ECLI:NL:RBNNE:2016:5382

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
18.930280-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige kleinkind

Op 6 december 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn kleinkind. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden en een taakstraf van 200 uren. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van het slachtoffer, die op 22 november 2016 ter terechtzitting getuigde. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn betrokkenheid bij de feiten erkend, wat leidde tot een bekennende verklaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 25 december 2013 tot en met 3 mei 2014 meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleinkind, dat op dat moment nog geen 16 jaar oud was. Daarnaast heeft hij schadelijke afbeeldingen op zijn mobiele telefoon aan het slachtoffer getoond. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en met de ernst van de feiten. De rechtbank heeft besloten om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, gezien de omstandigheden en de behandeling die de verdachte ondergaat. Tevens is er een schadevergoeding van €1250,-- toegewezen aan de benadeelde partij, de moeder van het slachtoffer, voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930280-14

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

6 december 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Boelstra, advocaat te Middelstum.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 december 2013 tot en met 3 mei 2014, op diverse data en/of tijdstippen, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente [naam gemeente] , (meermalen) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2007), die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit (telkens):
- het door die [slachtoffer] laten vasthouden en/of betasten van en/of wrijven over zijn, verdachtes, (ontblote) penis en/of
- het door die [slachtoffer] laten betasten en/of kneden van zijn, verdachtes, balzak en/of
- het door die [slachtoffer] laten geven van (een) kusje(s) op zijn, verdachtes, (ontblote) penis;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 december 2013 tot en met 3 mei 2014, op diverse data en/of tijdstippen, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente [naam gemeente] , (meermalen) (een) afbeelding(en) (te weten een hoeveelheid foto's op zijn, verdachtes, mobiele telefoon) waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de zestien jaar heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond aan [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2007), van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte, toen
aldaar (telkens):
- een (aantal) foto('s) op zijn mobiele telefoon van zijn, verdachtes, ontblote penis, althans van een ontblote penis, aan voornoemde [slachtoffer] laten zien en/of
- zijn, verdachtes, mobiele telefoon aan die [slachtoffer] gegeven, teneinde die [slachtoffer] een (aantal) foto('s) van zijn, verdachtes ontblote penis, althans van een ontblote penis, te kunnen laten bekijken.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte die hij op de terechtzitting heeft afgelegd, het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de feiten 1 en 2 een bewezen-verklaring kan volgen nu verdachte die feiten heeft erkend.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2016.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 21 juli 2014 opgenomen op pagina 13 van het dossier met nummer PL0100-2014144953 d.d. 15 december 2014, inhoudende de verklaring van [moeder slachtoffer] , moeder van het minderjarige slachtoffer.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 07 augustus 2014 opgenomen op pagina 27 van voornoemd dossier, inhoudende de uitwerking van het studioverhoor van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 11 november 2014 opgenomen op pagina 106 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant naar aanleiding van een onderzoek dat is verricht aan een gsm telefoon toebehorende aan verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2014 tot en met 3 mei 2014, op diverse data en tijdstippen, te [pleegplaats] , in de gemeente [naam gemeente] , meermalen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het door die [slachtoffer] laten vasthouden en betasten van en wrijven over zijn, verdachtes, ontblote penis en
- het door die [slachtoffer] laten betasten en kneden van zijn, verdachtes, balzak en - het door die [slachtoffer] laten geven van een kusje op zijn, verdachtes, ontblote penis;
2.
hij in de periode van 1 maart 2014 tot en met 3 mei 2014, op diverse data en tijdstippen, te [pleegplaats] , in de gemeente [naam gemeente] , afbeeldingen, te weten een hoeveelheid foto's op zijn, verdachtes, mobiele telefoon, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de zestien jaar heeft aangeboden aan [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, van wie hij, verdachte, wist dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar:
- zijn, verdachtes, mobiele telefoon aan die [slachtoffer] gegeven, teneinde die [slachtoffer] foto's van zijn, verdachtes ontblote penis te kunnen laten bekijken.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
2. een gegevensdrager, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, aanbieden aan een minderjarige van wie hij weet dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 5 maart 2016, opgemaakt door [naam] , GZ-psycholoog. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in dat er is sprake is van een ziekelijk stoornis (niet aangeboren hersenletsel met diffuse frontale schade) en van een gebrekkige ontwikkeling, namelijk van een persoonlijkheids-stoornis nao. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten.
De ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen zodanig dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd met daarbij een locatieverbod ten aanzien van de [straat] in [plaats] .
De inbeslaggenomen telefoon van verdachte dient verbeurd te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij eventueel een taakstraf. De zeer intensieve behandeling die verdachte gedurende twee en een half jaar ondergaat, rechtvaardigt niet de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Een locatieverbod dient niet te worden opgelegd nu verdachte niet bij de school van [slachtoffer] komt op de momenten dat zij naar school gaat. Verdachte probeert juist ieder contact met haar en haar familie te voorkomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de
persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim 4 maanden meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met zijn kleindochter die destijds 6 jaar oud was en heeft - zij het op indirecte wijze middels het geven van de telefoon met daarop de gewraakte foto’s - schadelijk te achten foto's aan haar getoond. Hij heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer en het gevoel van veiligheid en vertrouwen dat een kind in een voor haar vertrouwde omgeving moet kunnen hebben, op grove wijze beschaamd. Daarbij komt dat verdachte niet of nauwelijks heeft stilgestaan en nagedacht over de gevolgen van zijn handelen voor dit slachtoffer en voor haar ouders en overige familieleden in deze zaak.
Verdachte heeft, volgens de rapportage van [naam] , geen zicht op zijn eigen motieven en neigt ertoe één en ander te bagatelliseren en minimaliseren. Op grond hiervan is de inschatting van het recidivegevaar op de middellange en lange termijn ‘matig’.
De psycholoog acht de kans op een pedoseksueel delict als laag en de kans op seksueel grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van een volwassene als matig.
Verdachte is op vrijwillige basis gestart met een intensieve deeltijdbehandeling gericht op de preventie van seksuele delicten. Hij profiteert hiervan. Het is essentieel om het recidive-gevaar (verder) te verlagen en het is daarom van belang dat verdachte de behandeling blijft voortzetten. De behandeling zal nog ongeveer twee jaar in beslag nemen inclusief het nazorgtraject.
Om te voorkomen dat verdachte afhaakt als men hem in de behandeling in toenemende mate zal confronteren, adviseert de psycholoog een justitiële stok achter de deur. Geadviseerd wordt om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en de verplichting dat verdachte blijft deelnemen aan de reeds gestarte deeltijdbehandeling gericht op de preventie van seksuele delicten. Voorgesteld wordt een reclasseringstoezicht van drie jaar, zodat verdachte ook gedurende langere tijd gevolgd wordt en begeleiding krijgt als de behandeling bij AFPN is afgerond.
Voorts heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank zal aan verdachte geen onvoorwaardelijk gevangenisstraf opleggen.
Het betreffen relatief oude feiten en verdachte is inmiddels onder behandeling. Hoewel het bewezenverklaarde ernstige feiten betreffen, waarvoor in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd is, brengt dit niet zonder meer met zich mee dat deze feiten moeten worden afgedaan met een dergelijke gevangenisstraf, zoals wel de officier van justitie die heeft gevorderd.
In beginsel dient een gevangenisstraf van 12 maanden als uitgangspunt te gelden met een voorwaardelijke deel van 8 maanden.
Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen zal het onvoorwaardelijk deel van 4 maanden gevangenisstraf worden vervangen door een taakstraf van 200 uren.
In het bepaalde van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht ziet de rechtbank geen belemmering voor het opleggen van een taakstraf.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank bijzondere voorwaarden verbinden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank ziet af van het opleggen van het door de officier van justitie gevorderde locatieverbod, nu onvoldoende de noodzaak daartoe is gebleken. Verdachte heeft bovendien aangegeven elk contact met het slachtoffer en haar familie te willen mijden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Nokia telefoon vatbaar voor verbeurdverklaring nu verdachte deze telefoon heeft gebruikt om feit 2 te begaan en deze toebehoort aan verdachte.

Benadeelde partij

[moeder slachtoffer] heeft zich namens haar minderjarige dochter [slachtoffer] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde reiskosten kunnen worden toegewezen. De opgevoerde verhuiskosten acht de officier van justitie moeilijk te duiden hoe daar mee moet worden omgegaan.
De gevorderde immateriële schade wordt in de aangedragen vergelijkbare gevallen op hogere bedragen vastgesteld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering een te zware belasting voor het strafproces is nu uit de vordering onvoldoende naar voren komt in hoeverre de gevorderde materiële schade aan het handelen van verdachte is toe te rekenen.
De raadsvrouw heeft met name gewezen op de omstandigheid dat er ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake was van een zogenaamde vechtscheiding tussen de ouders van het slachtoffer. Er waren daardoor al instanties betrokken bij het gezin waarin het slachtoffer verbleef.
Subsidiair heeft raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde kosten onvoldoende zijn onderbouwd.
Aangaande de immateriële schade heeft de raadsvrouw aangegeven dat verdachte bereid is een bedrag van 1250 euro te betalen. De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte dit bedrag in termijnen te laten betalen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met betrekking tot de gevorderde materiële schade van oordeel dat onvoldoende is gesteld en gebleken dat deze schade betrekking heeft op de gevolgen van het handelen van verdachte. De rechtbank zal dat deel van de vordering afwijzen.
De immateriële schade wordt tot een bedrag van 1250 euro erkend.
De onderbouwing van de immateriële schade heeft deels betrekking op het slachtoffer zelf en dat maakt het dat de rechtbank het overige deel van de immateriële schade zal afwijzen.
De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van 1250 euro.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal bepalen dat voormeld bedrag, gelet op de financiële situatie van verdachte, in maandelijkse termijnen van 125 euro kan worden voldaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 240a en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een gevangenisstraf voor de duur van
8 maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich op uitnodiging zal melden bij Reclassering Nederland, locatie Groningen. Hierna moet hij zich gedurende de door de reclassering te Groningen te bepalen periode blijven melden zo frequent als de reclassering te Groningen dat gedurende deze periode nodig acht. Gedurende deze periode moet de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. dat veroordeelde zal (blijven) meewerken aan een ambulante (dag-) behandeling bij de AFPN of vergelijkbare forensische instelling, gericht op mogelijke delict scenario’s, eigen handelen, seksualiteit en eigen beperkingen binnen de relaties, zolang als de AFPN of vergelijkbare instelling dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/-behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat veroordeelde zal meewerken aan een vervolgbehandeling indien dit noodzakelijk wordt geacht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
 Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van
200 urenonbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
100 dagenzal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen Nokia telefoon.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1250,-- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2014.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige wordt afgewezen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 1250,-- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat voormeld bedrag mag worden voldaan in 10 maandelijkse termijnen van elk € 125,--.
Bepaalt voorts dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. J. van den Bosch, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2016.