In deze zaak, die op 16 december 2016 door de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, heeft eiser [A] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [B] met betrekking tot een inbreuk op zijn eigendomsrecht. De vordering van [A] betreft de staking van bouwactiviteiten door [B] aan de achterzijde van het perceel Westerbinnensingel 12, waar [B] balkons wilde bouwen die mogelijk boven de grond van [A] zouden komen te hangen. De voorzieningenrechter heeft in het tussenvonnis van 2 september 2016 reeds geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de substantiële en voortdurende inbreuk op het eigendomsrecht van [A].
Tijdens de zitting op 8 december 2016 heeft [A] zijn vordering vermeerderd en vervolgens verminderd. De vordering omvatte onder andere het verbod voor [B] om balkons te plaatsen binnen 2 meter van de erfgrens met [A], alsook de verplichting om de gang naast het perceel van [A] in oude toestand te herstellen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de kadastrale meting heeft aangetoond dat de gang, die aan [A] toebehoort, in breedte is verminderd door de werkzaamheden van [B].
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [B] de onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van [A] moet beëindigen en dat de bouwwerkzaamheden aan de balkons gestaakt moeten worden. Tevens is [B] veroordeeld tot betaling van een dwangsom bij niet-nakoming van de veroordelingen. De proceskosten zijn aan de zijde van [A] begroot op € 2.500,05. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [B] onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ondanks eventuele hoger beroep procedures.