slaan en/of te stompen
en/of te schoppen en/of te trappen (terwijl die [slachtoffer2] op de grond ligt)
en/of
- die [slachtoffer2] een (zogenaamde) kopstoot in/tegen diens gezicht/hoofd te geven
en/of
- die [slachtoffer2] met een fles te slaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 mei 2015 te [pleegplaats] , ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer2] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- ( meermalen en/of met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of nek
en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer2] heeft geslagen en/of
gestompt en/of geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer2] op de grond ligt)
en/of
- die [slachtoffer2] een (zogenaamde) kopstoot in/tegen diens gezicht/hoofd heeft
gegeven en/of
- die [slachtoffer2] met een fles heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 mei 2015 te [pleegplaats] , [slachtoffer2] , heeft mishandeld
door:
- in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of nek en/of (elders) tegen het
lichaam van die [slachtoffer2] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te
trappen (terwijl die [slachtoffer2] op de grond ligt) en/of
- die [slachtoffer2] een (zogenaamde) kopstoot in/tegen diens gezicht/hoofd te geven
en/of
- die [slachtoffer2] met een fles te slaan.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van het onder parketnummer 18/032701-15 onder 4 ten laste gelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de zaak op 9 januari 2015 door de politierechter is aangehouden. De zaak is vervolgens met een andere tenlastelegging op onderhavige zitting terechtgekomen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de politierechter de zaak had moeten verwijzen naar de meervoudige kamer. Er is thans sprake van een nieuwe dagvaarding met een andere tenlastelegging waarbij verdachte opnieuw vervolgd wordt voor hetzelfde feit. Het openbaar ministerie dient derhalve ten aanzien van feit 4 onder parketnummer 18/032701-15 niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, net als de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de zaak op 9 januari 2015 niet door de politierechter naar de meervoudige kamer is verwezen en omdat de huidige tenlastelegging ten opzichte van de oorspronkelijke tenlastelegging van 9 januari 2015 is gewijzigd en er thans andere (zwaardere) feiten aan verdachte ten laste zijn gelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat feit 4 zoals ten laste gelegd onder het parketnummer 18/032701-15 oorspronkelijk bij de politierechter op 9 januari 2015 onder parketnummer 18/209521-14 is aangebracht. De politierechter heeft de zaak op 9 januari 2015 aangehouden. Vervolgens is de zaak terechtgekomen op de dagvaarding onder parketnummer 18/032701-15 met een andere tenlastelegging waardoor verdachte opnieuw vervolgd wordt voor hetzelfde feit. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het openbaar ministerie ten aanzien van feit 4 onder parketnummer 18/032701-15 niet-ontvankelijk verklaren.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
parketnummer 18/032701-15
De officier van justitie heeft op grond van de aangiften in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.

parketnummer 18/830143-15

Op grond van de stukken in het dossier en de ter terechtzitting getoonde camerabeelden heeft de officier van justitie aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft fors geweld gebruikt tegen aangever door hem tegen het hoofd te schoppen terwijl aangever op de grond lag. Ook heeft verdachte aangever geslagen en hem een kopstoot gegeven. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de afdruk op het hoofd van aangever [slachtoffer2] afkomstig is van de schoen van verdachte. Gelet op de intensiteit van het door verdachte uitgeoefende geweld en de weerloosheid van het slachtoffer bestond de aanmerkelijke kans dat aangever door dit geweld zou komen te overlijden. Verdachte heeft door op een dergelijke manier te handelen deze kans op de koop toegenomen.
Het standpunt van de verdediging
parketnummer 18/032701-15
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.

parketnummer 18/830143-15

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Aangever heeft snijwonden aan zijn vingers en een gebroken enkel opgelopen. Volgens de camerabeelden is aangever tegen het gezicht geslagen en geschopt. De raadsman constateert dat er niet zo hard is geslagen en geschopt dat daardoor letsel is ontstaan. Dit volgt niet uit de camerabeelden en ook het bij aangever geconstateerde letsel geeft geen uitsluitsel. Uit de schoenafdruk op het hoofd van aangever kan niet worden afgeleid dat met de schoen van verdachte is getrapt, hoewel de raadsman met de officier van justitie van mening is dat er geen andere personen bij het geweldsincident aanwezig zijn geweest waardoor het vermoeden rijst dat de afdruk van de schoen van verdachte afkomstig is. Tevens bestaat er onduidelijkheid over de aanleiding van de vechtpartij. Verdachte en aangever verkeerden beiden onder invloed van drank en drugs waarbij het de vraag is of verdachte rationeel handelde.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/032701-15
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Feit 1
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 februari 2015, opgenomen op pagina 44 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015053918 d.d. 23 februari 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer3] namens de benadeelde [winkelnaam] .
Feit 2
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 februari 2015, opgenomen op pagina 39 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer4] namens de benadeelde [winkelnaam] .
Feit 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 februari 2015, opgenomen op pagina 33 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer5] , namens de benadeelde [winkelnaam] .

parketnummer 18/830143-15

De rechtbank past ten aanzien van het primair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 januari 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden ben ik de man met de pet op. Naar aanleiding van de camerabeelden zie ik dat het anders is gegaan dan ik eerder heb verklaard. Ik heb het mij tenlastegelegde feit begaan. Veroordeel mij maar.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord Nederland d.d. 9 mei 2015, opgenomen op pagina 23 e.v. van het dossier met nummer PL0100 2015130832 d.d. 13 juli 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Ik ben op 8 mei 2015 door een onbekende man in elkaar geslagen en geschopt. Ik heb verwondingen opgelopen. Ik heb een gebroken enkel, snijwonden in vingers, een blauw linker oog. Ik heb een klein scheurtje onder mijn oogkas. Aankomende woensdag word ik geopereerd aan mijn enkel. Donderdagavond 7 mei 2015 ben ik naar [horecagelegenheid] in [plaats] gegaan. In het steegje tussen de [straatnaam] en de [straatnaam] werd ik onderuit getackeld en werd ik meerdere keren geslagen en geschopt. Hij had een pet op. Volgens mij ben ik eerst in mijn nek geslagen en onderuit geslagen. Hij heeft daarna verder op mijn been lopen trappen. Ik ben daarna ook een paar keer op mijn hoofd getrapt. Hij zat op mij met zijn knie op mijn ribbenkast.
3. Een geneeskundige verklaring, te weten aanvullende medische informatie aangaande [slachtoffer2] , geboren op [datum] , nummer proces-verbaal: 2015130832 opgesteld door drs. T. Naujocks, forensisch arts GGD Groningen, d.d. 13 augustus 2015, als los document gevoegd, als relatering van drs. Naujocks:
Betrokkene werd op 8 mei jl. na een vermeende mishandeling in het UMCG gezien en onderzocht en daarna voor behandeling overgeplaatst naar het Wilhelmina Ziekenhuis te Assen (hierna: WZA). In het UMCG werden de volgende letsels geconstateerd:
- een breuk van de rechter enkel en
- een breuk in de voorwand van de neusbijholte links.
De behandelaar in het WZA noemt in zijn brief tevens dat sprake was van een fors gezwollen enkel met enkele wondjes aan de binnenzijde. Tevens noemt hij meerdere kneuzingen in het gelaat. Betrokkene werd op 18 mei 2015 aan zijn enkel geopereerd. De behandelaar geeft in zijn brief aan dat hij verwacht dat het letsel van betrokkene binnen drie maanden is genezen.
4. De eigen waarneming van de rechtbank
De rechtbank heeft ter terechtzitting kennisgenomen van een selectie van de camerabeelden, gemaakt op 8 mei 2015 vanaf 08:34:17 uur door de camera gepositioneerd in de [straatnaam] te [plaats] . De rechtbank constateert dat op de camerabeelden is te zien dat verdachte begint met duwen. Beide personen raken vervolgens uit het zicht van de camera. Op de beelden is te zien dat er een gevecht plaatsvindt aan de benen die in beeld komen. Dan verschijnen verdachte en aangever weer samen in beeld. Te zien is hoe verdachte zich deels vechtend beweegt. Verdachte geeft aan het slachtoffer een kopstoot. Het slachtoffer valt en verdachte slaat hem. Verdachte gaat op het slachtoffer zitten. Te zien is dat het slachtoffer verdachte niet vasthoudt, de beide armen van het slachtoffer zijn vrij, ook op het moment dat verdachte niet op het slachtoffer zit. Verdachte blijft vele minuten op het slachtoffer zitten. Er wordt gepraat. Vervolgens wordt er drie keer een vuistslag door verdachte aan het slachtoffer uitgedeeld. Het slachtoffer wordt door verdachte weer naar de hoek gesleept waar de camera geen opname kan maken. Aan de voeten van verdachte en het slachtoffer is te zien dat er wederom wordt gevochten. Als het slachtoffer vervolgens door verdachte uit de hoek wordt gesleept, is te zien dat het slachtoffer een aantal malen door verdachte tegen het hoofd wordt geschopt. Er komt een fietser in beeld. Te zien is dat het slachtoffer meermalen probeert om op te staan maar weer neervalt. Verdachte staat dan boven het slachtoffer en houdt hem onder controle. Ook een volgende poging van het slachtoffer om op te staan lukt niet. Uit de beelden blijkt dat er diverse mogelijkheden zijn voor verdachte om weg te lopen. Verdachte probeert om 08:53:34 het slachtoffer omhoog te helpen. Het slachtoffer kan niet staan. Verdachte loopt dan weg, het slachtoffer in hulpeloze toestand achterlatend.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek naar aanleiding van mishandeling op 8 mei 2015 te [straatnaam] [plaats] van Politie Noord-Nederland d.d. 8 september 2015 BVH-nummer 01-2015130832, als los document gevoegd, inhoudende de relatering van [verbalisant] :
Op 24 mei 2015 ontving ik [verbalisant] , inspecteur van regiopolitie de volgende goederen:
- een paar schoenen, merk Nike, gewaarmerkt AAGW6090NL, afkomstig van verdachte [naam] voornoemd;
- een foto van het voorhoofd van een man, gewaarmerkt 01-2015130832_2015-05-08-11-39-49_006, gefotografeerd op 8 mei 2015, bij het sporenonderzoek naar aanleiding van een geweldsmisdrijf gepleegd op 8 mei 2015, locatie [straatnaam] te [plaats] .
Vraagstelling
Kan het spoor dat zich op het voorhoofd van het slachtoffer bevindt, veroorzaakt zijn door één van de hierboven genoemde schoenen.
Conclusies
Op grond van het vergelijkend schoen-sporenonderzoek concludeer ik het volgende:
- er zijn sterke aanwijzingen dat het letsel op het voorhoofd van slachtoffer [slachtoffer2] werd veroorzaakt door soortgelijke schoenen als de schoenen van verdachte [naam] , althans door schoenen voorzien van een soortgelijk logo op de bovenste buitenzijde van de tong;
- zowel een rechter- als een linkerschoen, soortgelijk aan die van de verdachte, komt in aanmerking als veroorzaker, aangezien het logo op de tong van beide schoenen hetzelfde is en op dezelfde plaats zit;
- de foto's van de plaats delict aanschouwd hebbende, wordt de kans dat het beschreven en vergeleken letsel op het voorhoofd van het slachtoffer door een ander object dan een schoen, in case een soortgelijke schoen als die van de verdachte werd veroorzaakt, gering geacht.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 18/830143-15 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte verkeerde op 8 mei 2015 zodanig onder invloed van drank en drugs dat hij zich niets van de vechtpartij kan herinneren. Ook de aangifte verschaft hieromtrent geen duidelijkheid. De aanleiding van het door hem uitgeoefende geweld is dan ook onduidelijk gebleven. Uit de ter terechtzitting getoonde camerabeelden blijkt dat verdachte aangever meerdere malen tegen het hoofd heeft geslagen en geschopt terwijl aangever op de grond lag en zich niet kon verweren tegen dit geweld. De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor omschreven excessieve geweld op het hoofd van aangever, een kwetsbaar deel van het lichaam waarbij in geval van uitgeoefend geweld daartegen het gevolg niet zelden fataal is, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood met zich meebrengt. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door niettemin op vooromschreven wijze te handelen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever zou kunnen doden.

Bewezenverklaring

parketnummer 18/032701-15

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 februari 2015 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand gelegen aan de [straatnaam] aldaar heeft weggenomen een windjack (merk Chapter) en een windjack (merk Pascale), toebehorende aan het winkelbedrijf [winkelnaam] ;
2.
hij op 16 februari 2015 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand gelegen aan de [straatnaam] aldaar heeft weggenomen een spijkerbroek (merk Refill) en een aantal vesten (merk Refill) toebehorende aan het winkelbedrijf [winkelnaam] ;
3.
hij op 16 februari 2015 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand gelegen aan de [straatnaam] aldaar weg te nemen een aantal jassen (merk The North Face), toebehorende aan het winkelbedrijf [winkelnaam] , opzettelijk:
- met voornoemde jassen een pashokje is ingegaan en
- de beveiligingslabels van voornoemde jassen heeft verwijderd en
- één van de voornoemde jassen onder verdachtes eigen jas heeft aangetrokken,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

parketnummer 18/830143-15

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 8 mei 2015 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer2] van het leven te beroven met dat opzet:
- meermalen en met kracht tegen het gezicht en het hoofd en elders tegen het lichaam van die [slachtoffer2] heeft gestompt, geslagen en geschopt terwijl die [slachtoffer2] op de grond ligt en
- die [slachtoffer2] een kopstoot tegen diens gezicht heeft gegeven terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het primair meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

parketnummer 18/032701-15

1.
diefstal door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen;
3.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;

parketnummer 18/830143-15

primairpoging tot doodslag.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 11 januari 2016, opgemaakt door V. Rama, psychiater onder supervisie en A.P. van der Woerdt, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 8 januari 2016, opgemaakt door R.A. Sterk, psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een posttraumatische stress stoornis (hierna: PTSS), een dissociatieve stoornis NAO en een alcohol- en cannabisafhankelijkheid (gedwongen in remissie). Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking. Ten tijde van het ten laste gelegde waren de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig. Geadviseerd wordt om verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 18/830143-15 primair ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Oplegging van straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/032701-15 1, 2 en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/830143-15 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek en oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals opgenomen in het rapport van de reclassering d.d. 15 februari 2016 met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie meegenomen dat verdachte zich onder andere schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Dit is een zeer ernstig feit waarvan het slachtoffer nog dagelijks de gevolgen ondervindt. Voorts heeft de officier van justitie in zijn eis het advies van de gedragsdeskundigen overgenomen dat verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten is ten aanzien van het onder parketnummer 18/830143-15 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte volgens het advies van de gedragsdeskundigen ten aanzien van het onder parketnummer 18/830143-15 ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals opgenomen in het rapport van de reclassering d.d. 15 februari 2016. Verdachte staat open voor behandeling en hij is bereid om zich aan voornoemde voorwaarden te houden.
De raadsman heeft subsidiair verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan duur van het voorarrest en oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden zodat verdachte op korte termijn kan worden opgenomen in FPK [naam instelling] en hij met de behandeling kan beginnen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf en/of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen de raadsman ter verdediging heeft aangevoerd.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 mei 2015 schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. In de nacht van 7 op 8 mei 2015 heeft verdachte met aangever café [horecagelegenheid] verlaten waarna ze samen een tijd door de binnenstad hebben gelopen. In de [straatnaam] is een vechtpartij ontstaan waarbij verdachte aangever ogenschijnlijk vanuit het niets meerdere malen tegen het hoofd heeft geslagen en geschopt, terwijl aangever (deels gewond) op de grond lag en zich niet kon verweren.
De rechtbank is van oordeel dat het zeker niet aan verdachte is te danken dat het relatief gunstig is afgelopen voor aangever. Uit de slachtofferverklaring is de rechtbank gebleken dat aangever nog steeds de nadelige gevolgen ondervindt van hetgeen op 8 mei 2015 heeft plaatsgevonden. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen en een poging tot diefstal. De rechtbank overweegt dat verdachte de winkeliers veel overlast en schade heeft bezorgd.
De rechtbank heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 27 januari 2016 waaruit is gebleken dat verdachte eerder wegens geweldsdelicten met politie en justitie in aanraking is geweest. Daar komt bij dat verdachte zich ten tijde van de thans bewezen verklaarde feiten in een proeftijd bevond.
Uit de psychiatrische en psychologische rapportages Pro Justitia volgt dat ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek bij verdachte behandeling is geïndiceerd. Tot op heden is het niet gelukt om met intensieve begeleiding door de reclassering en ingezette ambulante behandeltrajecten het recidiverisico te verminderen. De behandeling dient zich te richten op de PTSS en op de verstoorde coping om met de klachten die bij de PTSS behoren om te gaan, namelijk middelengebruik. De gedragsdeskundigen hebben, gelet op het verhoogde recidiverisico, behandeling geadviseerd met een duur zolang de kliniek dit nodig acht, in een forensisch psychiatrische kliniek (hierna: FPK) of, aansluitend, op een forensisch psychiatrische afdeling (hierna: FPA), die gespecialiseerd is in de behandeling van mensen met een verstandelijke beperking, waarbij zowel de middelenafhankelijkheid als ook de PTSS kan worden behandeld.
De gedragsdeskundigen hebben opgemerkt dat een behandeling opgenomen als een bijzondere voorwaarde binnen het kader van een voorwaardelijk strafdeel vanuit gedragsdeskundig oogpunt onvoldoende mogelijkheden biedt om de geconstateerde psychische problematiek adequaat te kunnen behandelen en te begeleiden en daarmee de kans op herhaling te minimaliseren. Het risico bij dit kader is dat indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, dan wel hernieuwd delictgedrag vertoont, hij zal worden afgestraft waardoor hij niet zal worden behandeld en de kans op herhaling onveranderd hoog blijft.
De gedragsdeskundigen hebben geadviseerd om aan verdachte een behandeling op te leggen binnen het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Bij oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden is ook wanneer verdachte zich onttrekt aan de voorwaarden behandeling gegarandeerd, gelet op de mogelijkheid om terbeschikkingstelling met voorwaarden om te zetten in terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Uit het maatregelrapport van Reclassering Nederland, d.d. 15 februari 2016 volgt dat gelet op de problematiek van verdachte, de noodzakelijke behandeling voor recidivevermindering en het risico op het onttrekken aan voorwaarden, de reclassering evenals de voornoemde gedragsdeskundigen oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden heeft geadviseerd. De opnamecoördinator van FPK [naam instelling] heeft aangegeven dat opname mogelijk is kort na de zitting.
Terbeschikkingstelling
Met betrekking tot een op te leggen maatregel overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, bij wie tijdens het begaan van het onder parketnummer 18/830143-15 primair bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, ter beschikking moet worden gesteld, omdat het onder parketnummer 18/830143-15 primair bewezen en strafbaar verklaarde
een misdrijf betreft dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld, alsmede de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen oplegging van die maatregel eist.
Nu is voldaan aan alle wettelijke voorwaarden en de rechtbank een intensieve klinische behandeling van de psychische problematiek van verdachte noodzakelijk acht, zal zij naast een gevangenisstraf terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard de voorwaarden na te leven.
Om de behandeling van verdachte zo spoedig mogelijk te laten ingaan en ter voorkoming van herhaling van ernstige delicten die de lichamelijke integriteit van anderen kunnen aantasten, zal de rechtbank op de voet van artikel 38 lid 6 Wetboek van Strafrecht bepalen dat de last tot terbeschikkingstelling onmiddellijk uitvoerbaar is.
Gevangenisstraf
De rechtbank overweegt dat verdachte zich onder andere schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. Dit is een ernstig feit dat in beginsel oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Nu echter uit de rapportages van de gedragsdeskundigen volgt dat verdachtes psychische problematiek behandeling behoeft en verdachte detentiebeperkt is, acht de rechtbank het van belang dat verdachte binnen niet al te lange termijn met de behandeling van start gaat. Verdachte kan op korte termijn worden opgenomen in FPK [naam instelling] , waar men gespecialiseerd is in de specifieke problematiek van verdachte. Verdachte zal een lange periode geen vrijheden hebben, nu hij een langdurige klinische behandeling moet ondergaan in een maximaal beveiligde omgeving. Gelet op het voorgaande en omdat het onder parketnummer 18/830143-15 primair bewezen en strafbaar verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend, zal de rechtbank een kortere gevangenisstraf aan verdachte opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 21 februari 2014, gewezen door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 8 maart 2014.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 15 december 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder parketnummer 18/032701-15 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten en het onder parketnummer 18/830143-15 bewezen verklaarde feit zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig de vordering van de officier van justitie af te wijzen en in plaats daarvan de proeftijd voor de duur van één jaar te verlengen. Tenuitvoerlegging nu zou de noodzakelijke behandeling van verdachte op korte termijn frustreren, hetgeen met betrekking tot het recidiverisico ongewenst is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14f, 37a, 38, 38a, 45, 57, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van het onder parketnummer 18/032701-15 onder 4 ten laste gelegde.
Verklaart het onder parketnummer 18/032701-15 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 18/830143-15 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 18/032701-15 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 18/830143-15 primair meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorbracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat de veroordeelde ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1. de veroordeelde verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
2. de veroordeelde pleegt geen strafbare feiten en begeeft zich niet in situaties die voor hem risicovol zijn en zijn resocialisatie in gevaar brengen;
3. de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen en voorschriften die hem gesteld zijn door of namens de toezichthoudende instantie, te weten Reclassering Nederland;
4. de veroordeelde begeeft zich niet buiten de Nederlandse grenzen;
5. de veroordeelde wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen in de FPK [naam instelling] of een soortgelijke intramurale instelling, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die stelling zullen worden gegeven;
6. de veroordeelde wordt verplicht om zich, na de behandeling in de FPK, op basis van het door NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen in een FPA of een soortgelijke instelling, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur zullen worden gegeven;
7. de veroordeelde gebruikt de door hem of zijn behandelaar voorgeschreven medicatie en laat zich hierop controleren;
8. de veroordeelde volgt het vrijhedenbeleid zoals afgesproken is met de behandel- coördinator van de kliniek in samenspraak met de reclassering;
9. de veroordeelde wordt verplicht om zich, na de klinische behandeling, ambulant te laten behandelen in een forensische polikliniek of soortgelijke instelling, wanneer dit door de reclassering en/of behandelaars nodig wordt bevonden waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur zullen worden gegeven;
10. de veroordeelde wordt verplicht om na de klinische behandeling te verblijven in een RIBW of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
11. de veroordeelde onthoudt zich van alcohol- en drugsgebruik en laat zich hierop controleren via urinecontroles of blaastesten;
12. de veroordeelde werkt mee, indien geïndiceerd, aan een time-out bij een nader te bepalen (forensische) instelling. Deze time-outplaatsing duurt zolang als nodig is om veroordeelde op verantwoorde en veilige wijze terug te laten keren naar de omstandigheden voorafgaand aan de time-out doch maximaal voor een periode van 2x7 weken;
13. de veroordeelde geeft openheid over zijn sociale contacten. Hij geeft toestemming aan de reclassering om contact te hebben met alle personen en instellingen uit zijn sociale netwerk;
14. de veroordeelde verschaft inzicht in zijn financiële situatie en zal controle hierop door de reclassering en/of instelling waar hij verblijft accepteren. Hij werkt mee aan bewindvoering/budgetbeheer indien dit vanuit deze noodzakelijk wordt bevonden;
15. de veroordeelde geeft de reclassering en betrokken instellingen toestemming onderling informatie uit te wisselen met als doel stagnatie in de behandeling en begeleiding te voorkomen en risico's te vermijden;
16. de veroordeelde werkt te zijner tijd, op aangeven van de reclassering, mee aan een (kennismaking-) gesprek met de wijkagent.
Wijst Reclassering Nederland aan als instelling om de terbeschikkinggestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van die voorwaarden en geeft voornoemde instelling daartoe opdracht.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijk veroordeling onder parketnummer
18/140802-12:
Wijst af de vordering van de officier van justitie;
Verlengt de in het vonnis van de meervoudige strafkamer te Rechtbank Noord-Nederland d.d. 21 februari 2014 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, M.J.B. Holsink en
L.W. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Fennema als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 maart 2016.