Op 14 oktober 2016 heeft de Meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. F. Sijens, die betrokken was bij een andere procedure met zaaknummer LEE 16 / 1306. De verzoeker diende zijn wrakingsverzoek op 2 oktober 2016 in, maar mr. Sijens heeft aangegeven niet te berusten in dit verzoek en heeft zijn standpunt schriftelijk toegelicht op 10 oktober 2016. De wrakingskamer, bestaande uit mr. Th.A. Wiersma, mr. M. Griffioen en mr. M.A.B. Faber-Siermann, heeft de beoordeling van het verzoek tot wraking uitgevoerd aan de hand van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 8:15 Awb een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De verzoeker heeft echter geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die wijzen op vooringenomenheid van mr. Sijens. Het enkele feit dat de verzoeker het niet eens is met een eerdere beslissing van de rechter is onvoldoende om tot wraking over te gaan.
Daarom heeft de rechtbank besloten dat de verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking, en is een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege gelaten. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 14 oktober 2016, en de rechtbank heeft bevolen dat deze beslissing onverwijld aan de verzoeker en aan mr. Sijens wordt medegedeeld.