ECLI:NL:RBNNE:2016:5528

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
C18/170633 PR RK 16-392
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 14 oktober 2016 heeft de Meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. F. Sijens, die betrokken was bij een andere procedure met zaaknummer LEE 16 / 1306. De verzoeker diende zijn wrakingsverzoek op 2 oktober 2016 in, maar mr. Sijens heeft aangegeven niet te berusten in dit verzoek en heeft zijn standpunt schriftelijk toegelicht op 10 oktober 2016. De wrakingskamer, bestaande uit mr. Th.A. Wiersma, mr. M. Griffioen en mr. M.A.B. Faber-Siermann, heeft de beoordeling van het verzoek tot wraking uitgevoerd aan de hand van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 8:15 Awb een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De verzoeker heeft echter geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die wijzen op vooringenomenheid van mr. Sijens. Het enkele feit dat de verzoeker het niet eens is met een eerdere beslissing van de rechter is onvoldoende om tot wraking over te gaan.

Daarom heeft de rechtbank besloten dat de verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking, en is een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege gelaten. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 14 oktober 2016, en de rechtbank heeft bevolen dat deze beslissing onverwijld aan de verzoeker en aan mr. Sijens wordt medegedeeld.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige wrakingskamer
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/170633 / PR RK 16-392
Beslissing van 14 oktober 2016
op het verzoek van
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Bij brief d.d. 2 oktober 2016 heeft verzoeker het verzoek tot wraking ingediend van
mr. F. Sijens, die de procedure met zaaknummer LEE 16 / 1306 behandelt als rechter.
Mr. Sijens heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek en heeft zijn standpunt bij schrijven van 10 oktober 2016 schriftelijk toegelicht.
1.2.
Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. Th.A. Wiersma,
mr. M. Griffioen en mr. M.A.B. Faber-Siermann.

2.2. Beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
2.3.
Uit de wet (artikel 8:15 Awb en artikel 8:16 Awb) volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
2.4.
De rechtbank overweegt dat aan het verzoek tot wraking van mr. Sijens voornoemd, geen concrete feiten of omstandigheden ten grondslag zijn gelegd waaruit vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kunnen worden afgeleid. Dat verzoeker het niet eens is met een inhoudelijke beslissing van mr. Sijens maakt dat niet anders.
[verzoeker] zal dan ook als kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek worden verklaard. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan daarom achterwege blijven.
2.5.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

3.3. De beslissing

De rechtbank
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [verzoeker] en aan
Deze beslissing is gegeven door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter,
mr. M. Griffioen en mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op
14 oktober 2016.
js