Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
mr. P.J. Duinkerken, die de procedure van [A] tegen [B] met zaaknummer C/18/124045/ HA ZA 11-64 behandelt als rechter.
Mr. Duinkerken heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek en heeft zijn standpunt bij schrijven van 20 september 2016 schriftelijk toegelicht.
mr. Th.A. Wiersma en mr. S. Dijkstra.
2.2. Beoordeling
Ingevolge artikel 37, eerste lid, Rv wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Kamerstukken II1999/00, 26 855, nr. 3, p. 66) staat dienaangaande dat een wrakingsverzoek kan worden ingediend in elke stand van het geding, dus ook nog na afloop van de behandeling. Het is namelijk zeer wel mogelijk dat dan pas feiten of omstandigheden blijken waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit de toelichting volgt dat de mogelijkheid om na afloop van de behandeling een wrakingsverzoek in te dienen in beginsel niet geboden hoeft te worden indien terstond tijdens de zitting zich dergelijke feiten of omstandigheden voordoen.
Bijzondere feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel nopen, zijn gesteld noch gebleken.