ECLI:NL:RBNNE:2016:5263

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
29 november 2016
Zaaknummer
18-930115-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsfraude en verduistering in het faillissement van een autobedrijf

Op 30 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van faillissementsfraude en verduistering. De verdachte was betrokken bij het faillissement van zijn autobedrijf en werd beschuldigd van het onttrekken van voertuigen aan het beslag dat door de curator was gelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks de ernst van de gepleegde fraude, niet onvoorwaardelijk gevangenisstraf opgelegd kreeg. Dit was te wijten aan zijn jeugdige leeftijd, het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen, en de schending van de redelijke termijn. De rechtbank legde de verdachte een maximale werkstraf op, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De zaak werd behandeld door de Noordelijke Fraudekamer, die zich richt op complexe fraudezaken. De rechtbank benadrukte dat faillissementsfraude ernstige gevolgen heeft voor schuldeisers en het handelsverkeer. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van voertuigen aan de boedel en het niet op orde houden van de administratie van de failliete vennootschap. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte bewust de kans op faillissement hadden aanvaard door activa over te dragen aan een andere vennootschap zonder betaling, wat uiteindelijk leidde tot het faillissement van hun bedrijf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/930115-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 30 november 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 augustus 2015, 28 januari 2016 en 15 en 16 november 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.J. Heidema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
A)
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot 17 januari 2014 in de gemeente(n) Assen en/of Noordenveld en/of Coevorden, althans in het arrondissement Noord-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, als bestuurder van de besloten vennootschap [naam BV 1] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 6 augustus 2013 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s),
een auto, merk Mercedes, kenteken [kenteken] (dossierpagina's 1060,1539,747),
en/of
een Clark heftruck en/of (in totaal) 47, althans een of meer, auto's,
te weten een (merk en kenteken):
1) Fiat Grande, [nummer] , en/of
2) Mitsubishi Colt, [nummer] , en/of
3) Opel Astra, [kenteken] , en/of
4) Renault Megane, [kenteken] , en/of
5) Renault, [kenteken] , en/of
6) Hyundai Getz, [nummer] , en/of
7) Peugeot 307, [kenteken] , en/of
8) Renault Megane, [kenteken] , en/of
9) Volkswagen, [kenteken] , en/of
10) Opel Vectra, [kenteken] , en/of
11) Fiat Punto, [kenteken] en/of
12) Hyundai Sante Fe, [kenteken] , en/of
13) Micro CC Smart, [kenteken] , en/of
14) Renault Modus, [nummer] , en/of
15) Skoda Fabia, [kenteken] , en/of
16) Suzuki Ignis, [kenteken] , en/of
17) BMW X, [kenteken] , en/of
18) Opel Astra, [kenteken] , en/of
19) Volvo Xc90, [kenteken] , en/of
20) Citroën C3, [kenteken] , en/of
21) BMW 530d, [kenteken] en/of
22) BMW 328ci, [kenteken] , en/of
23) Seat Leon, [kenteken] , en/of
24) Opel Astra, [kenteken] , en/of
25) BMW X5, [kenteken] , en/of
26) Alfa Romeo, [kenteken] , en/of
27) Peugeot 306, [kenteken] , en/of
28) Opel Zafira, [kenteken] , en/of
29) Peugeot 206, [kenteken] , en/of
30) Hyundai Matrix, [kenteken] , en/of
31) Mitsubishi Space Star, [kenteken] , en/of
32) BMW 320d, [kenteken] , en/of
33) Ford Focus, [kenteken] , en/of
34) Renault Megane, [kenteken] , en/of
35) BMW Z3 cabrio, [nummer] , en/of
36) Honda Civic, [kenteken] , en/of
37) Subaru Legacy, [kenteken] , en/of
38) Suburu Legacy, [kenteken] , en/of
39) Mazda Mx5, [kenteken] , en/of
40) Mercedes Benz 260e, [kenteken] , en/of
41) BMW, [kenteken] , en/of
42) Kia Sportage, [kenteken] , en/of
43) VW Golf, [kenteken] , en/of
44) Seat Leon, [kenteken] , en/of
45) Opel Corsa, [kenteken] , en/of
46) Peugeot 207 [kenteken] , en/of
47) een Peugeot 207 [kenteken] ,
althans een of meer voertuigen, in elk geval enig goed,
aan de boedel heeft onttrokken en/of van een of meer van die voortuigen de (tegen)waarde niet als baten heeft verantwoord en/of een of meer van die voertuigen hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd;
(dossierpagina's 889,1026,1044,overeenkomst 1602-1607 met bijlage lijst
peildatum 31 december 2012 op pagina's 1610/1611, spreadsheet lijst BD
pagina's 1575/1576, schema bestuurders pagina 1629)
EN/OF
B)
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot 17 januari 2014, althans de periode van 1 december 2012 tot 17 januari 2014, in de gemeente(n) Assen en/of Noordenveld en/of Coevorden, althans in het arrondissement Noord-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, als bestuurder van de besloten vennootschap [naam BV 1] ., welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie
Assen, van 6 augustus 2013 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s),
een paardentrailer/aanhanger en/of een horsetruck/veewagen en/of (in totaal) 15, althans een of meer, auto's en/of brommobielen, te weten een (lijstnummer, merk en kenteken):
(148) (paardentrailer/aanhanger) Hotrarijs, [kenteken] , en/of
(152) (brommobiel) Ligier Nova, [kenteken] , en/of
(161) (horsetruck/veewagen) Fiat 230, [kenteken] , en/of
(171) (auto's) Renault Megane, [kenteken] , en/of
(176) BMW, [kenteken] , en/of
(177) Suzuki Ignis, [kenteken] , en/of
(179) (brommobiel) Microcar 40, [kenteken] , en/of
(180) (auto's) BMW 328, [kenteken] , en/of
(181) Seat Leon, [kenteken] , en/of
(185) Opel Zafira, [kenteken] , en/of
(186) Hyundai Matrix, [kenteken] , en/of
(193) (brommobiel) Hyundai Getz, [kenteken] , en/of
(194) (brommobiel) Microcar MC1, [kenteken] , en/of
(205) (brommobiel) Bellier 503, [kenteken] , en/of
(212) (auto's) Mercedes Benz 260e, [kenteken] , en/of
(215) BMW X5, [kenteken] , en/of
(216) een Peugeot 207, [kenteken] ,
althans een paardentrailer/aanhanger en/of horsetruck/veewagen en/of meer (andere) voertuigen, in elk geval enig goed, aan de boedel heeft onttrokken en/of van die paardentrailer/aanhanger en/of horsetruck/veewagen en/of van een of meer van die voertuigen de (tegen)waarde niet als baten heeft verantwoord en/of die paardentrailer/aanhanger en/of horsetruck/veewagen en/of een of meer van die voertuigen hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd;
(dossierpagina's 1051,1052, 1058-1060: van die lijst de genoemde nummers)
EN/OF
C)
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2011 tot 17 januari 2014 in de gemeente(n) Assen en/of Noordenveld en/of Coevorden, althans in het arrondissement Noord-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, als bestuurder van de besloten vennootschap [naam BV 1] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 6 augustus 2013 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s), niet heeft voldaan en/of niet voldeed aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of tevoorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat/die
artikel(en) bedoeld, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, niet een volledige en/of samenhangende administratie/boekhouding, als boven bedoeld, bijgehouden en/of aan de curator getoond en/of overgelegd;
(dossierpagina's 888 ev,1026-1034)
art 343 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 343 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
het aan verdachte te wijten is dat, in of omstreeks de periode van 14 december 2011 tot 17 januari 2014, in de gemeente(n) Assen en/of Noordenveld en/of Coevorden, althans in het arrondissement Noord-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, als bestuurder van de besloten vennootschap [naam BV 1] ., welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 6 augustus 2013 in staat van faillissement is verklaard, niet is voldaan aan de in artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen, en/of dat de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens die artikelen administratie is gevoerd, en/of de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die ingevolge die artikelen zijn bewaard, niet in ongeschonden
staat te voorschijn werden gebracht, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, niet een volledige en/of samenhangende administratie/boekhouding, als boven bedoeld, gevoerd en/of bijgehouden en/of aan de curator getoond en/of overgelegd;
art 341 ahf/ond a ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
2.
(zaak 1)
hij in of omstreeks de periode van 9 tot en met 12 augustus 2013, althans van 9 augustus tot en met 1 november 2013, in de gemeente(n) Assen en/of Noordenveld en/of Coevorden, althans in het arrondissement Noord-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
- een Audi A5, kenteken [kenteken] , en/of
- een zwarte horsetruck Peugeot, [chassisnummer] , en/of
- een witte paardentrailer, merk Tandemasser, EG protocoll [nummer] ,
waarop door de deurwaarder op grond van een grosse van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, en/of op verzoek van de curator [curator] in het faillissement van [naam BV 1] ., in elk geval krachtens de wet, beslag was gelegd, aan dat beslag heeft onttrokken;
art 198 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(zaak 3)
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2013 tot en met 18 oktober 2013 te [pleegplaats] , althans in het arrondissement Noord-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een auto, merk Fiat 500, [chassisnummer] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf Fiat Group Automobiles Netherlands B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als ontvanger en/of (tijdelijk) bewaarder van die (abusievelijk bij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) afgeleverde/bezorgde) Fiat, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
de besloten vennootschap(pen) [naam BV 1] . en/of (destijds ook handelende onder de naam) [naam BV 2] in of omstreeks de periode van 17 januari 2013 tot en met 18 oktober 2013 te [pleegplaats] , althans in het arrondissement Noord-Nederland, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke person(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, opzettelijk een auto, merk Fiat 500, [chassisnummer] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf Fiat Group Automobiles Netherlands B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam BV 1] . en/of [naam BV 2] . en/of ander(en) en/of verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) die [naam BV 1] . en/of [naam BV 2] . anders dan door misdrijf, te weten als ontvanger en/of (tijdelijk) bewaarder van die (abusievelijk bij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) afgeleverde/bezorgde) Fiat, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend, zulks terwijl verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer ander(e) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
art 47 jo 51 Wetboek van strafrecht
art 321 Wetboek van Strafrecht.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat zowel verdachte als [medeverdachte 1] (feitelijk) als bestuurder van de failliete vennootschap optraden. Door het op 1 januari 2013 overdragen van de activa van (toen) [naam BV 2] , het latere [naam BV 1] ., aan een onderneming die de betaling voor deze overgedragen activa niet kon voldoen en het gelijktijdig achterlaten van de lasten in [naam BV 2] is [naam BV 1] failliet gegaan, welk faillissement voor verdachten voorzienbaar was. De onder 1B genoemde voertuigen zijn vanaf 17 juli 2013 op naam gezet van andere vennootschappen. Volgens de officier van justitie is verder sprake van het voeren van een gebrekkige administratie waarvoor beide bestuurders verantwoordelijk zijn.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het door de deurwaarder, na verlof van de rechtbank, gelegde conservatoir beslag een ‘krachtens wettelijk voorschrift’ gelegd beslag betreft, waardoor sprake is van het onttrekken van goederen aan het beslag op grond van artikel 198 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Ten aanzien van feit 3 acht de officier van justitie zowel verdachte als [medeverdachte 1] schuldig aan verduistering van de Fiat.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft hij daartoe aangevoerd dat de overdracht van activa op 1 januari 2013 niet ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft plaatsgevonden, maar om alle activiteiten van de verschillende vennootschappen te concentreren in één vennootschap. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat 17 van de onder 1B in de tenlastelegging genoemde voertuigen tevens vermeld staan onder 1A waardoor er sprake is van een dubbele vervolging ten aanzien van deze voertuigen nu een voertuig niet twee keer aan de boedel onttrokken kan worden. De raadsman heeft tevens aangevoerd dat verdachte er alles aan gedaan heeft om de boekhouding op orde te krijgen, maar dat dit niet op tijd gelukt is. Verdachte heeft zelfs in dit kader een nieuwe boekhouder benoemd, waardoor volgens de raadsman niet te concluderen is dat ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers sprake was van het niet overeenkomstig de wettelijke vereisten voeren van een administratie. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat geen bewijs is voor het door verdachte als heer en meester beschikken over de Fiat. Feit 2 kan volgens de raadsman bewezen worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het
onder 1 primair ten laste gelegdede volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de door verdachte op de terechtzitting van 15 november 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik nam de beslissingen binnen [naam BV 2] c.q. [naam BV 1] . De bij de koopovereenkomst genoemde auto’s zijn tegen inkoopwaarde overgegaan naar [naam BV 4] ; deze overeenkomst is op 1 januari 2013 gesloten. De voorraden zijn over gezet naar [naam BV 4] , maar het personeel en de kosten werden in [naam BV 2] betaald en in rekening courant gezet. Er heeft geen feitelijke betaling door [naam BV 4] plaatsgevonden.
2. uittreksels van de Kamer van Koophandel
- betreffende [naam BV 1] d.d. 6 augustus 2013, opgenomen op pagina 903 van het dossier opgemaakt door Regiopolitie Noord Nederland en gesloten op 30 december 2014;
- betreffende [naam BV 3] d.d. 6 augustus 2013, opgenomen op pagina 940 van voornoemd dossier;
- betreffende de historie van [naam BV 2] , opgenomen op pagina 905 van voornoemd dossier;
- betreffende de historie van [naam stichting] , opgenomen op pagina 803 van voornoemd dossier.
3. de door getuige [getuige 1] , financieel controller, op de terechtzitting van 15 november 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben bij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] in het bedrijf geweest en ben de boekhouding voor hen gaan doen. Ik deed de boekhouding van de vennootschappen, behalve de holding en beheer. Ik schrok van de boekhouding die er was. Er was geen beginbalans en ik had niet alle loonjournaals. Ik had geen inzicht in de rechten en verplichtingen van de onderneming per 31 december 2012. De administratie over 2012 was niet goed.
4. de door [getuige 2] , accountant, op de terechtzitting van 15 november 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb met [medeverdachte 1] een eerste gesprek gevoerd waarbij zij mij in 2012 heeft gevraagd om de boekhouding van de vennootschappen te doen. Toen ik begon was er eigenlijk geen boekhouding. Ik ben begonnen met het verwerken van bankafschriften in de boeken. Zonder beginbalans heb ik mutaties geboekt. Ik had contact met [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] . Later heb ik [medeverdachte 1] aangegeven dat de facturen eerder in mappen gedaan moesten worden.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de Nationale Politie, Regionale Eenheid Noord-Nederland d.d. 17 december 2013, opgenomen op pagina 455 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Toen ik bij de [verdachten] kwam te werken heb ik gesproken met de moeder van [verdachte] . Dat is [medeverdachte 1] . Zij is de baas. Zij gaf de orders.
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de Nationale Politie, Regionale Eenheid Noord-Nederland d.d. 18 december 2013, opgenomen op pagina 462 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
[medeverdachte 1] had de feitelijke leiding voor de dagelijkse werkzaamheden in de garage. Als ik iets niet goed deed dan kreeg ik de wind van voren van [medeverdachte 1] . [verdachte] deed het meest de autoverkoop. [medeverdachte 1] deed administratief werk en ze nam de telefoon aan.
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van de Nationale Politie, Regionale Eenheid Noord Nederland d.d. 18 maart 2014, opgenomen op pagina 1040 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de verbalisant:
Uit onderzoek bij de RDW bleek dat het niet is toegestaan om een voertuig in te kopen op BV A en op naam te stellen van BV B. In principe behoort dit voertuig dan toe aan de bedrijfsvoorraad van BV B. Uit de administratie/boekhouding moet onomstotelijk blijken tot welke bedrijfsvoorraad een voertuig behoort. De tenaamstelling is hierbij leidend. Volgens de RDW kan de inkopende partij wel BV A zijn maar dan moet BV A wel factureren aan BV B en dient BV B te betalen aan BV A. Uit de in beslag genomen administratie bleek niet dat er door de verschillende rechtspersonen onderling werd gefactureerd en afgerekend.
De omzet werd uit [naam BV 2] gehaald terwijl lasten zoals huur en personeel wel in deze BV bleef. Op 23 juli 2013 werden nogmaals 16 voertuigen overgeschreven van [naam BV 2] naar [naam BV 4] en onttrokken aan [naam BV 2] . Het ging om 10 personenauto’s, 5 brommobielen en een horsetruck. Op 17 juli 2013 werd door mij, verbalisant, de aanwezige voorraad van de garage op de locatie [adres 1] [pleegplaats] fotografisch vastgelegd. Van de op dat moment aanwezige personenauto’s, horsetrucks en een aanhangwagen werd een spreadsheet gemaakt.
8. een koopovereenkomst van activa met bijlagen gesloten tussen [naam BV 2] , [naam BV 3] en [naam BV 4] , opgenomen op pagina 1604 van voornoemd dossier.
9. een uitdraai uit het systeem van de RDW, opgenomen op pagina 1539 van voornoemd dossier, waaruit blijkt dat de Mercedes met [kenteken] op 4 januari 2013 om 16.50 uur op naam gesteld is van [naam BV 1] en op 4 januari 2013 om 17:07 op naam gesteld is van [naam stichting] .
10. een rapport van 14 juli 2016 van [deskundige] , registeraccountant bij [accountantskantoor] .
11. een vonnis van 6 augustus 2013 van de rechtbank Noord-Nederland waarbij [naam BV 1] in staat van faillissement is verklaard, opgenomen op pagina 896 van voornoemd dossier.
12. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe d.d. 4 maart 2014, opgenomen op pagina 60 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
De facturen zijn niet betaald, omdat de hele boekhouding een zooitje was.
13. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe d.d. 5 maart 2014, opgenomen op pagina 292 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
De boekhouding was niet up to date. Mijn boekhouder had het allemaal niet voor elkaar.
In aanvulling op de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen en met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bestuurder van [naam BV 2] dan wel [naam BV 1] [1] .
Uit de onder 2 vermelde uittreksels van de Kamer van Koophandel blijkt dat verdachte vanaf 5 maart 2013 via [naam BV 3] statutair bestuurder was van [naam BV 1] . Daarnaast blijkt uit deze uittreksels dat [medeverdachte 1] van 30 december 2011 tot 5 maart 2013 via [naam stichting] statutair bestuurder was van [naam BV 2] en dat [naam BV 2] tot 25 juli 2013 de oude statutaire naam was van [naam BV 1] .
Uit de hierboven onder 3 tot en met 6 aangehaalde getuigenverklaringen blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] gedurende de gehele tenlastegelegde periode een zodanige leidende en beslissende rol speelden in de onderneming dat zij (tevens) kunnen worden aangemerkt als de feitelijk bestuurder van [naam BV 1] . Concluderend is de rechtbank van oordeel dat zowel verdachte als [medeverdachte 1] in de ten laste gelegde periode bestuurder waren van de besloten vennootschap [naam BV 1] in de zin van artikel 343 Sr.
Tenaamstelling voertuigen
Zoals weergegeven bij bewijsmiddel 7 blijkt dat voor de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) de tenaamstelling van een voertuig leidend is voor het antwoord op de vraag of een voertuig wel of niet tot de bedrijfsvoorraad (en daarmee de boedel) van een bepaalde onderneming is komen te behoren. De rechtbank ziet geen aanleiding aan de juistheid van dat standpunt te twijfelen en volgt de RDW op dat punt. Dientengevolge hanteert de rechtbank de tenaamstelling van het voertuig als uitgangspunt voor het antwoord op de vraag tot welke boedel een voertuig behoorde.
Nader uitgangspunt
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van het gegeven dat [naam BV 1] een zelfstandige rechtspersoon was die de verantwoordelijkheid droeg voor haar eigen (financiële) rechten en verplichtingen. Dit betekent dat de rechtbank, ondanks de gebleken feitelijke verwevenheid tussen [naam BV 1] BV en de andere vennootschappen die ten tijde van het faillissement onder [naam BV 3] vielen, niet het standpunt van de verdediging volgt dat al deze bedrijven als één geheel zouden moeten worden gezien en beoordeeld. Voor dat standpunt bestaat immers geen wettelijke grond.
Onderdelen 1A en 1 B van de tenlastelegging
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het volgende bewezen. In de periode voorafgaand aan het faillissement hebben verdachte en [medeverdachte 1] als bestuurders van [naam BV 1] een groot aantal voertuigen die tot de bedrijfsvoorraad van [naam BV 1] behoorden (de activa), verkocht middels voornoemde overeenkomst van 1 januari 2013 aan en/of tenaamgesteld van [naam BV 4] . Hiermee zijn deze voertuigen aan de bedrijfsvoorraad van [naam BV 1] onttrokken. Bewezen is dat deze voertuigen tegen kostprijs, zijnde een lager bedrag dan de verkoopprijs, of om niet zijn overgegaan naar [naam BV 4] . Voorts is gebleken dat [naam BV 4] voor de voertuigen die tegen kostprijs zijn overgegaan niet daadwerkelijk betaald heeft en tot betaling, gezien het rapport van de [deskundige] , ook niet in staat was. Gebleken is dat de na de overdracht van de voertuigen resterende activiteiten in [naam BV 1] onvoldoende omzet genereerden om de kosten te kunnen voldoen. Bovendien zijn de lasten, onder meer bestaande uit huur- en personeelskosten, onverkort in [naam BV 1] achtergebleven. Daarnaast is gebleken dat voormelde onttrekking van de voorraad voertuigen plaatsvond in een periode dat het financieel (steeds) slechter ging met [naam BV 1] .
Vast staat dat op 6 augustus 2013 het faillissement van [naam BV 1] is gevolgd. De [deskundige] heeft in haar rapport gemotiveerd geconcludeerd dat het op voormelde wijze door verdachte en [medeverdachte 1] onttrekken van voertuigen aan de bedrijfsvoorraad van [naam BV 1] en daarmee aan de boedel, op zijn minst heeft bijgedragen aan het faillissement, zo het er al niet de directe oorzaak van was. Dat verdachte en zijn medeverdachte dit gedaan hebben ter bedrieglijke verkorting van hun schuldeisers acht de rechtbank tevens bewezen. Daartoe overweegt de rechtbank dat voor verdachten door te handelen als hiervoor omschreven een faillissement van [naam BV 1] , waardoor de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers zouden worden benadeeld, een reëel risico vormde. Geen enkel bedrijf kan overleven door in een slecht financieel klimaat de activa over te dragen aan een partij die daarvoor niet betaalt en slechts de passiva in het bedrijf achter te laten. Een faillissement was naar het oordeel van de rechtbank voor verdachten op grond van hun handelen dan ook voorzienbaar. Door desalniettemin aldus te handelen hebben verdachte en [medeverdachte 1] bewust de aanmerkelijke kans op een faillissement met een verkorting van de rechten van de schuldeisers aanvaard.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte niets valt te verwijten nu hij het advies van zijn [advocaat] heeft opgevolgd. Deze had immers geadviseerd alle activiteiten onder te brengen in één vennootschap. De rechtbank volgt verdachte hierin niet. Immers heeft verdachte dat advies van zijn advocaat nu juist niet opgevolgd. Verdachte en zijn medeverdachte hebben immers niet de activiteiten, maar alleen de activa overgeheveld naar een ander bedrijf, en bovendien niet – zoals wel was geadviseerd en door verdachte toegezegd – tegen de getaxeerde marktwaarde, maar zonder taxatie en tegen kostprijs.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de in de tenlastelegging onder 1A en 1B genoemde voertuigen nog het volgende.
De onder 1A genoemde voertuigen betreffen de voertuigen die in de bijlage bij voormelde koopovereenkomst van 1 januari 2013 worden genoemd. Een aantal van deze voertuigen is nadien verkocht terwijl zij nog op naam stond van [naam BV 1] of haar oude handelsnaam [naam BV 2] . [2] Deze voertuigen zijn naar het oordeel van de rechtbank, gezien de hiervoor opgenomen overweging dat de tenaamstelling van een voertuig bepalend is, niet als onttrokken aan de bedrijfsvoorraad (de boedel) van [naam BV 1] te beschouwen. Hierbij gaat het om de onder 1A genoemde Clark heftruck en de voertuigen met de volgende in de tenlastelegging onder 1A genoemde nummers: 1, 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 14, 16, 18, 20, 26, 27, 32, 29, 31, 33, 34, 35, 39, 41 en 42. Voor wat betreft deze voertuigen dient derhalve vrijspraak te volgen. De overige onder 1A genoemde auto’s zijn vanaf maart 2013 op naam gezet van [naam BV 4] Ten aanzien van deze auto’s heeft een boeking in de rekening-courant verhouding tussen [naam BV 1] en [naam BV 4] plaatsgevonden, maar enige daadwerkelijke betaling of verrekening is, zoals hierboven al overwogen, uitgebleven. De rechtbank heeft verder al vastgesteld dat deze overschrijvingen plaats hebben gevonden terwijl voor verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] voorzienbaar was dat een faillissement van [naam BV 1] (onder meer als gevolg van deze overschrijvingen) zou volgen. Deze voertuigen zijn naar het oordeel van de rechtbank derhalve wel onttrokken aan de bedrijfsvoorraad (de boedel) van [naam BV 1]
Ten aanzien van de onder 1A genoemde Mercedes met [kenteken] overweegt de rechtbank dat deze auto na op 4 januari 2013 op naam te zijn gekomen van [naam BV 2] , nog dezelfde dag op naam gesteld is van [naam stichting] en daarbij om niet is overgedragen. Daarmee is deze auto in het zicht van het faillissement onttrokken aan de bedrijfsvoorraad (de boedel) van [naam BV 1] en is de tegenwaarde van deze Mercedes niet als baten verantwoord. Dat de auto slechts zeer korte tijd (17 minuten) op naam heeft gestaan van [naam BV 2] doet daaraan niets af.
De onder 1B genoemde voertuigen zijn op 23 juli 2013 overgeschreven en op naam gesteld van [naam BV 4] . Enige prijs is daarbij voor deze voertuigen niet berekend en een boeking in de rekening-courant verhouding tussen [naam BV 1] en [naam BV 4] heeft met betrekking tot deze voertuigen niet plaatsgevonden. Een aantal van de onder 1B genoemde voertuigen wordt overigens reeds genoemd onder 1A. Dit zijn de voertuigen met de volgende in de tenlastelegging onder 1A genoemde nummers: 4, 22, 23, 25, 28, 30, 40 en 47. Nu een voertuig niet twee maal aan dezelfde boedel onttrokken kan worden, zal de rechtbank de voertuigen die zowel onder 1A als onder 1B genoemd worden alleen onder 1A in de bewezenverklaring opnemen.
Onderdeel 1C van de tenlastelegging
Op grond van de artikelen 2:10, lid 1 en 3:15i, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek waren verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] verplicht op zodanige wijze een administratie te voeren dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon konden worden gekend. Dat de administratie van een bedrijf alsnog, na aanpassing en bijwerking door een boekhouder, aan de wettelijke vereisten zou kunnen gaan voldoen speelt bij deze wetsartikelen geen rol.
Uit het rapport van de [deskundige] blijkt dat de administratie van [naam BV 1] de periode van 1 december 2012 tot aan de datum van het faillissement betrouwbaar noch toereikend is geweest en dat de kwaliteit van de administratie in die periode derhalve niet heeft voldaan aan de daartoe te stellen eisen. Ook verdachten zelf hebben erkend dat hun boekhouding niet op orde was. Dat dit volgens verdachten (mede) de schuld is van hun toenmalige boekhouder(s) kan geen rol spelen nu de verplichting tot het voeren van een volledige en juiste boekhouding/administratie niet geldt voor de boekhouder maar de verantwoordelijkheid is en blijft van de bestuurders.
[naam BV 1] was een professioneel bedrijf waarvoor verdachten gedurende een lange periode de administratie/boekhouding consequent niet in orde hebben gehad. Dit was ook het geval op het moment dat een faillissement van [naam BV 1] voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] voorzienbaar was, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, waardoor verdachten, door deze situatie voort te laten duren, tevens handelden ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers, nu bewust de aanmerkelijke kans is aanvaard dat de curator in het faillissement onvoldoende zou kunnen vaststellen wat de financiële positie van de boedel was.
De rechtbank past ten aanzien van het
onder 2 ten laste gelegdede volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. een proces-verbaal beslaglegging van 9 augustus 2013, opgenomen op 985 van voornoemd dossier, als bijlage bij de aangifte van [curator] , onder meer inhoudende:
(…)
Uit kracht van de grosse van een beschikking d.d. 9 augustus 2013, gegeven op verzoek van rekwirant, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, houdende verlof aan rekwirant tot het leggen van conservatoir beslag op roerende zaken met gerechtelijke bewaring, zulks ten laste van de hierna te melden beslagenen.
(…)
Conservatoir beslag gelegd op na te melden roerende zaken, te weten:
- Audi A5, [kenteken]
- Peugeot, kleur zwart, Horsetruck, carrosserienummer [nummer] ;
- paardentrailer, kleur wit, EG-protokoll nr. [nummer] .
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de Politie Eenheid Noord-Nederland d.d. 4 juni 2015, met nummer PL0300-2013058366-57, opgenomen in map 2 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [deurwaarder] :
Op 9 augustus 2013 heb ik in opdracht van [curator] , gevestigd aan [adres 2] , beslag gelegd op de inhoud van alle roerende zaken op het [adres 1] te [pleegplaats] . Toen ik mij bij het pand meldde, sprak ik daar met [verdachte] en zijn moeder, die ik ken vanuit mijn praktijk. Ik heb bij hun aangegeven dat ik namens de curator beslag kwam leggen op alle roerende zaken in en om het pand. Dat betekent dat op het moment dat ik deze aankondiging doe, er beslag ligt op alle roerende zaken. Nadat ik deze mededeling heb gedaan ging ik over tot nadere aanduiding. [verdachte] en zijn moeder gaven aan dat het hun duidelijk was dat er beslag lag op alle roerende zaken.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe d.d. 16 augustus 2013, opgenomen op pagina 494 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [deurwaarder] :
Ik ben als kandidaat deurwaarder bevoegd namens [advocatenkantoor] te [plaats ] aangifte te doen van het opzettelijk onttrekken van enig goed waarop krachtens de wet beslag was gelegd, welk goed of welke goederen aan dat beslag zijn onttrokken of, wetende dat het daaraan is onttrokken, is verborgen.
Het betreft de volgende zaken:
-personenauto A5, kleur grijs, kenteken [kenteken] ;
-bedrijfsauto Peugeot, kleur zwart, Horsetruck, carrosserienr. [nummer] ;
-Paardentrailer, tandemasser, kleur wit, EG-protocoll nr. [nummer] .
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van Politie Drenthe d.d. 11 december 2013, opgenomen op pagina 523 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [deurwaarder] :
Een in beslag genomen horsetruck en een paardentrailer zijn na afvoer van alle andere voertuigen in de zaak blijven staan. Dit in verband met het feit dat deze voertuigen in verband met de zolderhoogte niet verplaatst konden worden. Op maandag 12 augustus 2013 waren deze voertuigen niet meer in de zaak aanwezig.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Drenthe d.d. 7 februari 2014, opgenomen op pagina 607 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
Op de dag van de beslaglegging deed ik mijn werk, auto’s verkopen. Ik was er, [verdachte] was er, zijn moeder, zijn tante, een neef. En twee monteurs waren er. Ik ben in een Audi A5 gestapt. Deze auto is van [naam BV 2] . De contactsleutels van die auto heb ik gekregen van zijn moeder. Die auto stond vooraan, naast de paardenvrachtwagen, bij de weg. Ze wilden dat ik die auto weg reed. De moeder heeft mij dat gevraagd. Toen ik met die auto weg reed kwam er eerst de agent. Daar heb ik zelfs nog mijn rijbewijs aan gegeven. Deze liep naar de achterkant van de auto, toen stond de moeder van [verdachte] bij me en zei tegen mij: ‘Rijden!” Moeder zei ‘Rijden!” en ik deed dat.
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Drenthe d.d. 7 februari 2014, opgenomen op pagina 616 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
Voordat ik met de Audi terug kwam bij [naam BV 2] heeft [verdachte] mij nog gebeld. Hij vertelde mij dat ik de auto ver weg moest parkeren. Ik moest naar [plaats ] .
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe d.d. 5 maart 2014, opgenomen op pagina 69 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
Op 9 augustus 2013 was ik aanwezig in het bedrijfspand van [naam BV 1] aan [adres 1] te [pleegplaats] . Het was ons duidelijk dat er beslag lag op alle goederen.
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe d.d. 3 maart 2014, opgenomen op pagina 256 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Toen de deurwaarder op 9 augustus 2013 bij het bedrijf kwam, heeft hij gezegd dat hij beslag kwam leggen op spullen en dat hij daarvoor een titel had bij de rechtbank. De Audi A5 is door [getuige 5] weggereden en de paardentrailer en de horsetruck zijn blijven staan. [getuige 5] heeft de Audi A5 ergens bij [adres 1] in [pleegplaats] weer neergezet. Ik heb daarna in die Audi rondgereden. Ik herken de Horsetruck als de auto die in de showroom is blijven staan. Die is weggehaald door [naam BV 4] . Ik heb opdracht gegeven om dat voertuig daar weg te halen. [naam BV 4] moest wel verder en ik moet ook leven. Een bedrijf runnen kost wel geld en daarom heb ik de auto weggehaald, ergens opgeslagen en op een gegeven moment verkocht. Voor de paardentrailer geldt hetzelfde als voor de Horsetruck. Die heb ik weggehaald en later verkocht om de eerder genoemde redenen.
In aanvulling op de aangehaalde bewijsmiddelen en met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
In het onderhavige geval is sprake van een afzonderlijke rechterlijke uitspraak waarbij verlof tot het leggen van conservatoir beslag is verleend. Derhalve is sprake van een krachtens wettelijk voorschrift gelegd beslag dat los staat van het vonnis betreffende de faillietverklaring. De rechtbank is dan ook van oordeel dat artikel 198 Sr van toepassing is.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had van het op de Audi A5 gelegde beslag en tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] en [getuige 5] de Audi A5 aan het beslag onttrokken heeft. Voorts acht de rechtbank, gezien de bekennende verklaring van verdachte, bewezen dat hij wist van het op de paardentrailer en de horsetruck gelegde beslag en deze voertuigen aan het beslag onttrokken heeft.
De rechtbank past ten aanzien van het
onder 3 subsidiair ten laste gelegdede volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Regiopolitie Kennemerland d.d. 28 januari 2014, opgenomen op pagina 2271 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe namens Fiat Group Automobiles Netherlands te [plaats ] aangifte van verduistering van een personenauto, merk Fiat, type 500, met chassisnummer [nummer] . [naam autobedrijf 1] . gevestigd aan de [adres 1] in [plaats ] had bij Fiat Group Automobiles Netherlands een Fiat 500 besteld. Op 17 januari 2013 heeft de transporteur bovengenoemde personenauto geleverd. Half augustus 2013 heeft [naam autobedrijf 1] contact opgenomen met de afdeling logistiek van Fiat Group Automobiles Netherlands met de vraag waar en wanneer de bij Fiat Group Automobiles Netherlands bestelde Fiat 500 geleverd is. Op de vrachtbrief van bovengenoemde personenauto is te zien dat de auto geleverd is op 17 januari op het [adres 1] , [pleegplaats] . Op het moment van levering was hier [naam BV 2] gevestigd. Op de vrachtbrief is een handtekening gezet voor ontvangst van bovengenoemde personenauto.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van de Regionale Eenheid Noord Nederland d.d. 6 februari 2014, opgenomen op pagina 2279 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik werk als verkoper bij [naam autobedrijf 1] . Volgens onze voorraadlijst moest er een Fiat 500 in voorraad zijn. Wij hadden deze voorraadlijst ontvangen van Fiat Nederland via internet. Dit was medio juni 2013. Deze auto bleek echter niet in onze voorraad in de garage te staan. Daarop heb ik contact gezocht met Fiat Nederland. Volgens Fiat was deze auto bij onze garage afgeleverd en had Fiat daar een bewijs van. Ik heb dat bewijs opgevraagd; dit was de transportbrief. Uit deze brief bleek dat de auto was afgeleverd bij [naam autobedrijf 2] aan [adres 1] te [pleegplaats] . Ik heb toen [naam BV 2] gebeld. In het perceel [adres 1] in [pleegplaats] was namelijk niet meer [naam autobedrijf 2] gevestigd maar [naam BV 2] . Toen ik belde kreeg ik een mevrouw aan de lijn die vertelde dat de eigenaar de verkoper was, maar dat deze niet aanwezig was. Hij zou mij bellen. Aangezien de eigenaar niet belde heb ik na twee dagen zelf weer gebeld. Ik kreeg een man aan de lijn die zich meldde met [naam BV 2] . Na doorvragen zei hij dat hij [verdachte] heette. Hij deelde mij mee dat hij geen Fiat in ontvangst had genomen. Ik zei dat onder de transportbrief een handtekening stond. [verdachte] zei dat ik de brief aan hem moest faxen. Dit heb ik gedaan, maar heb hierop geen reactie meer gehad. Ongeveer anderhalve week later ging [naam BV 2] failliet. Op een gegeven moment bracht Fiat de genoemde auto bij onze zaak. Fiat had de auto bij [naam autobedrijf 3] weggehaald. Mij viel op dat op de kentekenhouders nog de reclame stond van [naam BV 2] .
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Eenheid Noord Nederland d.d. 26 november 2014, opgenomen op pagina 2286 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
Lange tijd geleden heb ik in [pleegplaats] een Fiat 500 bezorgd. Het verbaasde mij toen ik bij die winkel kwam dat er alleen maar 45-km autootjes werden verkocht. Ik heb toen naar onze planning gebeld of ik wel op het juiste adres was. Er werd toen gezegd dat wat op de vrachtbrief staat juist is. Ik werd ontvangen door een vrij jonge jongen en een vrouw van middelbare leeftijd. Ik kwam binnen en zei ik kom een Fiat 500 brengen. Ik vroeg aan die jongen of dat wel klopte. Hij zei toen dat dat wel klopte. Toen ik met die jongen sprak kwam die vrouw erbij. Die jongeman heeft de vrachtbrief doorgelezen en ondertekend.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe d.d. 5 maart 2014, opgenomen op pagina 69 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
Het klopt dat op 17 januari 2013 een personenauto, merk Fiat, type 500 werd afgeleverd op het [adres 1] te [pleegplaats] . Een hele tijd later was er een ander bedrijf in [plaats ] , [naam autobedrijf 1] , die vroeg ernaar. Ik had die man aan de telefoon en zei dat hij later terug moest bellen omdat ik geen verstand hier van had en degenen die dat wel hadden waren bezig.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe d.d. 4 maart 2014, opgenomen op pagina 269 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Het zou kunnen dat op 17 januari 2013 een personenauto, merk Fiat, type 500 werd afgeleverd op [adres 1] te [pleegplaats] . Deze auto stond in de showroom omdat je de auto goed en veilig opbergen moet. Het kan zo zijn dat hij abusievelijk bij ons is geleverd. Ik heb de Fiat netjes bewaard. Het klopt dat er een kentekenplaathouder op de Fiat zat met daarop de naam [naam BV 2] . Dat doen wij altijd, anders staat het niet.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [naam BV 2] zich een personenauto Fiat 500 wederrechtelijk heeft toegeëigend. Daartoe overweegt de rechtbank dat na het abusievelijk afgeleverd zijn van deze Fiat bij [naam BV 2] -waarbij het [naam BV 2] duidelijk was dat deze auto evident niet voor haar bestemd was- de auto in de showroom van [naam BV 2] is geplaatst. Daarbij is de auto voorzien van een kentekenbordje met de naam [naam BV 2] erop. Gebleken is dat er vervolgens vanuit [naam BV 2] geen enkele moeite is ondernomen om te achterhalen waar de Fiat vandaan kwam, aan wie hij toebehoorde en op welke wijze hij geretourneerd kon worden. Bovendien heeft [naam BV 2] op het moment dat zij gevraagd werd naar de aanwezigheid van de Fiat in haar bedrijf dit stellig ontkend en is er door [naam BV 2] niet gereageerd op de door [slachtoffer 2] aan haar gefaxte vrachtbrief. Op deze wijze is de Fiat maandenlang in de showroom van [naam BV 2] blijven staan en heeft [naam BV 2] als heer en meester over de Fiat beschikt.
Voorts overweegt de rechtbank dat zij geen aanwijzingen heeft dat verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] zich de Fiat persoonlijk hebben toegeëigend. Derhalve komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, waarbij de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen bewezen acht dat verdachte en [medeverdachte 1] aan de door [naam BV 2] gepleegde verduistering feitelijk leiding hebben gegeven, gelet op de eerdere vaststelling van de rechtbank dat zij beiden in de bewuste periode een leidende en beslissende rol in deze onderneming hebben gespeeld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
A)
hij in de periode van 1 december 2012 tot 6 augustus 2013 in het arrondissement Noord-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, als bestuurder van de besloten vennootschap [naam BV 1] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 6 augustus 2013 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
een auto, merk Mercedes, kenteken [kenteken]
en 25 auto's te weten een (merk en kenteken):
4) Renault Megane, [kenteken] , en
5) Renault, [kenteken] , en
11) Fiat Punto, [kenteken] , en
12) Hyundai Sante Fe, [kenteken] , en
13) Micro CC Smart, [kenteken] en
15) Skoda Fabia, [kenteken] , en
17) BMW X, [kenteken] , en
19) Volvo Xc90, [kenteken] , en
21) BMW 530d, [kenteken] , en
22) BMW 328ci, [kenteken] , en
23) Seat Leon, [kenteken] , en
24) Opel Astra, [kenteken] , en
25) BMW X5, [kenteken] , en
28) Opel Zafira, [kenteken] , en
29) Peugeot 206, [kenteken] , en
30) Hyundai Matrix, [kenteken] , en
36) Honda Civic, [kenteken] , en
37) Subaru Legacy, [kenteken] , en
38) Suburu Legacy, [kenteken] , en
40) Mercedes Benz 260e, [kenteken] en
43) VW Golf, [kenteken] , en
44) Seat Leon, [kenteken] , en
45) Opel Corsa, [kenteken] , en
46) Peugeot 207 [kenteken] , en
47) een Peugeot 207 [kenteken] ,
aan de boedel heeft onttrokken
en van de Mercedes de tegenwaarde niet als baten heeft verantwoord en die Mercedes om niet heeft vervreemd;
EN
B)
hij in de periode van 1 juli 2013 tot 6 augustus 2013, in het arrondissement Noord-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, als bestuurder van de besloten vennootschap [naam BV 1] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 6 augustus 2013 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
een paardentrailer/aanhanger en een horsetruck/veewagen en 7 auto's en/of brommobielen, te weten een (lijstnummer, merk en kenteken):
(148) (paardentrailer/aanhanger) Hotrarijs, [kenteken] , en
(152) (brommobiel) Ligier Nova, [kenteken] , en
(161) (horsetruck/veewagen) Fiat 230, [kenteken] , en
(176) BMW, [kenteken] , en
(177) Suzuki Ignis, [kenteken] , en
(179) (brommobiel) Microcar 40, [kenteken] en
(193) (brommobiel) Hyundai Getz, [kenteken] , en
(194) (brommobiel) Microcar MC1, [kenteken] , en
(205) (brommobiel) Bellier 503, [kenteken] ,
aan de boedel heeft onttrokken en van die voertuigen de tegenwaarde niet als baten heeft verantwoord en die voertuigen om niet heeft vervreemd;
EN
C)
hij in de periode van 1 december 2012 tot 6 augustus 2013 in het arrondissement Noord-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, als bestuurder van de besloten vennootschap [naam BV 1] ., welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 6 augustus 2013 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers, niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander niet een volledige en samenhangende administratie/boekhouding, als boven bedoeld, bijgehouden.
2.
hij in de periode van 9 tot en met 12 augustus 2013, in het arrondissement Noord-Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een Audi A5, [kenteken] , waarop door de deurwaarder op grond van een grosse van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen beslag was gelegd, aan dat beslag heeft onttrokken,
en
hij in de periode van 9 tot en met 12 augustus 2013, in het arrondissement Noord-Nederland, opzettelijk een zwarte horsetruck Peugeot, chassisnummer [nummer] en een witte paardentrailer, EG protocoll nr. [nummer] ,
waarop door de deurwaarder op grond van een grosse van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen beslag was gelegd, aan dat beslag heeft onttrokken.
3. subsidiair
de besloten vennootschap [naam BV 2] . in de periode van 17 januari 2013 tot en met 25 juli 2013 te [pleegplaats] , opzettelijk een auto, merk Fiat 500, chassisnummer [nummer] , toebehorende aan een ander dan aan die [naam BV 2] ., welk goed die [naam BV 2] . anders dan door misdrijf, te weten als ontvanger van die abusievelijk bij [naam BV 2] afgeleverde Fiat, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, zulks terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard,
in vereniging ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van de rechtspersoon,
- baten niet verantwoorden en goederen aan de boedel onttrekken, en
- goederen om niet vervreemden, en
- niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,
meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van opzettelijk enig goed aan het krachtens de wet daarop gelegd beslag
onttrekken,
en
opzettelijk enig goed aan het krachtens de wet daarop gelegd beslag onttrekken, meermalen
gepleegd;
3. subsidiair
verduistering gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij daar in vereniging leiding aan heeft gegeven
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Voorts heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en met het feit dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten bijzonder jong was.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude waarbij op grote schaal voertuigen zijn onttrokken aan de boedel en de administratie van de gefailleerde vennootschap bewust niet op orde is gehouden. Faillissementsfraude is mede vanwege de mogelijke benadeling van schuldeisers een ernstig strafbaar feit, dat inbreuk maakt op een goed verloop van het handelsverkeer.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het onttrekken van drie voertuigen aan het daarop door de curator gelegde beslag. Uit het plegen van dit strafbare feit blijkt dat verdachte geen respect heeft voor de in het kader van het beslag genomen beslissingen van de rechtbank, de curator en de deurwaarder. Hij heeft het voor de deurwaarder onmogelijk gemaakt het beslag op de roerende zaken van [naam BV 1] op juiste wijze af te wikkelen.
Daarnaast heeft verdachte feitelijk leiding gegeven aan de door [naam BV 2] gepleegde verduistering van een abusievelijk geleverde personenauto.
De rechtbank overweegt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigen.
Anders dan door de officier van justitie is geëist, acht de rechtbank in dit concrete geval het opleggen van een gevangenisstraf echter niet passend. Daartoe overweegt de rechtbank dat zij rekening houdt met de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten (20 jaar). Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat het ondergaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een onevenredig nadelig effect zal hebben op de toekomst van de ook nu nog jonge verdachte. De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat in onderhavige zaken sprake is van schending van de redelijke termijn, welke schending bij een jeugdige verdachte extra zwaar weegt.
De rechtbank zal derhalve aan verdachte de maximale werkstraf opleggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Met dat laatste beoogt de rechtbank enerzijds uitdrukking te geven aan de ernst van de feiten en anderzijds verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 198, 321 en 343 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. C.M.M. Oostdam en
mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2016.
Mr. Oostdam is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In het navolgende zal de rechtbank in beginsel de statutaire naam van de vennootschap aanhouden zoals die luidde op het moment van faillissement, namelijk [naam BV 1] In voorkomende gevallen zal de statutaire naam zoals die tot 25 juli 2013 luidde, [naam BV 2] gebruikt worden.
2.De rechtbank verwijst naar de Lijst Belastingdienst voorraad personenauto’s per 1-1-2013, opgenomen op pagina 1574 van voornoemd dossier en de uitdraaien van de RDW zoals gevoegd in de mappen 2-1 tot en met 2-5 van voornoemd dossier.