ECLI:NL:RBNNE:2016:5695

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
17 januari 2017
Zaaknummer
18-930136-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag en rijden zonder rijbewijs

Op 13 december 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 november 2015 een verkeersongeval heeft veroorzaakt in Borger-Odoorn. De verdachte, die zonder geldig rijbewijs reed, heeft een fietsster aangereden, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder een gebroken pols en aanzienlijke verwondingen aan het gezicht. Tijdens de zitting op 29 november 2016 werd de verdachte bijgestaan door haar advocaat, mr. C.D.W. Herrings, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. C. Fahner. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich onvoorzichtig heeft gedragen door onvoldoende op het verkeer te letten en de bocht te kort te nemen, wat leidde tot de aanrijding. De rechtbank achtte de tenlasteleggingen, waaronder het rijden zonder rijbewijs, wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een taakstraf van 90 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische en financiële problemen, en legde bijzondere voorwaarden op voor reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930136-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 december 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.D.W. Herrings, advocaat te Tilburg.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C. Fahner.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zij op of omstreeks 12 november 2015 te [plaats] , gemeente Borger-Odoorn , als verkeersdeelneemster, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 1] , en toen gekomen op of ter hoogte van de kruising of splitsing van [straatnaam 1] en [straatnaam 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-met een gelet op de omstandigheden en/of de verkeerssituatie en/of de verkeersveiligheid ter plaatse (veel) (te) hoge snelheid te rijden en/of
-niet, althans onvoldoende, op het overige verkeer te letten en/of te blijven letten en/of een op die [straatnaam 2] rijdende fietsster niet (tijdig) waar te nemen en/of
-gezien vanuit de rijrichting van verdachte, linksaf die [straatnaam 2] in en/of op te rijden en bij die manoeuvre met het door haar bestuurde motorrijtuig (auto) onvoldoende, althans niet zoveel mogelijk, rechts te houden (de bocht af te snijden) en/of (vervolgens) tegen een haar in tegengestelde richting op de voor verdachte linker weghelft rijdende fietsster en/of haar fiets op en/of aan te rijden en/of te botsen,
waardoor die fietsster (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols en/of een of meer forse aangezichtswonden, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 12 november 2015 te [plaats] , gemeente Borger-Odoorn , als bestuurster van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam 1] , en toen gekomen op of ter hoogte van de kruising of splitsing van [straatnaam 1] en [straatnaam 2]
-met een gelet op de omstandigheden en/of de verkeerssituatie en/of de
verkeersveiligheid ter plaatse (veel) (te) hoge snelheid heeft gereden en/of
-niet, althans onvoldoende, op het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten en/of een op die [straatnaam 2] rijdende fietsster niet (tijdig) heeft waargenomen en/of
-gezien vanuit de rijrichting van verdachte, linksaf die [straatnaam 2] is in- en/of opgereden en bij die manoeuvre met het door haar bestuurde motorrijtuig (auto) onvoldoende, althans niet zoveel mogelijk, rechts heeft gehouden (de bocht heeft afgesneden) en/of (vervolgens) tegen een haar in tegengestelde richting op de voor verdachte linker weghelft rijdende fietsster en/of haar fiets is op- en/of aangereden en/of gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. zij op of omstreeks 12 november 2015 te [plaats] , gemeente Borger-Odoorn , als bestuurster van een motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg(en), [straatnaam 1] en/of [straatnaam 2] , zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. De officier van justitie heeft daartoe verwezen naar de verklaringen van verdachte en het slachtoffer alsmede naar het rapport van de Verkeers Ongevallen Analyse (VOA).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Volgens de raadsvrouw is er onvoldoende bewijs voor het verwijt dat verdachte kort voor het ongeval met een te hoge snelheid zou hebben gereden. Ook blijkt niet uit het dossier dat verdachte de fietsster tijdig had kunnen waarnemen nu onvoldoende duidelijk is waar de fietsster zich kort voor en tijdens de aanrijding bevond en op welk moment zij voor verdachte zichtbaar moet zijn geweest.
Gelet hierop is naar het standpunt van de raadsvrouw sprake van één enkele verkeersfout op grond waarvan het primair ten laste gelegde naar vaste jurisprudentie niet kan worden bewezen.
Het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen nu verdachte dat feit heeft erkend.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat verdachte - voor haar - uiterst links [straatnaam 2] is ingereden en vervolgens tegen [slachtoffer] , die daar fietste, is aangereden. Verdachte heeft de bocht afgesneden en heeft daardoor [slachtoffer] , die langs de stoeprand fietste, onvoldoende ruimte gegund.
De rechtbank is met de raadvrouw van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte -gelet op de omstandigheden ter plaatse- met een te hoge snelheid heeft gereden.
Gelet echter op het rapport van de VOA staat vast dat verdachte voldoende zicht heeft gehad op de fietsster toen verdachte [straatnaam 2] dicht was genaderd. Op de foto op pagina 22 van het VOA-rapport is af te leiden dat verdachte vanuit haar auto over de bosschages heen zicht had op het verkeer op [straatnaam 2] . Met name bij het inrijden van deze weg had verdachte ruim zicht op het tegemoetkomende verkeer. Zoals uit de foto’s op pagina 21 blijkt houden de bosschages ruim voor de kruising op en belemmeren zij niet het zicht op het verkeer dat zich op [straatnaam 2] bevindt.
Verdachte heeft verklaard dat zij mogelijk werd gehinderd door de zon en daardoor de fietsster niet heeft gezien. De rechtbank volgt die verklaring niet. Ten tijde van de aanrijding - rond 13.00 uur - stond de zon op zijn hoogste punt. Verdachte droeg geen zonnebril en evenmin is gebleken dat de zonneklep van de auto was neergelaten. Daar komt bij dat de fietsster zich links van de auto van verdachte bevond.
Verdachte had ook voldoende tijd om de fietsster op te kunnen merken omdat zij volgens haar verklaring had afgeremd en haar snelheid tot ongeveer 30 km per uur had teruggebracht. De rechtbank concludeert dat verdachte, gelet op die omstandigheden, onvoldoende op het overige verkeer heeft gelet. Verdachte had immers, indien zij wel voldoende oplettend was geweest, rijdend met een dergelijke snelheid, tijdig kunnen remmen of naar rechts kunnen sturen om een aanrijding te voorkomen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De bewijsmiddelen zijn steeds zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 november 2016.
Op 12 november 2015 ben ik vanaf [straatnaam 1] in [plaats] linksaf [straatnaam 2] ingereden. Ik heb daarbij de bocht te kort genomen en ben toen tegen die fietsster aangereden. Ik heb die fietsster totaal niet gezien.
Ik heb die dag gereden zonder een rijbewijs want dat heb ik niet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor benadeelde van Politie Noord-Nederland d.d. 16 november 2015, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier met nummer PL0100-201533l584 d.d. 19 december 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
Op 12 november 2015 omstreeks 13:15 uur reed ik op mijn fiets strak langs de stoep op [straatnaam 2] te [plaats] . Ik fietste richting [straatnaam 1] .
Ik zag dat er over [straatnaam 1] een zwarte Volkswagen [type] aan kwam rijden. Ik zag dat de bestuurder van de auto links af sloeg [straatnaam 2] op. Ik zag dat de bestuurder de binnenbocht nam. Gezien ik niet verder naar rechts kon, en de auto erg dicht langs de stoeprand van de binnenbocht kwam werd ik aangereden.
Ik heb 10 hechtingen gekregen in mijn voorhoofd. Net boven mijn lip heb ik ook een hechting gekregen en ik heb veel schrammen in mijn gezicht. Ik ben geopereerd aan mijn pols die op drie plaatsen gebroken is. Ook heb ik op mijn benen blauwe plekken die ik door de aanrijding heb opgelopen.
3. Een verslag van het Scheperziekenhuis te Emmen d.d. 18 november 2015 aangaande de verwondingen geconstateerd bij [slachtoffer] op 12 november 2015, opgenomen op pagina 14 van voornoemd dossier.
E: twee forse hoofdwonden frontaal, rechts 3 cm in doorsnede, diep tot op de schedel. Links oppervlakkig tot in de subcutis, 3 cm in doorsnede. Bloedneus, geen septumhematoom. Pols links: gedisloceerd, forse drukpijn distale radius en ulna, vingers wel goed beweeglijk, NV intact. Onderbeen links: hematoom mediale zijde.
X-pols links: comminutieve distale radiusfractuur met dislokatie X-pols na repositie: Verbeterde stand: radius op lengte.
Wonden frontaal onder lokale anesthesie met lidocaine 1% gehecht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 29 december 2015, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van [verbalisant 1] .
Op 29 december 2015 heb ik [slachtoffer] bezocht.
Desgevraagd gaf ze aan dat haar medische situatie niet goed is, ze gaf aan nog veel pijn en last te hebben van de gebroken arm/pols, deze kan ze nog niet volledig weer gebruiken.
Desgevraagd gaf ze aan ook veel pijn en last te hebben van de verwondingen aan haar hoofd/gelaat.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Verkeersongeval Analyse van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015 inhoudende het relaas en bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
4.5.
Onderzoeksresultaat
Gelet op de aangetroffen sporen, eindpositie van en schade aan de voertuigen kan tot de volgende conclusie worden gekomen:
• Bestuurster van de Volkswagen reed over [straatnaam 1] , komende uit de richting van [straatnaam 3]
en gaande in de richting van de [straatnaam 2] , die zij linksafslaande inreed.
• Op [straatnaam 2] reed de bestuurster van de fiets aan de rechterzijde van de weg.
• Bestuurster Volkswagen hield tijdens het linksaf slaan niet voldoende rechts, maar bereed de binnenbocht en botste tegen de bestuurster die - gelet op het weggedeelte waar zij op dat
moment reed - geen ruimte had uit te wijken.
• Bestuurster Volkswagen had voldoende zicht op [straatnaam 2] om de fietser tijdig op te
kunnen merken.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 december 2015, opgenomen op pagina 22 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van [verbalisant 4] .
Bestuurder
[verdachte] , voornoemd.
Rijbewijs
Bij controle bij het rijbewijsregister bleek de bestuurder niet bevoegd te zijn een motorrijtuig te besturen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. zij op 12 november 2015 te [plaats] , gemeente Borger-Odoorn , als verkeersdeelneemster, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 1] , en toen gekomen op of ter hoogte van de kruising of splitsing van [straatnaam 1] en [straatnaam 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- onvoldoende, op het overige verkeer te letten en te blijven letten en een op die [straatnaam 2] rijdende fietsster niet tijdig waar te nemen en
- gezien vanuit de rijrichting van verdachte, linksaf die [straatnaam 2] in te rijden en bij die manoeuvre met het door haar bestuurde motorrijtuig (auto) onvoldoende rechts te houden (de bocht af te snijden) en vervolgens tegen een haar in tegengestelde richting op de voor verdachte linker weghelft rijdende fietsster en haar fiets aan te rijden,
waardoor die fietsster genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols en forse aangezichtswonden heeft bekomen.
2. zij op 12 november 2015 te [plaats] , gemeente Borger-Odoorn , als bestuurster van een motorrijtuig (auto) heeft gereden op de wegen, [straatnaam 1] en [straatnaam 2] , zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
2. overtreding van artikel 7 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd. De gevangenisstraf dient ter vervanging van 6 maanden ontzegging rijbevoegdheid nu verdachte geen rijbewijs heeft en een ontzegging derhalve niet als een straf zal worden ervaren.
Voor feit 2 dient hechtenis te worden opgelegd voor de duur van 1 maand.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor het opleggen van een deels voorwaardelijke taakstraf nu de officier van justitie onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoon van de verdachte.
Feit 2 dient te worden afgedaan met een geldboete nu aan verdachte in 2015 voor eenzelfde feit een geldboete is aangeboden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over haar opgemaakte reclasseringsrapport, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij zij met haar auto tegen [slachtoffer] , die op haar fiets reed, is aangereden. Verdachte heeft de bocht afgesneden en niet goed opgelet waardoor zij de fietsster niet heeft gezien.
Door de aanrijding heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel bekomen. Zij heeft verwondingen in het gelaat opgelopen die gehecht moesten worden. Ook heeft het slachtoffer een gebroken pols aan het ongeval overgehouden waaraan zij is geopereerd. De kans is aanwezig dat er littekens in het gelaat zichtbaar zullen blijven. Het betreft derhalve een ongeval met voor het slachtoffer ernstige gevolgen.
De oriëntatiepunten voor de straftoemeting geven bij het maken van een grove verkeersfout aan als op te leggen straf een taakstraf van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis en een rijontzegging van 6 maanden. Voor wat betreft de op te leggen taakstraf volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie. Verdachte heeft geen rijbewijs en zou bij het opleggen van een rijontzegging daarvan geen hinder ondervinden. De rechtbank zal om die reden aansluiten bij de door de officier van justitie bepleite voorwaardelijke gevangenisstraf maar zal de duur daarvan beperken.
Uit de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage komt naar voren dat verdachte kampt met meervoudige problematiek. Er is in de kern nog steeds sprake van psychische problematiek. Daarnaast zijn er financiële problemen, handelt verdachte impulsief en overdenkt zij haar keuzes onvoldoende. De reclassering geeft aan dat het verdachte niet lukt om de daad bij het woord te voeren als zij aangeeft zonder justitiecontacten te willen leven.
De reclassering wil verdachte ondersteunen bij het ordenen van haar leven, verantwoordelijkheden en acties. Verdachte moet gemotiveerd worden om mee te werken aan verdiepings-diagnostiek. Verder dient er geïnvesteerd te worden in een lokaal netwerk, (langdurige) hulp dicht bij huis.
De verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven dat zij kan instemmen met het advies van de reclassering en dat zij zal meewerken aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal de verdachte daarin volgen en daartoe een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 6 weken met daaraan gekoppeld de geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf een proeftijd verbinden voor de duur van 2 jaren.
Met betrekking tot feit 2 acht de rechtbank - gelet op de recente recidive voor het rijden zonder een geldig rijbewijs - een onvoorwaardelijke hechtenisstraf thans een te zware straf. De rechtbank zal volstaan met het opleggen van een taakstraf van 60 uren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c,14d, 22c, 22d en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Feit 1 primair:
 Een gevangenisstraf voor de duur van
6 weken.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. dat de veroordeelde zich binnen een week nadat het vonnis onherroepelijk is geworden meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen of bij een van de gesprekslocaties in Assen of Emmen. Veroordeelde moet zich hierna blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zij dient de aan haar gegeven aanwijzingen op te volgen;
2. dat de veroordeelde zal meewerken aan het tot stand brengen van actuele diagnostiek bij de AFPN of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde de behandeladviezen zal opvolgen en zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/-behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde er mee instemt dat de reclassering met relevante referenten, zowel professionele als mensen uit haar privé-omgeving, relevante informatie uitwisselt, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
 Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van
90 urenonbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 45 dagen zal worden toegepast.
Feit 2
 Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van
60 urenonbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, mr. J. van den Bosch en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2016.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.