ECLI:NL:RBNNE:2016:5720

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2016
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
18/830338-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling van goederen afkomstig van inbraken met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 27 december 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van goederen die afkomstig waren van inbraken. De verdachte heeft in de periode van 18 juni 2015 tot en met 5 november 2015 meerdere keren goederen verworven, waarvan hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vijf maal opzetheling heeft gepleegd, waarbij de geheelde goederen afkomstig waren van verschillende inbraken. De rechtbank heeft de verdachte, ondanks de ernst van de feiten, een taakstraf opgelegd in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met zijn gewijzigde houding en de impact van een gevangenisstraf op zijn werk en gezin. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen alarmpistool onttrokken wordt aan het verkeer, omdat het bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830338-15
ter berechting gevoegd parketnummer 18/055889-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 december 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 december 2016.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2015 tot en met 5 november 2015 te
[plaats 1] , in de gemeente Vlagtwedde, althans in Nederland, een verzameling
treinen (merk Marklin en Piko) en/of een hoeveelheid instrumenten en/of een
kettingzaag (merk Stihl) en/of een stoof en/of een hoeveelheid miniatuurauto's
en/of een koffer met sierspullen en/of een (aantal) buks(en) (merk Umarex en
HW35 Weirauch) en/of een theedoos met sieraden (zie aangifte BVH 2015180645)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
primair
hij in of omstreeks de periode van 29 juni 2015 tot en met 4 juli 2015, te
[plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/schuur
(gelegen aan de [adres 2] aldaar) heeft weggenomen (onder meer) een
hoeveelheid gereedschap (ter waarde van 32.000,- euro) en/of een schilderij
(met bizons), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 29 juni 2015 tot en met 5 november 2015 te
[plaats 1] , in de gemeente Vlagtwedde, althans in Nederland, een schilderij met
bizons (zie aangifte BVH 2015192430) heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van voornoemd schilderij wist, althans redelijkerwijs had
moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
primair
hij in of omstreeks de periode van 9 juli 2015 tot en met 5 november 2015, te
[plaats 1] , in de gemeente Vlagtwedde, althans in Nederland, een espresso
machine (SM Sprint E) (zie aangifte BVH 2015198949) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd goed wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 9 juli 2015 tot en met 5 november 2015, te
[plaats 1] , in de gemeente Vlagtwedde, althans in Nederland, een espresso
machine (SM Sprint E) (zie aangifte BVH 2015198949) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd goed wist dat het (een) door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
primair
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 31 oktober 2015
te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur
(gelegen aan de [adres 3] aldaar) heeft weggenomen (onder meer) een
hoeveelheid schilderijen en/of houtsnijwerk en/of een (aantal) aluminium
koffer(s) (met inhoud) en/of een postzegelverzameling en/of een
muntenverzameling en/of een hoeveelheid grammofoonplaten, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 5 november 2015,
te [plaats 1] , in de gemeente Vlagtwedde, althans in Nederland, een (aantal)
schilderij(en) en/of aluminium koffer(s) (met inhoud) (zie aangifte BVH
2015345256) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
(parketnummer 18/055889-15)
hij in de periode van 10 februari 2015 tot en met 3 maart 2015, te [plaats 1] ,
in de gemeente Vlagtwedde, althans in Nederland, een (flatscreen) televisie
(merk Samsung) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die televisie wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2 subsidiair, 3 primair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde kan worden bewezen, met dien verstande dat ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5 sprake is van opzetheling en ten aanzien van feit 4 van schuldheling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte handelde in goederen en aanvankelijk er niet van uit hoefde te gaan dat de door [medeverdachte 1] geleverde goederen gestolen waren. Pas toen [medeverdachte 1] steeds meer en grotere goederen aanbood, vertrouwde verdachte het niet meer. Nu niet duidelijk is vanaf welk moment verdachte bedacht moet zijn geweest op de criminele herkomst van de goederen en het dossier geen uitsluitsel biedt over de momenten waarop verdachte de ten laste gelegde goederen heeft verworven, kan met betrekking tot geen van die goederen worden bewezen dat verdachte op het moment van het verwerven daarvan wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die goederen van diefstal afkomstig waren.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 2 primair en 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de inbraak aan de [adres 2] te [plaats 2] , ten laste gelegd onder feit 2 primair, gaat de rechtbank op grond van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ervan uit dat verdachte aanwezig is geweest bij één van de keren dat [medeverdachte 1] de betreffende woning is binnengegaan. Nu de verklaring van [medeverdachte 1] echter onvoldoende duidelijkheid biedt over de precieze rol van verdachte bij deze inbraak, kan niet worden vastgesteld dat de bijdrage van verdachte hieraan van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van medeplegen. Met betrekking tot de inbraak in de schuur aan de [adres 3] te [plaats 3] , ten laste gelegd onder feit 4 primair, bevat het dossier geen enkel bewijsmiddel waaruit de betrokkenheid van verdachte bij die inbraak kan worden afgeleid.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
ten aanzien van feiten 1, 2 subsidiair, 3, primair, 4 subsidiair
1. De door verdachte op de terechtzitting van 13 december 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb de verzameling treinen, de althoorn, de stoof, een paar schilderijen, waaronder één met bizons, de koffiemachine en de grammafoonplaten, die bij mij zijn aangetroffen, van [medeverdachte 1] overgenomen. [medeverdachte 1] heeft de goederen bij me gebracht. Ik heb de koffiemachine voor een paar tientjes van [medeverdachte 1] gekocht. Het zou best kunnen dat de machine nieuw € 20.000,00 waard was. [medeverdachte 1] bracht de koffiemachine en het schilderij in één keer. [medeverdachte 1] was al tevreden, als hij geld kreeg voor benzine.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 2 december 2015, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Vraag: We laten je een foto zien van een koperen set die kan worden gebruikt bij het schoonmaken van bijvoorbeeld een open haard. We hebben deze foto gemaakt tijdens de zoeking bij jou in de woning. Deze set is herkend door de slachtoffers van de inbraak in [plaats 4] , [adres 4] . Hoe kom je eraan ?
Antwoord: Deze heeft [medeverdachte 1] gebracht samen met de bugel en een koffiezetmachine en de vaas.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015 met bijlage, opgenomen op pagina 111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 5 november 2015 werd een zoeking gedaan in de woning van verdachte [verdachte] aan de [adres 1] te [plaats 1] . Tevens werd gezocht in een loods aan de [adres 5] , toebehorende aan verdachte [verdachte] . In de woning en in de loods werden diverse goederen ten behoeve van het onderzoek inbeslaggenomen. De lijst met inbeslaggenomen goederen is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd [1] met daarop onder meer:
Uit woning verdachte [verdachte] : horeca koffiezetapparaat; espressoapparaat SM Sprint E.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 oktober 2015, opgenomen op pagina 343 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ergens in de zomerperiode wilde ik gaan inbreken in een woning aan de [adres 2] te [plaats 2] . Ik ben de eerste keer daar geweest door een houten plank aan de onderkant van een roldeur weg te halen. Ik kon toen naar binnen komen. Hier was [verdachte] ook bij.
en verder ten aanzien van feit 1
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 22 mei 2015 (nummer 2015180645) met bijlage goederen, opgenomen op pagina 162 e.v. van verdachtendossier [verdachte] inzake het onderzoek "Inbraken Ommelanden Oost", inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever 2] :
Ik woon aan de [adres 4] te [plaats 4] . Op 18 juni 2015 uur hebben wij voornoemde woning verlaten. Op 24 juni 2015 zijn wij teruggekomen. Wij zagen dat de schuurdeur op een kier stond. We hadden gelijk door dat er bij ons was ingebroken.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Bij verdachte [verdachte] zijn goederen inbeslaggenomen. Aangever [aangever 2] herkende onder andere een althoorn/bugel en een stoof.
en verder ten aanzien van feit 2 subsidiair
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 29 juli 2015 (nummer 2015192430) met bijlage, opgenomen op pagina 250 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [aangever 3] :
Op 30 juni 2015 is er reeds melding gedaan van inbraak op dit adres, [adres 2] te [plaats 2] . Vandaag, 5 juli 2015, is er opnieuw ingebroken. Een lijst van de weggenomen goederen doe ik bij dit proces-verbaal.
Woonhuis: 1 schilderij op doek in lijst met 2 bizons
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Bij verdachte [verdachte] zijn goederen inbeslaggenomen. 2015192430, inbraak schuur: een schilderij met twee bizons. Staat benoemd in de aangifte. Aangever herkende het schilderij eveneens van een foto.
en verder ten aanzien van feit 3 primair
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 juli 2015 (nummer 2015198949), opgenomen op pagina 280 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [aangever 4] :
Ik ben eigenaar van voormalig restaurant en woning " [naam 1] " aan de [adres 6] te [plaats 5] . Ik werd 9 juli 2015 gebeld dat men had ingebroken in het pand. Ik heb gezien dat een espresso machine is weggenomen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Bij verdachte [verdachte] zijn goederen inbeslaggenomen. Een professioneel koffieapparaat: is afkomstig van inbraak onder BVH nummer 2015198949.
en verder ten aanzien van feit 4 subsidiair
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 25 november 2015 (nummer 2015345256), opgenomen op pagina 330 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [aangever 1] :
Ik heb huisraad in opslag in een schuur aan de [adres 3] in [plaats 3] . Half oktober 2015 kreeg ik de mededeling dat het schuurtje was opengebroken. Ik mis meerdere schilderijen, onder andere van het cruiseschip de Kazachstan. U vertelt mij dat u dat schilderij hebt aangetroffen. Ik mis ook nog schilderijtjes uit Tahiti en een schilderij van een vissersschip op het water met een ondergaande zon, evenals een schilderij van een trekschuit.
Ik mis ook aluminium koffers. Daar zaten boeken, huisraad en van alles in.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Bij verdachte [verdachte] zijn goederen inbeslaggenomen.
2015345256, inbraak schuur: 7 schilderijen, een flightcase met daarin kofferlabels, bestek en medailles. Op een schilderij en kofferlabels de naam [aangever 1] .
ten aanzien van feit 5
1. De door verdachte op de terechtzitting van 13 december 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
[medeverdachte 2] bood de televisie aan en ik heb deze gekocht. De televisie lag op 3 maart 2015 bij mij thuis onder een bed.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 februari 2015, opgenomen op pagina 51 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015040717 d.d. 5 april 2015 (dossier II), inhoudende als verklaring van
[aangever 5] :
Op 10 februari 2015 omstreeks 11:30 uur ben ik weggegaan uit mijn flat aan de [adres 7] te [plaats 6] . Ik heb mijn flat afgesloten. Om 11:40 uur ben ik teruggekomen bij mijn flat. Ik zag toen dat een ruitje stuk was. In mijn flat hing een flatscreen, merk Samsung, zwart van kleur. De flatscreen was niet meer aanwezig toen ik terug kwam.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 4 maart 2015, opgenomen op pagina 98 e.v. van dossier II, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
In februari ben ik naar de woning van [aangever 5] gegaan. Ik heb de tv verkocht aan [verdachte] . Ik heb 100 euro voor de tv gekregen. Ik heb gezegd dat de tv niet eerlijk was en dat ik deze had gestolen bij [aangever 5] .
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank telkens opzetheling bewezen.
Daartoe stelt de rechtbank met betrekking tot feiten 1 tot en met 4 allereerst op grond van de verklaring van [medeverdachte 1] vast dat verdachte in ieder geval vanaf 5 juli 2015 wist dat [medeverdachte 1] zich bezighield met inbraken. [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat verdachte samen met hem de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] heeft betreden waar [medeverdachte 2] wilde inbreken. Uitgaande van de aangifte van deze inbraak moet dit zijn geweest ofwel op of omstreeks 30 juni 2015 ofwel op 5 juli 2015. De rechtbank stelt verder vast dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte het bij deze inbraak weggenomen schilderij met bizons na 5 juli 2015 moet hebben verworven. Hetzelfde geldt voor de professionele espressomachine (door verdachte aangeduid als koffie(zet)machine), die omstreeks 9 juli 2015 is weggenomen bij de inbraak in het voormalig restaurant [naam 1] en de verschillende schilderijen, koffers en grammofoonplaten, die begin oktober 2015 zijn weggenomen bij de inbraak in de schuur aan de [adres 3] te [plaats 3] . De inbraak in de woning aan de [adres 4] te [plaats 4] heeft vóór 5 juli 2015 plaatsgevonden, maar nu uit de verklaringen van verdachte kan worden afgeleid dat hij de van deze inbraak afkomstige althoorn en stoof tegelijk met de espressomachine en het schilderij met de bizons van [medeverdachte 1] heeft gekocht, geldt ook voor deze goederen dat zij na 5 juli 2015 door verdachte moeten zijn verkregen. Door, ondanks de wetenschap dat [medeverdachte 1] wel inbrak, toch al deze goederen van hem af te nemen, terwijl de door verdachte betaalde bedragen, voor zover verdachte deze heeft genoemd, niet in verhouding stonden tot de waarde van de goederen, heeft verdachte op het moment dat hij de goederen van [medeverdachte 1] kocht op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze goederen van diefstal afkomstig waren.
Met betrekking tot feit 5 stelt de rechtbank op grond van de verklaring van [medeverdachte 2] vast dat verdachte bij de aankoop van de televisie op de hoogte is gesteld van de herkomst daarvan, zodat kan worden bewezen dat hij ten tijde van het verwerven van die televisie wist dat die televisie van diefstal afkomstig was.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 subsidiair, 3 primair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 18 juni 2015 tot en met 5 november 2015 te [plaats 1] in de gemeente Vlagtwedde, een instrument en een stoof heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
subsidiair
hij in de periode van 29 juni 2015 tot en met 5 november 2015 te [plaats 1] , in de gemeente Vlagtwedde, een schilderij met bizons heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van voornoemd schilderij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
primair
hij in de periode van 9 juli 2015 tot en met 5 november 2015 te [plaats 1] , in de gemeente Vlagtwedde, een espresso machine (SM Sprint E) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van voornoemd goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
subsidiair
hij in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 5 november 2015 te [plaats 1] , in de gemeente Vlagtwedde, een aantal schilderijen en een aluminium koffer met inhoud heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
5.
hij in de periode van 10 februari 2015 tot en met 3 maart 2015 in Nederland, een (flatscreen) televisie (merk Samsung) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die televisie wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzetheling;
2.
subsidiairopzetheling;
3.
primairopzetheling;
4.
subsidiairopzetheling;
5. opzetheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 subsidiair,
3 primair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde, alsmede het ad informandum gevoegde feit, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar met daaraan gekoppeld een meldplicht als bijzondere voorwaarde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, gepleit voor een werkstraf, zoals ook geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich vijf maal schuldig gemaakt aan opzetheling. De geheelde goederen zijn alle afkomstig van inbraken, van welke ernstige feiten verdachte heeft geprofiteerd. Gelet op het aantal feiten en de hoeveelheid geheelde goederen, rechtvaardigen de feiten in beginsel een gevangenisstraf.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Wel is aan verdachte in 2013 een strafbeschikking uitgevaardigd ter zake van schuldheling.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte pas na de aanhouding in deze zaak de ernst van zijn gedrag heeft ingezien. Zijn denkpatronen, gedrag, vaardigheden en netwerk ziet de reclassering als criminogene factoren. De beschermende factoren, zijn werk en zijn relatie, zijn door de onderhavige strafzaak onder druk komen te staan. Hij heeft zowel van zijn partner als van zijn werkgever een laatste kans gekregen. Om deze beschermende factoren niet op het spel te zetten adviseert de reclassering verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht en een meldplicht op te leggen. Aldus kan middels een meldplicht worden ingezet op het verminderen van de criminogene factoren en op het versterken van de beschermende factoren en het probleemoplossend vermogen.
Gelet op de persoon van verdachte, zijn gewijzigde houding ten opzichte van het bewezen verklaarde en de gevolgen die een gevangenisstraf voor verdachtes werk en gezin zal hebben, ziet de rechtbank aanleiding het advies van de reclassering te volgen. In plaats van een gevangenisstraf zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaren, onder de bijzondere voorwaarde zoals door de reclassering is geadviseerd.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen alarmpistool vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en 4 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3 primair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een
proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen pistool, kleur zilver (alarmpistool, wapennr. 0825317).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. M. Haisma, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 december 2016.

Voetnoten

1.Bijlage bij het proces-verbaal, pagina 112 tot en met 123 van voornoemd dossier