ECLI:NL:RBNNE:2016:5388

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
K L 5024973 \ CV EXPL 16-4808 (E)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van huurovereenkomsten voor stacaravans in het kader van herstructurering van een caravanpark

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Arjenshiem B.V. en een aantal huurders van stacaravans op caravanpark Ambousen. De huurders, die hun staanplaatsen voor onbepaalde tijd dachten te huren, werden geconfronteerd met een opzegging van hun huurovereenkomsten door Arjenshiem, die de opzegging baseerde op herstructurering van het terrein. De huurders voerden aan dat de opzegging onterecht was en dat zij recht hadden op schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomsten op 31 december 2016 eindigden door de opzegging van Arjenshiem, en dat de huurders hun staanplaatsen uiterlijk op die datum moesten ontruimen. De rechter bevestigde dat de opzegging op basis van de Recron-voorwaarden geldig was en dat de huurders geen recht hadden op een vervangende staanplaats. De kantonrechter wees de vorderingen van de huurders in reconventie af, en oordeelde dat de opzegging niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De huurders werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 5024973 \ CV EXPL 16-4808
vonnis van de kantonrechter d.d. 6 december 2016inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARJENSHIEM B.V., gevestigd te Hollum, eiseres, gemachtigde: mr. S.J. van Susante, tegen
de gedaagden:
1.
[A] ,wonende te [woonplaats] ,
2 [B] ,wonende te [woonplaats] ,

17.[Q] ,

wonende te [woonplaats] , allen gedaagden in conventie, eisers in reconventie, voor allen gemachtigde: mr. N. Bouwman,
alsmede: 18.
[R], wonende te [woonplaats] , procederende in persoon,

19.[S] ,

wonende te [woonplaats] (Duitsland), procederende in persoon,
alsmede: 20.
[T], wonende te [woonplaats] ,
21 [U] ,
wonende te [woonplaats] ,

22.[V] ,

wonende te [woonplaats] ,

23.[W] ,

wonende te [woonplaats] , tegen wie (nrs. 20 tot en met 23) verstek is verleend.
De eisende partij zal hierna Arjenshiem worden genoemd. De gedaagden 1 tot en met 17 zullen, tenzij anders is aangegeven, [X] c.s. worden genoemd voor zover zij gezamenlijk worden bedoeld. Indien zij individueel worden bedoeld zullen zij met hun achternaam worden aangeduid. De overige gedaagden zullen met hun achternaam worden aangeduid.
Procesverloop
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie namens [X] c.s.,
  • de mondeling en schriftelijke conclusie van antwoord van [R] ,
  • de conclusie van antwoord van [S] ,
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie van Arjenshiem,
  • de brief van mr. Van Susante van 15 juli 2016 inzake [S] ,
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie van [X] c.s.,
  • de conclusie van dupliek van [R] ,
  • de brief van [S] van 9 augustus 2016,
  • de conclusie van dupliek in reconventie van Arjenshiem.
1.2.
De gedaagden [T] , [U] , [V] en [W] hebben niet geantwoord en tegen hen is verstek verleend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
MotiveringDe feiten
2.1.
In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
De gedaagden huren een caravanstaanplaats op caravanpark Ambousen bij Hollum.
2.2.
Ambousen werd tot 2009 geëxploiteerd door [Z] . Het terrein was eigendom van [Y] . Begin januari 2009 is de exploitatie van Ambousen overgenomen door [Y] , kleinzoon van [Y] . [Y] (hierna verder de noemen: [Y] ) heeft het terrein op dat moment in eigendom verkregen. Per 31 december 2014 heeft [Y] de exploitatie van Ambousen en de eigendom van het terrein ingebracht in de besloten vennootschap [Y] Beheer B.V., waarvan [Y] bestuurder/aandeelhouder was. Op dezelfde datum is de exploitatie van Ambousen en de eigendom van het terrein door [Y] Beheer B.V. ingebracht in Arjenshiem. Bestuurders van Arjenshiem zijn [Y] Beheer B.V. en Compact Leisure Investment B.V. Arjenshiem is opgericht op 12 juni 2013.
2.3.
In 1972 is de toenmalige exploitant begonnen met het (doen) plaatsen van 123 stacaravans op het terrein. Ambousen bevat tot op heden 123 staanplaatsen.
2.4.
Arjenshiem (en voordien [Y] ) verhuurt de staanplaatsen op basis van huurovereenkomsten voor de duur van een jaar. Ingaande 2015 zijn de zogenoemde Recron-voorwaarden 2013 op de huurovereenkomsten van toepassing verklaard. Deze voorwaarden luiden, voor zover van belang, als volgt:
"Artikel 1: Definities
1. In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
(……)
j.overeenkomstjaar: de periode van één jaar welke aanvangt op de datum tegen welke de overeenkomst gebruikelijk op het recreatiebedrijf van de ondernemer wordt verlengd;
(…)
p.herstructurering: een andere inrichting aan (een deel van) het terrein geven; (…)
Artikel 3: Duur en afloop van de overeenkomst
De overeenkomst wordt gesloten voor de resterende duur van een overeenkomstjaar en hetdaaropvolgende overeenkomstjaar. Zij wordt na afloop daarvan telkens automatisch voor één overeenkomstjaar verlengd onder de dan geldende voorwaarden.
In afwijking van het eerste lid kunnen de recreant en de ondernemer bij het aangaan van deovereenkomst bepalen dat de overeenkomst op een bepaalde datum van rechtswege zal eindigen.
(……)
Artikel 11: Beëindiging door de ondernemer
1. De ondernemer kan de overeenkomst schriftelijk beëindigen indien:
a.kantonrechter: tot en met)
g. (… … )
h. de ondernemer een herstructureringsplan voor (een deel van) het terrein tot uitvoering gaat brengen waarvoor de plaats van recreant, waarop een verplaatsbaar of een niet meer verplaatsbaar kampeermiddel is geplaatst, nodig is.
Om tot opzegging te kunnen overgaan, moet de ondernemer een concreet en uitvoerbaar plan hebben in die zin dat een eventueel benodigde vergunning, wijziging of ontheffing van het bestemmingsplan is verleend, dan wel op redelijke termijn te verwachten is.
2.
Opzegging door de ondernemer geschiedt schriftelijk bij aangetekend schrijven of persoonlijkoverhandigde brief met inachtneming van een termijn van drie maanden tegen het einde van het lopende overeenkomstjaar.
3.
Bij opzegging wegens herstructurering zoals vermeld onder sub h van het eerste lid dient deondernemer een opzegtermijn van één jaar in acht te nemen voor afloop van het lopende overeenkomstjaar. (…)
Artikel 12: Herstructurering
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op een overeenkomt voor een verplaatsbaar of een niet meerverplaatsbaar kampeermiddel.
(…)
In geval van herstructurering waarbij de ondernemer de overeenkomst beëindigt, is de ondernemerverplicht de recreant zo mogelijk een plaats (minimaal gelijkwaardig) op het terrein aan te bieden, tenzij het kampeermiddel, gezien de leeftijd van het kampeermiddel en/of de staat waarin dit verkeert, niet meer op het terrein past.
(...)
a. Indien sprake is van een verplaatsbaar kampeermiddel en een minimaal gelijkwaardige plaats nietop het terrein beschikbaar is, heeft de recreant de plaats te ontruimen en heeft hij recht op een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten indien hij de plaats heeft ontruimd overeenkomstig artikel
15 lid 1. De verplaatsingskosten vanaf de plaats tot buiten het terrein zijn voor rekening van de ondernemer. (…)
b. Indien het kampeermiddel ondanks het bepaalde in het tweede lid van artikel 2 niet meer verplaatsbaar is en er voor de recreant voor een ander kampeermiddel een minimaal gelijkwaardige plaats niet beschikbaar is heeft de recreant het recht op een tegemoetkoming in verband met de verwijdering van het kampeermiddel.
6.
De tegemoetkoming in de verplaatsingskosten van het kampeermiddel als bedoeld in lid 5 onder a ende tegemoetkoming als bedoeld in lid 5 onder b bedraagt € 1.384. In het geval van een verplaatsbaar en niet meer ver plaatsbaar geschakeld/dubbel kampeermiddel bedraagt de tegemoetkoming€ 2.076. De ondernemer heeft het recht de tegemoetkoming met vorderingen op de recreant te verrekenen.
7.
In het geval van een herstructurering waarbij de ondernemer de overeenkomst beëindigt en op hetterrein een minimaal gelijkwaardige plaats niet beschikbaar is heeft de recreant indien hij voor het einde van de overeenkomst de plaats ontruimt en deze opgeruimd beschikbaar stelt aan de ondernemer recht op restitutie van het reeds betaalde jaargeld voor de resterende periode van de overeenkomst.
De laatste 6 maanden van de opzegtermijn van één jaar kan de recreant gratis gebruik maken van de plaats, Kosten omtrent het gebruik van voorzieningen, gas, water, elektra, kabel riool etc. komen gedurende deze 6 maanden wel voor rekening van de recreant.
(…)
De tegemoetkoming in de verplaatsingskosten wordt jaarlijks per 1 januari, voor het eerst per1januari 2013, geïndexeerd met het consumentenprijsindexcijfer reeks alle huishoudens zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek in juni van het voorgaande jaar.
(…)
Artikel 19: Geschillenregeling
(……)
3. Geschillen tussen de recreant en de ondernemer over deze overeenkomst kunnen zowel door de recreant als door de ondernemer binnen 1 maand worden voorgelegd aan de Geschillencommissie. Onverminderd het bepaalde in het vierde lid kan op die plaatsen waar de voorwaarden spreken van Geschillencommissie, een geschil aan de rechte worden voorgelegd. (…) (……)"
2.5.
Bij brief van 24 september 2015 is aan alle 123 staanplaatshuurders de navolgende brief gezonden, ondertekend door [Y] :
"Onderwerp: Formele huuropzegging standplaats Caravanpark Ambousen
Geachte (…)
In onze brief van 16 april 2015 hebben wij u reeds geïnformeerd over de ingrijpende herstructurering van caravanpark Ambousen. Het spijt ons u te moeten berichten dat de camping na de herstructurering géén vaste plaatsen meer zal kennen. Wij kunnen u dan ook helaas geen vervangende plaats aanbieden.
Om de ingrijpende herstructurering te kunnen realiseren, zijn wij nu genoodzaakt om de overeenkomst voor uw plaats nr.(..) op te zeggen tegen 31 december 2016 en wel op grond van herstructurering, artikel 11 lid 1 onder h van de RECRON-voorwaarden voor vaste plaatsen 2013. U dient uw standplaats op 31 december 2016 geheel ontruimd en opgeruimd te hebben verlaten en de slagboomsleutel te hebben ingeleverd bij de receptie.
Een kopie van de RECRON-voorwaarden 2013 treft u als bijlage bij deze brief aan.
Indien u uw standplaats uiterlijk op 31 december 2016 tijdig leeg en ontruimd oplevert, heeft u op grond van artikel 12 lid 5 sub a van de RCRON-voorwaarden vaste plaatsen 2013 recht op een tegemoetkoming van € 1.482 ,- in de kosten verband houdende met de verplaatsing of verwijdering van uw kampeermiddel Tevens ontvangt u dan voor de laatste 6 maanden voor 31 december 2016 de huur van uw huidige standplaats retour. Deze restitutie heeft alleen betrekking op het gebruik van de standplaats. Kosten omtrent het gebruik van voorzieningen zoals water, elektra, riool, (gemeentelijke) belastingen ed. zullen niet worden gerestitueerd.
Wanneer u deze opzegging betwist, kunt u deze voorleggen aan de Geschillencommissie Recreatie te Den Haag nadat u ons binnen 1 maand na ontvangst van deze brief schriftelijk heeft laten weten dat u niet akkoord gaat met de opzegging. (…)"
2.6.
Arjenshiem heeft overeenstemming bereikt over de beëindiging van de huurovereenkomsten met de huurders, op 25 na. Dit betreft de 23 gedaagden in deze procedure en een tweetal huurders die naar aanleiding van de opzegging een geschil aanhangig hebben gemaakt bij de
Geschillencommissie recreatie. Bij beslissingen van 3 februari 2016 respectievelijk 13 april 2016 heeft deze Geschillencommissie de klachten van de desbetreffende huurders ongegrond verklaard en de door hen verlangde herplaatsing op het terrein van de stacaravan na de herstructurering afgewezen.
De standpunten van partijen
3.1.
Arjenshiem vordert, samengevat weergegeven, te verklaren voor recht dat de huurovereenkomsten tussen Arjenshiem en de gedaagden betreffende de staanplaatsen op Ambousen op 31 december 2016 door opzegging eindigen c.q. zijn geëindigd, althans op een andere in goede justitie te bepalen datum zullen eindigen; elk van de gedaagden te veroordelen de door hen gehuurde staanplaats uiterlijk 31 december 2016 te hebben ontruimd en te verlaten en onder afgifte van de sleutels van de slagboom ter vrije beschikking aan Arjenshiem te stellen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of een gedeelte daarvan, tot een maximum van € 50.000,-, met machtiging aan Arjenshiem om de ontruiming zelf te bewerkstelligen op kosten van de desbetreffende gedaagde; de gedaagden afzonderlijk te veroordelen in (een evenredig deel van) de proceskosten, waaronder de nakosten en ten aanzien van [S] eveneens de kosten van de vertaling van de dagvaarding begrepen.
3.2. [
X] c.s. hebben verweer gevoerd tegen de vordering van Arjenshiem. In reconventie hebben [X]
c.s., op [E] en [G] na, samengevat weergegeven, gevorderd:
primair: voor recht te verklaren dat:
de zij (elk afzonderlijk) en [Y] zijn overeengekomen dat de zij hun staanplaatsen voor onbepaalde tijd kunnen blijven huren en de huurovereenkomsten niet kunnen worden opgezegd door [Y] ; de rechten en plichten van [Y] zijn overgegaan op Arjenshiem;
dat er geen gronden zijn voor Arjenshiem om de huurovereenkomsten op te zeggen en dat Arjenshiem daartoe niet gerechtigd is; zij niet gehouden zijn om de staanplaatsen uiterlijk 31 december 2016 te ontruimen; subsidiair:
voor recht te verklaren dat Arjenshiem aansprakelijk is voor de door [X] c.s. (op [E] en [G] na) geleden en nog te lijden schade als gevolg van de opzegging en de ontruiming en Arjenshiem te veroordelen tot betaling van schadevergoeding ter hoogte van de bedragen die per individuele gedaagde zijn vermeld.
[E] en [G] vorderen in reconventie:
primair een verklaring voor recht dat Arjenhiem de huurovereenkomsten slechts kan opzeggen indien zij alle werkelijk door [E] en [G] geleden en te lijden schade als gevolg van de opzegging en ontruiming zal vergoeden; subsidiair voor recht te verklaren dat Arjenshiem aansprakelijk is voor alle werkelijk door [E] en [G] individueel geleden en nog te lijden schade als gevolg van de opzegging en ontruiming en Arjenshiem te veroordelen tot betaling van de in de dagvaarding daarbij genoemde bedragen.
[X] c.s. vorderen voorts om Arjenshiem te veroordelen om het park te (blijven) onderhouden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of een gedeelte daarvan, tot een maximum van € 50.000,-, alsmede tot veroordeling van Arjenshiem in de proceskosten.
3.3. [
R] betwist de rechtsgeldigheid van de opzegging niet, maar is van mening dat een opzegtermijn van 2 jaar redelijk is, alsmede dat Arjenshiem € 500,- extra vanwege verplaatsingskosten van de caravan dient te betalen.
3.4. [
S] heeft te kennen geven de staanplaats per 31 december 2016 te zullen hebben ontruimd.
3.5.
Op de stellingen van partijen zal in het hierna volgende worden ingegaan. Daarbij zal hetgeen door hen is aangevoerd, voor zover nodig voor de beoordeling, samengevat worden weergegeven.
De beoordeling van het geschil
Ten aanzien van [X] c.s. (uitgezonderd [E] en [G] )
In conventie en in reconventie
Algemeen
4.1.
De kantonrechter zal allereerst de rechtsverhouding tussen partijen en de daaraan verbonden gevolgen nader duiden.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomsten op grond waarvan Arjenshiem de staanplaatsen aan de stacaravaneigenaren ter beschikking stelt, als huurovereenkomsten kwalificeren. Voorts staat, nu dit door [X] c.s. niet is weersproken, vast dat de staanplaatsen door [Y] en vervolgens Arjenshiem werden verhuurd op basis van jaarlijks aangegane (schriftelijke) huurovereenkomsten voor de duur van een (kalender)jaar en dat ingaande 1 januari 2015 op de huurovereenkomsten de Recron-voorwaarden 2013 van toepassing zijn.
Partijen verschillen van mening over de duur van de huurovereenkomsten die voormalig exploitant [Z] hanteerde. [X] c.s. stellen dat [Z] voor perioden van 10 jaar verhuurde en Arjenshiem stelt perioden van een jaar. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet relevant is, aangezien moet worden uitgegaan van de overeenkomsten zoals die thans van kracht zijn.
4.3.
De staanplaatsen betreffen percelen grond op het caravanpark. Voor wat betreft duur en einde van een huurovereenkomst ten aanzien daarvan geldt als wettelijke hoofdregel het bepaalde in artikel 7:228 Burgerlijk Wetboek (BW). Het eerste lid van deze bepaling luidt dat een huur die voor bepaalde tijd is aangegaan, eindigt, zonder dat daartoe een opzegging vereist is, wanneer die bepaalde tijd is verstreken.
Lid 2 van artikel 7:228 BW luidt: Een huur voor onbepaalde tijd aangegaan of voor onbepaalde tijd verlengd eindigt door opzegging. Heeft de huur betrekking op een onroerende zaak die noch woonruimte, noch bedrijfsruimte is, dan dient de opzegging te geschieden tegen een voor huurbetaling overeengekomen dag op een termijn van minstens een maand.
4.4.
Artikel 3 lid 1, in combinatie met artikel 1 lid 1 onder j, Recron-voorwaarden bevat in zoverre een afwijking van het bepaalde in artikel 7:228 Lid 1 BW, dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de huurovereenkomst automatisch wordt verlengd voor wederom een jaar en daardoor feitelijk niet eindigt. Uit het samenstel van de artikelen 3 en 11, Recron-voorwaarden volgt verder dat er in alle gevallen moet worden opgezegd om de huurovereenkomst te kunnen doen eindigen. Artikel 3 lid 2 Recron-voorwaarden vormt een afwijking op het eerste lid van die bepaling, die er op neerkomt dat er geen automatische verlenging plaatsvindt.
Beëindiging van rechtswege?
4.5.
Arjenshiem heeft met verwijzing naar artikel 3 lid 2 Recron-voorwaarden primair gesteld dat de daar bedoelde situatie zich voordoet en dat er sprake is van het eindigen van rechtswege van de huurovereenkomsten.
De kantonrechter oordeelt daaromtrent als volgt. Vast staat dat de huurders al jarenlang hun staanplaats op Ambousen huren en dat verdraagt zich niet met de stellingname van Arjenshiem dat sprake is van beëindiging van rechtswege. Verder geldt het volgende. Arjenshiem heeft ter illustratie één huurovereenkomst overgelegd en zich daarop ook beroepen. Het betreft een huurovereenkomst over het jaar 2014. De tekst van de bepaling omtrent duur, verlenging en opzegging van deze huurovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
"2.1 Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van twaalf (12) maand(en), ingaande op 1 januari 2014 en eindigende op 31 december 2014.
2.3
Voor reguliere beëindiging van de overeenkomst bij afloop van de in artikel 2.1 genoemde periode is opzegging bij deurwaardersexploot of aangetekende brief nodig tegen de eerste dag van een kalendermaand, met inachtneming van een termijn van tenminste drie maand(en).
2.4
Als de in 2.1 genoemde periode van twaalf maanden verstrijkt zonder opzegging overeenkomstig artikel 2.3, loopt de overeenkomst telkens voor twaalf (12) maanden door. Opzegging, anders dan de tussentijdse zoals in het vorige lid is bepaald, dient steeds overeenkomstig artikel 2.3 plaats te vinden.
(……)"
De over de jaren 2015 en 2016 gesloten overeenkomsten zijn niet overgelegd.
4.6.
De regeling in de huurovereenkomst uit 2014 komt overeen met het bepaalde in artikel 3 lid 1
Recron-voorwaarden tussen partijen, alhoewel deze voorwaarden in dat jaar nog niet door Arjenshiem werden toegepast. Nu Arjenshiem de overeenkomst uit 2014 ter onderbouwing van de gemaakte afspraken heeft overgelegd zal de kantonrechter daarvan uitgaan. Dit leidt tot het oordeel dat de huurovereenkomsten zonder opzegging niet van rechtswege eindigen per 31 december 2016, maar dat zij conform artikel 3 lid 1 Recron-voorwaarden automatisch doorlopen voor weer een jaar. De kantonrechter volgt het primaire standpunt van Arjenshiem derhalve niet.
4.7.
Het voorgaande impliceert echter niet dat er op grond van de voornoemde bepalingen tussen partijen overeenkomsten voor onbepaalde tijd zouden zijn ontstaan, zoals door [X] c.s. is gesteld. De desbetreffende bepalingen voorzien daarin niet en partijen sloten jaarlijks steeds overeenkomsten voor bepaalde tijd. Een langdurige reeks van huurovereenkomsten als de onderhavige voor bepaalde tijd is op zichzelf mogelijk en leidt alleen vanwege het repeterend karakter nog niet tot een overeenkomst voor onbepaalde duur.
4.8.
Om de huurovereenkomsten per einde 2016 te kunnen eindigen moest Arjenshiem deze opzeggen, nu dit volgt uit de artikelen 3 lid 1 en 11 lid 2 van de Recron-voorwaarden. De brief van 24 september 2015 kan als zodanig worden aangemerkt.
De opzegging door Arjenshiem
4.9. [
X] c.s. hebben zich uitgebreid verweerd tegen de vordering van Arjenshiem. Dit verweer valt uiteen in een algemeen gedeelte en een individueel gedeelte. De kantonrechter leidt uit het algemene gedeelte af dat [X] c.s. zich op het standpunt stellen dat Arjenshiem de huurovereenkomsten niet kan opzeggen, aldus althans begrijpt de kantonrechter het onder 1 a) in reconventie gevorderde, dan wel dat er geen valide gronden voor opzegging zijn. Voor het geval er wel moet worden ontruimd stellen [X] c.s. schade te lijden.
4.10.
Voor zover [X] c.s. beogen te stellen dat Arjenshiem deze overeenkomsten naar hun aard niet kan opzeggen, is de kantonrechter van oordeel, met verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen, dat dit niet het geval is. De kantonrechter volgt het standpunt van [X] c.s. derhalve niet.
4.11.
Het verdere verweer van [X] c.s. in conventie en de onderbouwing van de vorderingen in reconventie vallen uiteen in een algemeen deel en een deel per individuele huurder, waarbij er sprake is van overlap in argumentatie. De kantonrechter zal een en ander eerst in zijn algemeenheid beoordelen.
4.12. [
X] c.s. hebben voorgenomen herstructurering van het terrein aangevochten en daarmee hebben zij de grondslag van de opzegging van de huurovereenkomsten betwist. Zij hebben in dit kader gesteld dat de benodigde vergunning, wijziging of ontheffing van het bestemmingsplan niet is verleend en ook niet op redelijke termijn te verwachten is en dat er op grond daarvan geen sprake is van een concreet en uitvoerbaar plan als bedoeld in artikel 11 lid 1, aanhef en onder h, Recron-voorwaarden. De stellingname van [X] c.s. komt er in feite op neer dat Arjenshiem op een voorgewende grond heeft opgezegd.
4.13.
De door Arjenshiem gestelde wijziging van de inrichting van het terrein en de gewijzigde exploitatie dienen naar het oordeel van de kantonrechter te worden aangemerkt als een herstructurering zoals is bedoeld in artikel 11, aanhef en onder h, Recron-voorwaarden. Dit volgt uit de begripsomschrijving in artikel 1 1id 1, aanhef en onder p, Recron-voorwaarden. De kantonrechter leest in hetgeen door [X] c.s. is aangevoerd ook niet dat zij dit gegeven op zichzelf betwisten.
4.14.
Op grond van hetgeen door Arjenshiem is aangevoerd ter toelichting van de herstructurering, ten aanzien van onder meer het door haar met de gemeente gevoerde overleg en de door haar te plaatsen stacaravans, in combinatie met het visiedocument en het thans geldende bestemmingsplan, is de kantonrechter van oordeel dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het plan ten aanzien van de voorgenomen herstructurering reëel is en binnen het geldende bestemmingsplan kan worden gerealiseerd en dat aldus van een concreet en uitvoerbaar plan sprake is. Hetgeen daartegen door [X] c.s. is aangevoerd betreft met name de stelling dat de te realiseren verblijfsaccommodaties niet passen binnen het bestemmingsplan, maar hetgeen in verband daarmee, met verwijzing naar een brochure van een ander verblijfspark is aangevoerd, is speculatief en onvoldoende onderbouwd om anders te oordelen.
4.15. [
X] c.s. hebben zich verder beroepen op toezeggingen die door [Y] zouden zijn gedaan en die er op neer kwamen dat de huurovereenkomsten niet zouden worden beëindigd, althans dat [Y] zodanige uitlatingen heeft gedaan dat de huurders er op mochten vertrouwen dat dit niet zou gebeuren. [Y] heeft dit betwist.
De kantonrechter is hieromtrent allereerst van oordeel dat mogelijke uitlatingen van [Y] in het verleden thans aan Arjenshiem kunnen worden toegerekend, gelet op de vroeger positie van [Y] als eigenaar/exploitant en diens huidige positie als indirect bestuurder bij Arjenshiem, alsmede aangezien uit hetgeen is aangevoerd dat [Y] steeds, ook na de overname van de exploitatie door
Arjenshiem, als aanspreekpunt heeft gefungeerd en bijvoorbeeld ook de opzegging heeft ondertekend.
Uit de door [X] c.s. overgelegde notulen en brieven uit de periode van 2010 tot en met 2013 blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet van een dergelijke toezegging. In deze stukken wordt steeds melding gemaakt van de op dat moment levende plannen met betrekking tot Ambousen, maar nergens staat in verband hiermee iets vermeld over de beëindiging of continuering van de huurovereenkomsten. Dat [Y] toezeggingen heeft gedaan omtrent de continuering van de huurovereenkomsten dan wel dat de huurders hetgeen door hem blijkens deze stukken is gezegd zo mochten opvatten, blijkt niet.
4.16.
Een aantal huurders, te weten [X] , [B] , [E] , [H] , [L] , [O] en [Q] , heeft voorts gesteld dat [Y] zich in de afgelopen jaren op enig moment, als zij een investering met betrekking tot de stacaravan of de staanplaats overwogen, tegen hen heeft uitgelaten dat zij langjarig op Ambousen zouden kunnen verblijven. Hetgeen in verband hiermee door deze huurders is gesteld, hetgeen er op neer komt dat [Y] heeft gezegd dat de huurovereenkomst niet zou worden opgezegd ofwel dat er 10-jarige huurovereenkomsten zouden worden aangeboden, doet naar het oordeel van de kantonrechter niet af aan de opzeggingsbevoegdheid van Arjenshiem. Ook na de gestelde uitlatingen van [Y] zijn steeds overeenkomsten voor de duur van een jaar gesloten, zonder enig concreet vooruitzicht op een langere periode, en die duur, met de daarbij geldende opzegmogelijkheid, geldt derhalve als tussen partijen overeengekomen.
4.17.
Afgezien van het voorgaande zouden alleen degenen jegens wie [Y] deze uitlating zou hebben gedaan, daaraan een aanspraak kunnen ontlenen en de overige huurders niet.
De gestelde uitlatingen van [Y] hebben blijkens hetgeen door deze individuele huurders is gesteld voorts plaatsgevonden in de periode van 2008 tot en met 2014. Uit hetgeen door partijen is aangevoerd blijkt dat er in deze periode meerdere plannen zijn geweest ten aanzien van de ontwikkeling van Ambousen, maar dat het plan op grond waarvan de huurovereenkomsten zijn opgezegd pas na medio 2013 is ontstaan.
4.18.
De omstandigheid dat veel huurders al jarenlang, soms decennialang, een staanplaats op Ambousen hebben, gehecht zijn aan hun plek en dat mogelijk niet eenvoudig een vergelijkbare staanplaats kan worden gevonden, maakt verder niet dat Arjenshiem niet van haar opzeggingsbevoegdheid gebruik mocht maken. Het wettelijk regiem biedt de huurder van onbebouwde grond weinig tot geen bescherming en zowel dit wettelijk regiem als de Recronvoorwaarden, die de huurder wel enige vorm van opzegbescherming bieden, geven derhalve geen onaantastbaar gebruiksrecht. Deze argumenten van [X] c.s., hoezeer ook begrijpelijk bezien vanuit hun vurige wens de staanplaats te behouden, doen niet af aan de opzeggingsbevoegdheid van Arjenshiem.
4.19.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in hetgeen door [X] c.s. is gesteld ook geen grondslag worden gevonden voor het oordeel dat de opzegging van de huurovereenkomsten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daartoe hebben zij onvoldoende gesteld. Daarbij betrekt de kantonrechter tevens dat de uitlatingen van [Y] waar [X] c.s. zich op beroepen met name in verband stonden met investeringen die door een aantal huurders zijn gedaan en schade die zij in verband daarmee stellen te hebben geleden als gevolg van de opzegging. Deze omstandigheid zou zich dan echter hoogstens kunnen vertalen in een schadevergoeding, waarover hierna meer.
4.20. [
X] c.s. hebben verder gesteld dat de opzeggingen niet geldig zijn omdat Arjenshiem in strijd met het bepaalde in artikel 12 lid 3 Recron-voorwaarden geen vervangende staanplaatsen heeft aangeboden. In deze bepaling is vastgelegd dat de verhuurder in geval van opzegging wegens herstructurering zo mogelijk een (minimaal gelijkwaardige) plaats op het terrein aanbiedt. Aangezien de exploitatie van Ambousen een zodanige wijziging zal ondergaan dat vaste jaarplaatsen niet meer zullen worden uitgegeven, zal het aanbieden van een gelijkwaardige plaats niet mogelijk zijn. De kantonrechter is gelet hierop van oordeel dat het niet aanbieden van
een staanplaats niet aan de opzeggingen in de weg staat.
Schade
4.21. [
X] c.s. hebben zich verder op het standpunt gesteld dat zij schade zullen lijden als gevolg van de opzegging en de daarmee samenhangende ontruiming. Zij hebben deze schade aangevoerd als argument tegen de opzeggingen. In het geval de kantonrechter de opzeggingen billijkt, vorderen zij vergoeding van deze schade.
4.22.
De gestelde schade is blijkens het daartoe in de conclusie van antwoord gegeven opsomming voor alle betrokkenen gebaseerd op het gemis van een bijzondere plaats en de binding die [X] c.s.
stellen te hebben met Ambousen, de kosten van verplaatsing en opslag van de caravan, het mogelijk niet kunnen vinden van een andere staanplaats, de waardedaling van de caravan, de derving van huurgenot en het verlies van gedane investeringen. Per huurder is de schade vervolgens gespecificeerd.
4.23.
De kantonrechter is allereerst van oordeel dat mogelijke schade die [X] c.s. in zijn algemeenheid zullen lijden als gevolg van de opzegging van de huurovereenkomsten niet maakt dat de opzegging geen effect kan sorteren. Dit zou gelet op het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW het geval kunnen zijn indien de opzegging gelet op de schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, maar daartoe is onvoldoende gesteld.
4.24.
Dat [X] c.s. om uiteenlopende redenen erg gehecht zijn aan hun staanplaats mag zo zijn, maar dat argument van meer emotionele aard leidt er zonder nadere afdoende toelichting, die niet gegeven is, niet toe dat Arjenshiem schadeplichtig is.
4.25.
Met betrekking tot de verplaatsingskosten bevat artikel 12 lid 5 Recron-voorwaarden een tegemoetkomingsregeling en Arjenshiem heeft deze bij de opzeggingen ook aangeboden. De kantonrechter merkt in het algemeen op dat hij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat [X] c.s. er van uitgaat dat zij een vrijwel onaantastbaar recht hebben om de staanplaatsen op Ambousen te mogen behouden en al hetgeen hij stelt lijkt in dat licht te moeten worden bezien. Dat is met de onderhavige contractuele grondslag van het verblijf aldaar echter niet het geval. De huurovereenkomsten zijn steeds tijdelijk van aard. Op het moment dat de huurovereenkomsten werden aangegaan gold al dat zij op enig moment weer zouden (kunnen) eindigen, met de daarmee gepaard gaande kosten om de op de staanplaats geplaatste caravan en overige opstallen te moeten verwijderen. Als (wettelijk) uitgangspunt geldt dat er geen grondslag is om deze kosten voor rekening van Arjenshiem te laten komen, tenzij er aanleiding is om anders te oordelen. Afgezien van de contractueel vastgelegde tegemoetkoming in de verplaatsingskosten is er naar het oordeel van de kantonrechter door [X] c.s. onvoldoende gesteld om in afwijking van het voormelde uitgangspunt een aanvullende verplaatsingskostenvergoeding toe te (kunnen) kennen.
4.26.
Het voorgaande geldt eveneens ten aanzien van stallingskosten, kosten in verband met het betrekken van een nieuwe staanplaats, huurderderving, gederfd huurgenot, kosten van ooit gebouwde schuurtjes etc. en het mogelijk niet kunnen vinden van een andere staanplaats. Ook ten aanzien hiervan geldt dat deze kosten inherent zijn aan de mogelijkheid dat de huurovereenkomsten op enig moment kunnen eindigen en het risico daarvan ligt in beginsel bij [X] c.s. en niet bij Arjenshiem. Ten aanzien van de stallingskosten geldt voorts dat [X] c.s. op elke staanplaats staangeld zullen moeten betalen, zodat voor het zonder meer in rekening brengen van stallingskosten geen grondslag is.
4.27.
De hiervoor onder 4.16. genoemde huurders hebben specifiek gesteld dat zij naar aanleiding van door hen gestelde toezeggingen van [Y] omtrent de lengte van de verblijfsduur op Ambousen bepaalde investeringen hebben gedaan, bijvoorbeeld de aanschaf van een nieuwe caravan, het plaatsen van een schuurtje, of het aanleggen van bestrating of beplanting, zie 4.19. hiervoor, en zij vorderen schadeloos te worden gesteld voor deze investeringen.
4.28.
Wat betreft de gestelde schade die voortvloeit uit de aanschaf van al dan niet een nieuwe caravan is de kantonrechter van oordeel dat Arjenshiem in haar verweer terecht heeft aangevoerd dat de caravan het eigendom blijft van de desbetreffende huurder en er daarom geen sprake van schade door waardedaling, afgezien van de gangbare afschrijving, is. Met Arjenshiem is de kantonrechter verder van oordeel dat de waarde van de staanplaats in dit verband niet aan de waarde van de caravan kan worden toegerekend, aangezien de staanplaats eigendom is van Arjenshiem en er onvoldoende band is tussen de caravan en de staanplaats. De kantonrechter wijst in dit kader op artikel 9 lid 3 Recron-voorwaarden
(Verkoop van kampeermiddel): "De recreant die het kampeermiddel verkoopt (…) Het staat de ondernemer vrij al dan niet met de koper een overeenkomst aan te gaan. (…)", waaruit zulks blijkt. De consequentie van de stellingname van [X] c.s. zou ook zijn dat de verhuurder feitelijk in alle gevallen waarin hij de huur opzegt schadeplichtig zou zijn omdat de staanplaats verloren gaat en dat voert te ver.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat vaststaat dat de betrokken huurders, wat zij verder ook hebben aangevoerd, er zelf voor hebben gekozen om een (nieuwe) caravan aan te schaffen omdat zij kennelijk op Ambousen wilden verblijven en de gevolgen daarvan behoren ook in hun risicosfeer te blijven.
Dit alles leidt dan ook tot het oordeel dat Arjenshiem, ongeacht de vraag of [Y] omtrent de verblijfsduur nu wel of niet toezeggingen ofwel uitlatingen heeft gedaan op grond waarvan de huurders mochten menen dat zij nog gedurende langere tijd op Ambousen zouden kunnen verblijven, jegens de betrokken huurders niet tot schadevergoeding gehouden is in verband met de aanschaf van een (nieuwe) caravan.
4.29.
De verder door de betrokken huurders op de staanplaats aangebrachte voorzieningen kunnen door hen worden meegenomen. Op grond van artikel 15 lid 3 Recron-voorwaarden zijn zij daartoe zelfs gehouden. Wat dat betreft geldt hetzelfde als ten aanzien van de caravans. Voorts hebben [X] c.s. onvoldoende gesteld wat de grondslag is van de vordering tot schadevergoeding door Arjenshiem.
4.30.
Ten overvloede is de kantonrechter nog van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat [Y] toezeggingen omtrent de verblijfsduur heeft gedaan, zoals door een aantal huurders is gesteld. [Y] heeft dit gemotiveerd weersproken. Uit de tussen partijen gesloten huurovereenkomsten blijkt, gelet op de duur ervan, ook niet van deze toezeggingen en Arjenshiem heeft in dit kader terecht de vraag opgeworpen waarom de betrokken huurders de jaarcontracten hebben getekend indien anders was toegezegd. Nu het verschil van mening tussen partijen over deze gestelde toezeggingen naar het oordeel van de kantonrechter niet bepalend is voor de beoordeling, zal daaraan verder voorbij worden gegaan.
Ten aanzien van [E] en [G]
4.31.
De situatie van [E] en [G] verschilt van de overige huurders omdat zij er blijkens hetgeen is aangevoerd kennelijk al in zijn geslaagd om, op Texel, een vervangende staanplaats de vinden. Hun vorderingen komen er op neer dat zij alle schade die zij stellen te lijden als gevolg van de opzegging door Arjenshiem vergoed willen zien. De door hen gestelde schadeposten en onderbouwing ervan zijn gelijk aan die van [X] c.s. en de kantonrechter verwijst met betrekking tot zijn oordeel daarover naar hetgeen hiervoor is overwogen.
Onderhoud van het park
4.32. [
X] c.s., met inbegrip van [E] en [G] , hebben voorts gevorderd om Arjenshiem te veroordelen om onder meer onderhoudswerkzaamheden op het park te verrichten omdat het onderhoud volgens hen gebrekkig is. Arjenshiem heeft dit betwist. De kantonrechter is hieromtrent van oordeel dat deze vordering dient te worden afgewezen, alleen al omdat [X] c.s. gelet op de beëindiging van de huurovereenkomsten per 31 december 2016 geen belang meer hebben bij toewijzing ervan. Ten overvloede is de kantonrechter voorts van oordeel dat van de door [X] c.s. gestelde gebrekkige onderhoudstoestand, in het licht van de betwisting door Arjenshiem, onvoldoende is gebleken.
Slotconclusie
4.33.
Resumerend is de kantonrechter ten aanzien van [X] c.s. van oordeel dat Arjenshiem de huurovereenkomsten op 24 september 2015 kon en mocht opzeggen en dat de huurovereenkomsten als gevolg van die opzegging eindigen per 31 december 2016, alsmede dat [X] c.s. de staanplaatsen uiterlijk die datum dienen te hebben ontruimd. Het door Arjenshiem gevorderde zal daarom worden toegewezen. De kantonrechter ziet wel aanleiding om de gevorderde dwangsom te beperken tot een bedrag van € 50,-- per dag, tot een maximum van € 1.000,--.
De gevorderde machtiging zal worden afgewezen. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de rechter Arjenshiem niettemin zou machtigen om zelf de ontruiming te doen uitvoeren.
Voorzover de vordering ziet op vergoeding van kosten betreffende een eventuele gerechtelijke ontruiming zal deze worden afgewezen vanwege het voorwaardelijke karakter ervan, alsook vanwege de omstandigheid dat, zou het al tot een gerechtelijke ontruiming komen, de kosten daarvan thans niet met enige nauwkeurigheid kunnen worden geschat. Indien uit dien hoofde
(executie)kosten worden gemaakt kunnen deze op grond van artikel 237 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering achteraf door de rechter worden begroot. De vorderingen in reconventie zullen gelet op het voorgaande worden afgewezen.
Onder verwijzing naar hetgeen daaromtrent is geoordeeld zullen de vorderingen van [E] en [G] , net als die van [X] c.s., worden afgewezen.
Ten aanzien van [R]
4.34.
verzet zich blijkens zijn verweer niet tegen de opzegging als zodanig, maat is van mening dat de opzegtermijn twee jaar moet zijn en wenst naast de door Arjenshiem aangeboden tegemoetkoming in de verplaatsingskosten een bedrag te ontvangen van € 500,-- vanwege de kosten van het vervoer, per boot, vanaf Ameland.
4.35.
De kantonrechter oordeelt hieromtrent als volgt. Artikel 11 lid 3 Recron-voorwaarden bepaalt de opzegtermijn voor de verhuurder in geval van opzegging wegens herstructurering op een jaar en deze termijn geldt daarmee als tussen partijen overeengekomen. Arjenshiem heeft met haar opzegging van 24 september 2015 een nog langere termijn in acht genomen en daarmee voldaan aan het bepaalde in de genoemde voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat er gelet hierop geen grond is om een langere termijn te hanteren, nog afgezien ervan dat een termijn van een jaar gezien de lengte ervan alleszins redelijk is.
4.36.
Indien [R] enige vergoeding van Arjenshiem wenst te verkrijgen, naast de door Arjenshiem aangeboden vergoeding, had hij daartoe een vordering in reconventie moeten indienen. Aangezien hij dat niet heeft gedaan, kan zijn claim in deze procedure niet worden gehonoreerd.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het navolgende. Zoals hiervoor ten aanzien van [X] c.s. is overwogen geldt als uitgangspunt dat er, afgezien van de in de Recron-voorwaarden genoemde tegemoetkoming in de verplaatsingskosten, door Arjenshiem geen verplaatsingsvergoeding behoeft te worden betaald. De omstandigheid dat er in het onderhavige geval mogelijk extra verplaatsingskosten zijn om dat de caravan per boot van Ameland zal moeten worden afgevoerd, ligt verder in de risicosfeer van [R] .
4.37.
Het voorgaande leidt er toe dat de vordering jegens [R] zal worden toegewezen, met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 4.33.
Ten aanzien van [S]
4.38.
heeft te kennen gegeven dat hij zijn staanplaats op 31 december 2016 zal hebben ontruimd. De kantonrechter begrijpt uit de reactie van Arjenshiem van 15 juli 2015 dat zij haar vordering jegens hem desondanks handhaaft. Gelet op de feitelijke erkenning van [S] zal de vordering worden toegewezen. Ten aanzien van dwangsom geldt hetzelfde als hiervoor ten aanzien van [X] c.s. en [R] is overwogen.
4.39.
Omtrent de proceskosten zal hierna worden geoordeeld, maar de kantonrechter zal al wel oordelen over de gevorderde veroordeling van [S] tot betaling van de vertaalkosten van de dagvaarding. Deze vordering van Arjenshiem zal worden afgewezen omdat artikel 237 e.v.
Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering daartoe geen grondslag bieden. Artikel 8 van
Verordening (EG) nr. 1393/2007 bevat weliswaar een voorschrift dat er op neer komt dat degene voor wie een stuk is bestemd dat niet is gesteld in of vergezeld van onder meer een vertaling in de desbetreffende landstaal, dit kan weigeren, maar ook dat biedt geen grondslag voor toewijzing van de vertaalkosten, nog afgezien ervan dat niet is gebleken dat [S] het exploot van dagvaarding zonder vertaling heeft geweigerd.
Ten aanzien van [T] , [U] , [V] en [W]
4.40. [
T] , [U] , [V] en [W] hebben geen verweer gevoerd. De vorderingen jegens hen zullen daarom als niet weersproken worden toegewezen, eveneens met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 4.33.
De proceskosten
In conventie inzake [X] c.s.
4.41. [
X] c.s., met inbegrip van [E] en [G] , zullen als in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie. Gelet op het bijzondere karakter van deze procedure, met meerdere gedaagden met (deels) deels verschillende verweren, zullen de proceskosten aan de zijde van Arjenshiem per individuele gedaagde worden vastgesteld als volgt: - explootkosten € 4,57 (€ 77,75 : 17)
  • overige kosten € 1,60
  • griffierecht € 5,09 (€ 117,00 : 23)
  • salaris gemachtigde
Arjenshiem heeft voorts veroordeling van [X] c.s. in een evenredig deel van de nakosten gevorderd. Dit zal worden toegewezen zoals hierna in het dictum zal worden weergegeven, voor het geval door [X] c.s. niet uiterlijk op 31 december 2016 vrijwillig aan dit vonnis wordt voldaan. Het salaris is daarbij naar evenredigheid vastgesteld op € 4,34 (€ 100,- : 23) per persoon.
In reconventie
4.42.
In reconventie zullen [X] c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van Arjenshiem, per individu vastgesteld op € 112,50 (half punt op gelijke voet als in conventie, tegeneis voortvloeiend uit het verweer) vanwege salaris gemachtigde.
De overige gedaagden
4.43. [
[R] , [S] , [T] , [U] , [V] en [W] zullen als in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Arjenshiem vastgesteld op:
  • explootkosten € 77,75
  • overige kosten € 1,60
  • griffierecht € 5,09 (€ 117,00 : 23)
  • salaris gemachtigde
Arjenshiem heeft voorts veroordeling van de overige gedaagden in een evenredig deel van de nakosten gevorderd. Dit zal worden toegewezen zoals hierna in het dictum zal worden weergegeven, voor het geval door de overige gedaagden niet uiterlijk op 31 december 2016 vrijwillig aan dit vonnis wordt voldaan. Het salaris is daarbij naar evenredigheid vastgesteld op € 4,34 (€ 100,- : 23) per persoon.

5.Beslissing

De kantonrechter:
in conventie inzake [X] c.s.
5.1
verklaart voor recht dat de huurovereenkomsten zoals Arjenshiem die met elk van de gedaagden in conventie begrepen onder [X] c.s. afzonderlijk is aangegaan betreffende staanplaatsen op Ambousen, staande en gelegen aan de Oranjeweg 40 te (9161 CC) Hollum, gemeente Ameland, op 31 december 2016 door opzegging eindigen;
5.2
veroordeelt elk van gedaagden in conventie begrepen onder [X] c.s. afzonderlijk de door hen gehuurde staanplaats op Ambousen, staande en gelegen aan de Oranjeweg 40 te (9161 CC) Hollum, gemeente Ameland, uiterlijk op 31 december 2016 te ontruimen en te verlaten met afgifte van de sleutels van de slagboom en ter vrije en algehele beschikking van Arjenshiem te stellen, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag, of gedeelte van een dag, met een maximum van € 1.000,00, dat elk van de gedaagden in conventie begrepen onder [X] c.s. in gebreke zal blijven om aan dit vonnis te voldoen;
5.3
veroordeelt elk van de gedaagden in conventie begrepen onder [X] c.s. afzonderlijk in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Arjenshiem vastgesteld op € 236,26 per gedaagde;
te vermeerderen met, indien niet uiterlijk 31 december 2016 vrijwillig volledig aan dit vonnis wordt voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, per gedaagde vastgesteld op:
- € 4,34 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Arjenshiem door eengedaagde aan het vonnis is voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak aan die gedaagde heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4
verklaart het vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het anders of meer gevorderde af;
in reconventie ten aanzien van [X] c.s.
5.6
wijst het gevorderde af;
5.7
veroordeelt elk van de eisers in reconventie begrepen onder [X] c.s. in reconventie afzonderlijk in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Arjenshiem vastgesteld op € 112,50 per eiser in reconventie wegens salaris gemachtigde;
5.8
verklaart het vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de proceskostenveroordeling;
ten aanzien van [R] , [S] , [T] , [U] , [V] en [W]
5.9
verklaart voor recht dat de huurovereenkomsten zoals Arjenshiem die met [R] , [S] , [T] , [U] , [V] en [W] afzonderlijk is aangegaan betreffende staanplaatsen op Ambousen, staande en gelegen aan de Oranjeweg 40 te (9161 CC) Hollum, gemeente Ameland, op 31 december 2016 door opzegging eindigen;
5.1
veroordeelt [R] , [S] , [T] , [U] , [V] en [W] afzonderlijk de door hen gehuurde staanplaats op Ambousen, staande en gelegen aan de Oranjeweg 40 te (9161 CC) Hollum, gemeente Ameland, uiterlijk op 31 december 2016 te ontruimen en te verlaten met afgifte van de sleutels van de slagboom en ter vrije en algehele beschikking van Arjenshiem te stellen, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag, of gedeelte van een dag, met een maximum van € 1.000,00, dat elk van [R] , [S] , [T] , [U] , [V] en [W] in gebreke zal blijven om aan dit vonnis te voldoen;
5.11
veroordeelt [R] , [S] , [T] , [U] , [V] en [W] elk afzonderlijk in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Arjenshiem vastgesteld op € 309,44 per gedaagde; te vermeerderen met, indien niet uiterlijk 31 december 2016 vrijwillig volledig aan dit vonnis wordt voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, per gedaagde vastgesteld op:
- € 4,34 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Arjenshiem door eengedaagde aan het vonnis is voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak aan die gedaagde heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.12
verklaart het vonnis ten aanzien van [R] , [S] , [T] , [U] , [V] en [W] tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.13
wijst het anders of meer gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 324