ECLI:NL:RBNNE:2016:5663

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2016
Publicatiedatum
30 december 2016
Zaaknummer
LEE 16-5060
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening voor carbid schieten in Emmen met voorschriften

Op 30 december 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het carbid schieten op een grasveld in Emmen. Verzoekers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Emmen, dat op 29 december 2016 ontheffing verleende van het verbod op carbid schieten, zoals vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De voorzieningenrechter oordeelde dat de voorbereiding van het besluit onzorgvuldig was en dat de belangen van de omwonenden niet adequaat waren afgewogen. De rechter stelde vast dat het afschieten van carbid op de aangewezen locatie, de Terra locatie, op 31 december 2016, onder bepaalde voorwaarden toegestaan werd. Deze voorwaarden omvatten onder andere het aantal melkbussen dat gebruikt mocht worden, de aanwezigheid van een toezichthouder en de verplichting om voorafgaand aan het afschieten de deskundigheid van de betrokken personen vast te stellen. Tevens werd een dwangsom van € 500,-- opgelegd aan de gemeente indien de voorwaarden niet nageleefd zouden worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de verzoekers onvoldoende waren meegewogen in het besluit van de gemeente, wat leidde tot de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 16/5060
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 december 2016 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekers], te Emmen, verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, verweerder
(gemachtigde: mr. G.J.P.E. Wilms).
Als
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [derde belanghebbende], te Emmen, ontheffinghouder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder ontheffinghouder ontheffing verleend van het verbod, als bedoeld in artikel 2:32, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Emmen (hierna: de APV), voor het carbid schieten op een grasveld, gelegen aan de [adres], te Emmen (hierna: Terra locatie) op 31 december 2016.
Tegen dit besluit hebben verzoekers een bezwaarschrift ingediend. Tevens hebben verzoekers op 29 december 2016 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 december 2016. Namens verzoekers is [verzoekers] verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. [derde belanghebbende] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. W.H. Bussink.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe, in die zin dat aan het bestreden besluit van 29 december 2016 de volgende voorschriften worden verbonden:
1. Het carbidschieten wordt op 31 december 2016 toegestaan op de zogeheten Terra locatie van 12.00 tot uiterlijk 16.30 uur;
2. Ten behoeve van het carbid schieten op de Terra locatie mogen maximaal vijf melkbussen met een maximuminhoud van 50 liter aanwezig zijn;
3. Bij verweerder moet door [derde belanghebbende] ruim voor de aanvang van het carbid schieten bekend worden gemaakt welke personen carbid zullen afschieten en verweerder moet voor aanvang van het carbid schieten vaststellen of deze personen voldoende deskundig zijn voor het afschieten van carbid en de uitkomst daarvan voor aanvang van het carbid schieten schriftelijk mededelen aan [derde belanghebbende], verweerders toezichthouder(s) en verzoekers.
4. Ten tijde van de duur van het carbidschieten dient steeds een toezichthouder van verweerder aanwezig te zijn die toeziet op de naleving van de gestelde of geldende veiligheidsvoorschriften, op de plaats van het afsteken van carbid en dan met name of 50 meter in acht wordt genomen ten opzichte van de ligging van de woningen van verzoekers, alsmede op de door de voorzieningenrechter in deze uitspraak verder gestelde voorwaarden. De naam van de toezichthouder dient ruim voorafgaande aan het carbid schieten bekend te worden gemaakt bij zowel [derde belanghebbende] als verzoekers. Bij eventuele overtredingen van de voorschriften dient de toezichthouder direct in te grijpen en zo nodig het carbid schieten te beëindigen. In dat geval wordt op de eerste werkdag in 2017 na het carbid schieten door de toezichthouder schriftelijk vastgelegd welke overtreding is gepleegd en welke actie door hem of haar is ondernomen.
Verder ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat aan de naleving van deze uitspraak een dwangsom wordt verbonden, te weten een bedrag van € 500,--, te verbeuren door verweerder aan verzoekers, indien hetgeen in deze uitspraak is bepaald niet ten volle wordt nageleefd.

Overwegingen

De voorzieningenrechter is, gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat mondeling uitspraak kan worden gedaan. In dat kader wordt het volgende overwogen en besloten.
Voorop wordt gesteld dat bezwaar is gemaakt door verzoekers tegen het besluit van 29 december 2016 en dat het verzoek om een voorlopige voorziening daaraan connex is. Het verzoek is derhalve ontvankelijk. Partijen verschillen hierover ook niet van mening.
Inhoudelijk wordt vervolgens als volgt overwogen.
Door de wijziging van de APV middels een toevoeging van een vierde lid aan artikel 2:32, is een rechtens onduidelijke situatie ontstaan. Zo is onduidelijk of door de raad is beoogd met voorbijgaan aan wat in het tweede lid aan uitgangspunten is neergelegd een integrale ontheffing te verlenen of dat slechts een ontheffing kan worden verleend voor het bepaalde in het tweede lid, sub f, van de APV, zoals verweerder heeft betoogd. De tekst en systematiek van de regelgeving in kwestie geeft hierin geen duidelijkheid. In het verlengde daarvan is eveneens onduidelijk welke afweging door verweerder moet worden gemaakt bij de vraag of een ontheffing moet worden verleend en welke aspecten en belangen daarbij een rol spelen. In het onderhavige geval heeft verweerder daarbij de belangen van omwonenden, zoals verzoekers, in het geheel niet betrokken, zo wordt vastgesteld.
Niet in geschil is dat de APV voorafgaande aan de wijziging daarvan het niet mogelijk maakte om op de zogeheten Terra locatie een evenement als carbid schieten te houden. Als zodanige locatie was, voor zover hier van belang, Zuideinde aangewezen door verweerder. Vaststaat dat verzoekers daar tot vorige week op mochten vertrouwen en dat tegen deze locatie van hun kant geen bezwaar bestond. Eerst door de wijziging van de APV op 29 december 2016 is daar rechtens een verandering in gekomen.
De voorzieningenrechter laat in het midden of deze wijziging van de APV wettelijk bezien deugdelijk bekend is gemaakt en in het verlengde daarvan eveneens de vraag of de inwerkingtreding per 29 of 30 december 2016 moet worden aangenomen. Partijen zijn daar in het kader van deze procedure vanuit gegaan. Ook wordt thans in het midden gelaten of het vierde lid zich qua juridische systematiek wel verdraagt met de leden twee en drie van artikel 2:32 van de APV.
Hetzelfde geldt voor de vraag of de beleidsregels die zijn opgesteld voor de beoordeling van een verzoek tot ontheffing op grond van het vierde lid van artikel 2:32 van de APV (op de juiste) wijze bekend is gemaakt en in werking is getreden
Uitgaande van voormelde bepalingen en beleidsregels stelt de voorzieningenrechter vast dat geen deugdelijke voorbereiding van het bestreden besluit heeft plaatsgevonden en evenmin sprake is van een belangenafweging die in het kader van het uitoefenen van een bevoegdheid van een bestuursorgaan mag worden verwacht. Dit knelt te meer nu het om een wijziging van regelgeving gaat op 29 december 2016 voor het afschieten van carbid op 31 december 2016 en verzoekers er - zoals reeds gezegd - tot de zeer recente wijziging van de APV vanuit mochten gaan dat het carbid schieten slechts zou kunnen plaatsvinden op Zuideinde, waartegen zij geen bezwaar hebben. Hun belangen tegen de huidige locatie zijn in de besluitvorming door verweerder niet meegewogen, zo staat vast.
Onduidelijk is verder of, en zo ja welke voorwaarden aan de ontheffing zijn gesteld. In ieder geval zijn deze volstrekt onvoldoende geconcretiseerd opgenomen in of bij het besluit tot ontheffing. Daarmee is verweerder ernstig tekort geschoten in zijn plicht om te zorgen voor wat in de APV en de beleidsregels is aangegeven, te weten het garanderen van een ordelijk en veilig verloop van het carbid schieten.
Nu verweerder daarin in gebreke is gebleven, wordt na een belangenafweging door de voorzieningenrechter het volgende bepaald:
1. Het carbidschieten wordt op 31 december 2016 toegestaan op de zogeheten Terra locatie van 12.00 tot uiterlijk 16.30 uur. Voldoende aannemelijk is geworden op basis van de situatietekening dat het punt van afschieten ten minste 50 meter van verzoekers woningen ligt. Er zijn geen bezwaren binnengekomen van het Terra College en/of VOF Hidding Zoer, zodat in het kader van de thans verrichte belangenafweging buiten beschouwing blijft in hoeverre zij gelet op de afstanden die in acht moeten worden genomen, hinder zouden kunnen ondervinden.
2. Ten behoeve van het carbid schieten op de Terra locatie mogen maximaal vijf melkbussen met een maximuminhoud van 50 liter aanwezig zijn.
3. Bij verweerder moet door [derde belanghebbende] ruim voor de aanvang van het carbid schieten bekend worden gemaakt welke personen carbid zullen afschieten en verweerder moet voor aanvang van het carbid schieten vaststellen of deze personen voldoende deskundig zijn voor het afschieten van carbid en de uitkomst daarvan voor aanvang van het carbid schieten schriftelijk mededelen aan [derde belanghebbende], verweerders toezichthouder(s) en verzoekers.
4. Ten tijde van de duur van het carbidschieten dient steeds een toezichthouder van verweerder aanwezig te zijn die toeziet op de naleving van de gestelde en geldende veiligheidsvoorschriften, op de plaats van het afsteken en dan met name of 50 meter als hier voren bedoeld in acht wordt genomen ten opzichte van de ligging van verzoekers woningen, alsmede op de door de voorzieningenrechter in deze uitspraak verder gestelde voorwaarden. De naam van de toezichthouder dient ruim voorafgaande aan het carbid schieten bekend te worden gemaakt bij zowel [derde belanghebbende] als verzoekers. Bij eventuele overtredingen van de voorschriften dient de toezichthouder direct in te grijpen en zo nodig het carbid schieten te beëindigen. In dat geval wordt na het carbid schieten op de eerste werkdag van 2017 door de toezichthouder schriftelijk vastgelegd welke overtreding is gepleegd en welke actie door hem of haar is ondernomen.
5. Aan de naleving van deze uitspraak wordt een dwangsom verbonden, te weten een bedrag van € 500,--, te verbeuren door verweerder aan verzoekers gezamenlijk, indien hetgeen in deze uitspraak is bepaald niet ten volle wordt nageleefd.
Hetgeen hiervoor is overwogen, betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen, in die zin dat aan het bestreden besluit van 29 december 2016 een aantal voorschriften worden verbonden.
Verder ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat aan de naleving van deze uitspraak een dwangsom wordt verbonden, te weten een bedrag van € 500,--, te verbeuren door verweerder aan verzoekers, indien hetgeen in deze uitspraak is bepaald niet ten volle wordt nageleefd.
Deze mondelinge uitspraak is gegeven door mr. T.F. Bruinenberg, voorzieningenrechter, op 30 december 2016.
Aldus opgemaakt door de griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.