ECLI:NL:RBNNE:2016:5702

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
C/18/169353 / PR RK 16/321
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens vermeende partijdigheid en misbruik van wrakingsprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 1 september 2016 uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht, gewraakt in de procedure met zaaknummer LEE 16/2357. Het verzoek tot wraking is ingediend tijdens de zitting van 12 augustus 2016, waarbij de rechter niet in de wraking berustte. In een brief van 17 augustus 2016 heeft de rechter zijn standpunt toegelicht. De wrakingskamer heeft het verzoek op 23 augustus 2016 behandeld, waarbij verzoeker en de rechter aanwezig waren, maar het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden niet.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank stelt vast dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die de veronderstelling van onpartijdigheid van de rechter rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat een procesbeslissing in het algemeen geen grond voor wraking oplevert en dat de keuze van de rechter om eerst het spoedeisend belang te bespreken geen schijn van partijdigheid oplevert.

Daarnaast heeft verzoeker aangevoerd dat de rechter partijdig zou zijn vanwege eerdere wrakingsverzoeken en persoonlijke voorkeuren. De rechtbank concludeert dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van partijdigheid. De rechtbank oordeelt dat verzoeker misbruik maakt van de mogelijkheid tot wraking, aangezien hij de rechter reeds twee keer heeft gewraakt en ook de voorzitter van de wrakingskamer heeft gewraakt. Daarom wordt bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C/18/169353 / PR RK 16/321

beslissing van de meervoudige kamer van 1 september 2016

op het verzoek van
[naam], te [woonplaats], verzoeker
tot wraking van
mr. P.G. Wijtsma, rechter.

Procesverloop

Ter zitting van 12 augustus 2016 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van
mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht van deze rechtbank, in de procedure met zaaknummer LEE 16/2357, waarbij verzoeker als partij is betrokken.
Ter zitting van 12 augustus 2016 heeft de rechter medegedeeld niet in de wraking te berusten. Bij brief van 17 augustus 2016 heeft de rechter een toelichting gegeven.
Het verzoek is ter zitting van 23 augustus 2016 door de wrakingskamer behandeld.
Verzoeker is verschenen.
De rechter is verschenen.
Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden (partij in de hoofdprocedure) is niet verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge art. 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU5252) stelt de rechtbank voorop dat als maatstaf heeft te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
3.1.
Als eerste grond van wraking heeft verzoeker genoemd dat de rechter ter zitting van 12 augustus 2016 zijn verzoek om aanhouding van de zaak niet heeft gehonoreerd.
3.2.
In de brief van 17 augustus 2016 heeft de rechter toegelicht dat hij ter zitting eerst wilde bespreken of verzoeker nog een spoedeisend belang had gezien het feit dat verzoeker inmiddels reeds een bijstandsuitkering ontving. De hoofdprocedure richt zich tegen een aanvankelijke weigering van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden om verzoeker een bijstandsuitkering te verlenen.
3.3.
De rechtbank overweegt dat een procesbeslissing in het algemeen geen grond voor wraking oplevert. De keuze van de rechter om ter zitting eerst het spoedeisend belang te bespreken alvorens te beslissen op het verzoek van verzoeker tot aanhouding, levert geen schijn van partijdigheid op.
4.1.
Voorts heeft verzoeker aangevoerd dat hij ook reeds bij een vorige behandeling ter zitting de rechter heeft gewraakt, dat hij toen onwel is geworden en de zaal moest verlaten, dat de rechter vervolgens, ondanks het feit dat hij gewraakt was, de zaal niet heeft verlaten en dat de rechter zich partijdig heeft getoond door in de zaal verder te praten met de gemachtigde van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
4.2.
De rechter heeft gesteld dat hij de behandeling op de zitting van 7 juli 2016 heeft geschorst nadat verzoeker de zaal had moeten verlaten en dat hij vervolgens desgevraagd de gemachtigde van de andere partij heeft uitgelegd hoe de procedure van wraking verder zou verlopen.
4.3.
De rechtbank overweegt dat uitleg aan een partij over de gang van zaken bij wraking niet kan leiden tot de schijn van partijdigheid.
5.1.
Verzoeker heeft voorts aangevoerd dat de rechter verbonden is met de Sportclub Heerenveen, terwijl hij zelf supporter is van Cambuur, dat de rechter een wrakingsverzoek tegen rechter mr. P.J. Duinkerken heeft afgewezen en dat de rechter geen empathisch vermogen heeft.
5.2.
In zijn brief van 17 augustus 2016 heeft de rechter opgemerkt dat hij in 2014 inderdaad deel heeft uitgemaakt van een wrakingskamer die een wrakingsverzoek tegen mr. P.J. Duinkerken heeft afgewezen, dat hij geen banden heeft met de Sportclub Heerenveen en dat hij verzoeker altijd vriendelijk en zakelijk heeft bejegend.
5.3.
De rechtbank overweegt dat het door verzoeker aangevoerde niet kan leiden tot de conclusie dat er schijn van partijdigheid is. De opmerking over het empathisch vermogen van de rechter, laat de rechtbank voor rekening van verzoeker.
6. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat zich bijzondere omstandigheden voordoen om te veronderstellen dat de rechter partijdig is in de procedure LEE 16/2357.
7. De rechtbank stelt vast dat verzoeker in de procedure LEE 16/2357 de rechter inmiddels twee keer heeft gewraakt. Vervolgens heeft hij bij de behandeling van deze wrakingsverzoeken telkens (de vorige keer en in de onderhavige wrakingsprocedure) de voorzitter van de wrakingskamer gewraakt. De wijze waarop verzoeker gebruik maakt van de mogelijkheid van wraking, merkt de rechtbank aan als misbruik. Op grond van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepaalt de rechtbank daarom dat een volgend verzoek tot wraking van de zijde van verzoekster in de hoofdzaak (de procedure met zaaknummer LEE 16/2357) niet in behandeling wordt genomen.
Mocht verzoeker desondanks wederom tot wraking overgaan in de hoofdzaak dan kan
mr. Wijtsma onmiddellijk aan verzoeker mededelen dat het verzoek niet in behandeling wordt genomen.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek af;
  • bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 16/2357) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
aan de rechter en aan het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden;
- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking van de rechter in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen.
Aldus gegeven door mrs. M. Griffioen, voorzitter, E.M. Visser en Th.A. Wiersma, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Hulst als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.