ECLI:NL:RBNNE:2016:5697

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
17 januari 2017
Zaaknummer
18.13122016-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens ontucht met verstandelijk beperkt kleinkind

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 december 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn verstandelijk beperkte kleinkind. De verdachte, geboren in 1951, werd beschuldigd van meerdere seksuele handelingen met het slachtoffer, dat in 1998 was geboren en aan een geestelijke beperking leed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2014 tot en met 4 december 2014 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, terwijl hij als chauffeur verantwoordelijk was voor haar vervoer naar school. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als bewijs gebruikt, en heeft geconcludeerd dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.602,25. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de gevolgen van het handelen van de verdachte voor het slachtoffer en de impact op zijn eigen leven, waaronder het verlies van zijn baan en de gevolgen voor zijn gezin.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930087-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 december 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1951 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C. Fahner.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 4 december 2014, te [plaats] , gemeente Assen , in ieder geval in (Noord) Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998), van wie hij, verdachte, wist dat deze aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft verdachte, meerdere malen, althans eenmaal:
- een hand op haar been gelegd en/of
- een arm om haar heen gelegd en/of
- een hand op haar borst gelegd en/of
- haar borst(en) betast en/of
- haar vagina betast en/of
- haar kleding geheel of gedeeltelijk uitgetrokken en/of laten uittrekken en/of
- haar gevingerd door zijn vinger(s) in haar vagina te brengen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij -als chauffeur (van schoolkinderen met een beperking)- in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 04 december 2014, te [plaats] , gemeente Assen , in ieder geval in (Noord) Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998), door meerdere malen, althans eenmaal:
- een hand op haar been te leggen en/of
- een arm om haar heen te leggen en/of
- een hand op haar borst te leggen en/of
- haar borst(en) te betasten en/of
- haar vagina te betasten en/of
- haar kleding geheel of gedeeltelijk uit te trekken en/of te laten uittrekken en/of
- haar te vingeren door zijn vinger(s) in haar vagina te brengen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 04 december 2014, te [plaats] , gemeente Assen , in ieder geval in (Noord) Nederland, door giften, te weten knuffels en/of elastiekjes om bijvoorbeeld armbandjes mee te maken, althans speelgoed, of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten als beduidend ouder persoon en/of -als chauffeur (van schoolkinderen met een beperking)- een persoon
genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1998, van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen tot het dulden van ontuchtige handelingen door verdachte, immers heeft verdachte meerdere malen, althans eenmaal, onverhoeds en/of zonder dat zij dit kon of durfde te verhinderen:
- een hand op haar been gelegd en/of
- een arm om haar heen gelegd en/of
- een hand op haar borst gelegd en/of
- haar borst(en) betast en/of
- haar vagina betast en/of
- haar kleding geheel of gedeeltelijk uitgetrokken en/of laten uittrekken en/of
- haar gevingerd door zijn vinger(s) in haar vagina te brengen.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen gelet op de verklaringen in het dossier. Naar het standpunt van de officier van justitie biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte wist dat [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Verdachte moet daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode acht de officier van justitie bewezen dat de handelingen hebben plaatsgevonden in de periode van 1 september 2014 tot en met 4 december 2014.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft aangegeven dat [slachtoffer] niet op een open wijze is bevraagd en dat zij niet spontaan heeft verteld wat er al dan niet is gebeurd. Gelet hierop en gelet op het gebrek aan concreetheid en gedetailleerdheid in wat zij vertelt, kan niet zonder meer worden uitgegaan van de juistheid van haar verklaring. De facebookberichten kunnen niet als steunbewijs dienen omdat uit die berichten niet onomstotelijk blijkt dat er daadwerkelijk seksueel contact tussen verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat alleen een bewezenverklaring kan volgen voor het betasten van de borsten van [slachtoffer] . De handelingen ‘een hand op haar been leggen’ en ‘een arm om haar heen leggen’ zijn niet aan te merken als ontuchtig, en het aanraken van de vagina heeft niet plaatsgehad gezien het facebookbericht van 4 december 2014.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen omdat niet gebleken is dat verdachte wist dat [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de seksuele handelingen, waaronder het binnendringen, te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Met de officier en anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De wijze waarop de verklaring van [slachtoffer] tot stand is gekomen moet worden gezien en beoordeeld in het licht van de verstandelijke beperking en het niveau waarop [slachtoffer] functioneert. Dat is ook de reden dat zij is verhoord in de interviewruimte voor het horen van jonge kinderen en personen met een verstandelijke beperking. Naar het oordeel van de rechtbank is daardoor de betrouwbaarheid en het waarheidsgehalte van de afgelegde verklaring niet aangetast. Ook overigens biedt het dossier geen aanknopingspunten om aan te nemen dat [slachtoffer] bij het afleggen van haar verklaring is beïnvloed. Die verklaring wordt bovendien in zijn algemeenheid, maar ook op detailniveau, ondersteund door de inhoud van de facebookberichten die verdachte aan [slachtoffer] heeft gezonden. De authenticiteit van de verklaring van [slachtoffer] blijkt eens te meer als zij vertelt dat zij de smoes van ongesteld-zijn heeft gebruikt ‘zodat hij het niet meer deed’. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij een arm om [slachtoffer] heeft geslagen.
De rechtbank volgt [slachtoffer] in haar verklaring aangaande de verweten handelingen.
In de context van het betasten van de borsten van [slachtoffer] , het betasten van haar vagina en het brengen van verdachtes vingers in haar vagina en het (laten) uittrekken van kleding, hebben ook de overige verweten handelingen naar het oordeel van de rechtbank een seksuele component en zijn deze in strijd te achten met sociaal ethische normen. Het zijn derhalve ontuchtige handelingen.
De verklaring die verdachte heeft gegeven over de intentie van de facebookberichten, namelijk dat hij [slachtoffer] uit de tent wilde lokken, door haar op leugens te betrappen, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. In deze berichten schrijft verdachte over zijn eigen ervaringen met en verlangens naar [slachtoffer] . Er is in deze berichten geen enkel aanknopingspunt te vinden dat verdachte [slachtoffer] uit de tent zou willen lokken of op een leugen zou willen betrappen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 december 2014, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2014171775 d.d. 27 februari 2015, inhoudende de verklaring van [vader] , namens zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1998.
[slachtoffer] gaat naar een ZMLK school in [plaats] . [slachtoffer] heeft een lichamelijke en verstandelijke beperking. Haar IQ is performaal 59 en verbaal 72. Ze gaat in het taxibusje naar school. De chauffeur heeft ze nu voor het tweede schooljaar, hij heet [verdachte] .
[slachtoffer] heeft in eerste instantie verteld dat hij aan haar borsten heeft gezeten. Eigenlijk moet ik zeggen dat ik haar heb gevraagd: “Heeft hij aan je borsten gezeten?” [slachtoffer] heeft dit bevestigd. Ze zei: “Ja”. Ik heb ook gevraagd of hij dit vaker heeft gedaan. Haar antwoord hierop was ook “ja”. Toen vroeg ik of hij ook nog ergens anders had aangezeten. Ze zei: “Ja van onderen”. [slachtoffer] is goed van vertrouwen. Ze heeft geen bellen die gaan rinkelen als iets niet goed gaat.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 24 december 2014, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier inhoudende de uitwerking van het studioverhoor van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1998.
En, later slaat ie die arm om me heen en toen ging ie mij kl.. naar mijn borsten zeg maar.
Later ging ie zeg maar al mijn ki. . ging ie zeg maar m’n kleren uit trekken.
V: Hoe vaak is het geweest dat die chauffeur aan jouw borsten zat?
A: Vaak.
V: Vaker, oké. Je vertelde net ook van je kleren uittrekken. Hoe vaak is dat geweest?
A: Drie keer.
V: de eerste keer dat hij aan jouw borsten zat, wanneer was dat?
A: Na de afgelopen zomervakantie.
V: De laatste keer. Vertel eens hoe ging dat?
A: Eeuh donderdagmiddag 4 december. Uit school, toen had hij iedereen naar huis gebracht en toen deed hij zijn arm weer om me heen.
V: je zegt dan doet bij een arm om me heen, en waar komt die arm dan?
A: Hier op deze schouder en dan komt die zo naar beneden.
O: [slachtoffer] wijst met haar linkerhand haar rechterschouder aan waarna ze een beweging met haar linkerhand maakt richting haar borst.
V: Wat raakt hij dan aan?
A: Mijn borsten. Onder mijn kleding.
V: wat doet bij dan bij jouw borsten?
A: Dat weet ik niet meer.
V: Dat weet je niet meer. Is die hand stil, beweegt die heen en weer, maakt die allemaal rondjes of wat anders?
A: Allemaal wat je net zei.
V: En hoe was het de andere keren dat hij aan jouw borsten zat?
A: … hetzelfde wat hij ook op vier december deed.
V: Wat kun je mij vertellen van de kleren uitdoen. Waar was je toen?
A: In de taxi. Alleen met de chauffeur.
V: Wiens idee was het dat jij de kleren uit ging doen?
A: Zijn. Ik deed alleen de boven kleren uit.
V: dus waar je mee kan plassen heeft hij jou ook wel eens aangeraakt.
A: Ja.
V: hoe vaak is dat geweest?
A: …. één, nee twee keer. Na de zomervakantie. Ook in de taxi.
V: En hoe gaat die hand dan onder jouw kleding, waar gaat die langs?
A: Bij mijn plasser. Langs de bovenkant van mijn broek. Die hand beweegt.
V: Okee, en hoe weet je dat het in jouw plasser was?
A: Het doet zeer.
V: En waar waren jullie dan in [wijk 1] of [wijk 2] ?
A: Vlakbij een kinderboerderij op een parkeerplaats.
O: [wijk 1] en [wijk 2] zijn twee wijken in [plaats] .
V: Dan heeft hij aan je borsten gezeten heel vaak.
A: Ja
V: Drie keer heb je je kleren uitgedaan.
A: Ja.
V: En twee keer heeft hij zijn hand in jouw plasser gedaan.
A: Ja.
V: En heeft hij ook wel eens aan je borsten gezeten toen jullie stil stonden?
A: Ja, ook bij [wijk 2] of [wijk 1]
V: En wat is dan het eerste wat hij doet als jij je kleren uit hebt?
A: Dan gaat hij naar mijn borsten.
V: Dus zijn arm er omheen en raakt hij jouw rechter borst aan.
A: Ja.
V: En hoe kwam dat dat jij je kleren uitdeed?
A: Nou hij zat de hele tijd aan mijn borsten en die kleren trekt de hele tijd dus ik dacht ik doe ze uit. Hij zat de hele tijd onder de kleren zeg maar. Toen dacht ik dan doe ik ze uit.
V: Waar is die taxi dan als jij je kleren uitdoet?
A: Gewoon bij de parkeerplaats bij de kinderboerderij. Daar gebeurde het altijd.
V: Is dat hij aan jouw plasser zat ook wel eens ergens anders gebeurd?
A: Nee
V: Welk gedeelte van zijn hand ging in jouw plasser?
A: Zijn vingers.
V: Okee, en wat voelde je dan precies?
A: Zijn nagels.
V: Wat voelde jij dan van zijn nagels?
A: Scherps.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2014, opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] .
Op 4 december 2014 zag ik hier op de [straat] in [plaats] een busje rijden. We zijn er naast gaan staan omdat ik dacht dat mijn zoon [naam] in het busje zou zitten. Toen zei [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam] ) ineens wat doet de buschauffeur. Ik keek en zag dat [slachtoffer] tegen de chauffeur aan lag. Ik zag dat de buschauffeur de hand om [slachtoffer] heen had en dat zijn hand bij haar kleding in ging en heen en weer bewoog. Je zag dat hij huid op huid contact had. De bovenkant van de kleding stond een beetje open. Hij zat met zijn hand bij haar rechterborst. Hij speelde een beetje met die borst. Dat beeld raak ik niet kwijt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 19 december 2014, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] .
Wij stonden te wachten voor de stoplichten en het taxibusje stond rechts naast ons. Ik zat aan de passagierszijde voorin. Ik zie de buschauffeur zitten en daarnaast zit een meisje. Ik zag dat hij zijn rechterarm over haar rechterschouder heeft. Ik zie dat hij haar redelijk stevig tegen zich aan drukt. Ik zag dat zijn hand het bloesje in ging van dat meisje tot haar borsten en dat hij ook met haar borsten speelde. Je zag dat hij onder haar borsten aan het bewegen was aan de onderkant. De buschauffeur zat wel iets hoger maar niet veel. De personenauto van [getuige 1] (de rechtbank begrijpt: [getuige 1] ) is dus wel een hoge personenauto.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij -als chauffeur van schoolkinderen met een beperking- in de periode van 01 september 2014 tot en met 04 december 2014, te [plaats] , gemeente Assen, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1998, door meerdere malen:
- een arm om haar heen te leggen en
- een hand op haar borst te leggen en
- haar borsten te betasten en
- haar vagina te betasten en
- haar kleding geheel of gedeeltelijk uit te laten trekken en
- haar te vingeren door zijn vinger(s) in haar vagina te brengen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
ontucht plegen met een aan zijn zorg/waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte als gevolg van deze zaak alles is kwijtgeraakt: hij heeft geen baan meer, hij is gescheiden en zijn kinderen willen geen contact met hem. Verdachte ondervindt een enorme psychische druk door deze zaak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer drie maanden meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met de verstandelijk beperkte [slachtoffer] . Verdachte was als chauffeur werkzaam en vervoerde [slachtoffer] naar en van haar school buiten [plaats] . Verdachte bracht haar als laatste naar huis en voor hij dat deed pleegde hij ontucht met haar op een parkeerplaats in [plaats] . Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Verdachte heeft daarbij naar het oordeel van de rechtbank misbruik gemaakt van haar geestelijke beperkingen. Ook rekent de rechtbank verdachte aan dat hij vanuit zijn professie van taxichauffeur het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem mocht stellen op grove wijze heeft geschonden. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij zijn persoonlijke belangen heeft laten prevaleren boven de te beschermen belangen van het slachtoffer die aan zijn zorg was toevertrouwd.
[slachtoffer] geeft zelf niet aan of kan dat niet aangeven, welke gevolgen het handelen van verdachte voor haar heeft gehad. De ouders van [slachtoffer] hebben in hun slachtofferverklaring aangegeven dat [slachtoffer] nog steeds afhankelijk is van taxivervoer om naar school te kunnen gaan en dat het [slachtoffer] moeite kost haar weerstand te overwinnen om in het taxibusje te stappen. De ouders schrijven dat toe aan het handelen van verdachte.
Voorts betrekt de rechtbank bij de strafoplegging dat het bewezen verklaarde feit niet door toedoen van verdachte is geëindigd.
Anderzijds laat de rechtbank meewegen dat verdachte de nadelige gevolgen van zijn handelen heeft ondervonden. Verdachte heeft zijn baan verloren, is gescheiden, en het contact met zijn kinderen is verbroken. Voorts heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Tenslotte heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop van bijna twee jaar voordat de zaak op zitting is gebracht.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd van 12 maanden. De rechtbank zal daarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk opleggen.

Benadeelde partij

[vader] heeft zich namens [slachtoffer] , voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem en [slachtoffer] geleden schade ten gevolge van het aan verdachte subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de gevorderde materiële schade voldoende onderbouwd en toewijsbaar. De immateriële schade is deels toewijsbaar tot een bedrag van 500 euro nu er getracht is om [slachtoffer] weerbaarder te maken. De totale vordering is toewijsbaar tot een bedrag van 1.461,43 euro met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de reiskosten toewijsbaar zijn. Van de gemiste uitbetaling van verlofdagen kan niet worden vastgesteld of deze dagen daadwerkelijk uitbetaald zouden zijn; dit deel van de vordering is niet-ontvankelijk. Verder is niet onderbouwd in hoeverre [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. Ook dit deel van de vordering moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde reiskosten voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. Het gevorderde verlies van arbeidsvermogen acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd nu onduidelijk is of de opgenomen uren daadwerkelijk zouden worden uitbetaald in plaats van op een ander moment te worden opgenomen.
In de onderbouwing van de immateriële schade komt onvoldoende naar voren wat de gevolgen van het handelen door verdachte voor [slachtoffer] zijn geweest; het gaat vooral over de gevolgen voor de ouders en het gezin. Duidelijk is dat [slachtoffer] in enige mate nadelige gevolgen van het handelen door verdachte heeft ondervonden. [slachtoffer] heeft immers enige tijd psychische hulp gehad en heeft een weerbaarheidstraining gevolgd. De rechtbank stelt daarom de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vast op 1.500 euro.
De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en toewijsbaar tot een bedrag van 1.602,25 euro. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van12 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.602,25(zegge: éénduizendzeshonderdtwee euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2014.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 1.602,25 (zegge: éénduizendzeshonderdtwee euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2014,
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 102,25 aan materiële schade en € 1.500,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, mr. J. van den Bosch en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2016.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.