ECLI:NL:RBNNE:2016:5552
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in mensenhandelzaak wegens gebrek aan bewijs
De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 19 december 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man uit Hoogezand, die werd beschuldigd van het in vereniging plegen van mensenhandel. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat het slachtoffer door hem was gedwongen of ertoe was bewogen prostitutiewerkzaamheden te verrichten en haar verdiensten af te staan. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek dat plaatsvond op 10, 15 en 17 november en 5 december 2016. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.T. Pittau, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.
De tenlastelegging omvatte verschillende beschuldigingen van dwang en uitbuiting van het slachtoffer, die in de periode van 1 mei 2010 tot 1 januari 2011 in Nederland en mogelijk in het buitenland prostitutiewerkzaamheden zou hebben verricht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en haar partner onvoldoende betrouwbaar waren en niet ondersteund werden door ander objectief bewijs. De officier van justitie concludeerde dat de beschuldigingen niet bewezen konden worden, en de verdediging voerde aan dat de verklaringen van het slachtoffer niet gebruikt mochten worden voor het bewijs, omdat de verdediging niet in staat was geweest deze te toetsen.
De rechtbank stelde vast dat de verdediging niet in de gelegenheid was gesteld om de belastende getuige te ondervragen, wat een inbreuk op het ondervragingsrecht vormde. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende andere bewijsmiddelen waren die de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit ondersteunden. Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en sprak de verdachte vrij. De benadeelde partij, de partner van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat uitbuiting niet aan de verdachte was ten laste gelegd.