In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 1 september 2016 uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht, gewraakt in de procedure met zaaknummer LEE 16/2357. Het verzoek tot wraking is ingediend tijdens de zitting van 12 augustus 2016, waarbij de rechter niet in de wraking berustte. In een brief van 17 augustus 2016 heeft de rechter zijn standpunt toegelicht. De wrakingskamer heeft het verzoek op 23 augustus 2016 behandeld, waarbij verzoeker en de rechter aanwezig waren, maar het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden niet.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank stelt vast dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die de veronderstelling van onpartijdigheid van de rechter rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat een procesbeslissing in het algemeen geen grond voor wraking oplevert en dat de keuze van de rechter om eerst het spoedeisend belang te bespreken geen schijn van partijdigheid oplevert.
Daarnaast heeft verzoeker aangevoerd dat de rechter partijdig zou zijn vanwege eerdere wrakingsverzoeken en persoonlijke voorkeuren. De rechtbank concludeert dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van partijdigheid. De rechtbank oordeelt dat verzoeker misbruik maakt van de mogelijkheid tot wraking, aangezien hij de rechter reeds twee keer heeft gewraakt en ook de voorzitter van de wrakingskamer heeft gewraakt. Daarom wordt bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.