ECLI:NL:RBNNE:2016:4994

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
14 november 2016
Zaaknummer
C/18/156658 / FA RK 15-1225 2
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap en bewijsvoering omtrent schenkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 november 2016 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man. De rechtbank heeft zich gebogen over de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de vraag of bepaalde schenkingen van de vrouw buiten de gemeenschap vallen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. van der Werf, heeft gesteld dat zij een erfenis en schenkingen heeft ontvangen die tot haar privévermogen behoren. De man, vertegenwoordigd door mr. H. Veldman, heeft deze stellingen betwist.

De rechtbank heeft in haar beschikking van 12 juli 2016 overwogen dat de erfenis van de vrouw van haar peetoom buiten de gemeenschap valt. De vrouw heeft echter afgezien van het leveren van bewijs voor haar stelling dat de schenkingen van haar vader ook buiten de gemeenschap vallen. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat deze schenkingen tot de huwelijksgemeenschap behoren en bij de verdeling betrokken moeten worden.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de vrouw recht heeft op een vergoedingsrecht van € 45.217,-- voor het privévermogen dat in de gemeenschap is gevloeid. De verdeling van de huwelijksgemeenschap omvat onder andere de inboedel, bankrekeningen, een beleggingsrekening, en de woning. De rechtbank heeft gelast dat de woning verkocht moet worden en dat de opbrengst gelijkelijk tussen partijen verdeeld zal worden. De man is aangewezen als de partij die het gebruik van de voormalige echtelijke woning mag voortzetten.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. W.P. Claus en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. M.M. Verbeek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/156658 / FA RK 15-1225
beschikking d.d. 15 november 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.P. van der Werf,
tegen
[verweerder]
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat voorheen mr. J-W.F van Horssen, thans mr. H. Veldman.

1.PROCESVERLOOP

De rechtbank heeft op 12 juli 2016 een beschikking gegeven.
Op 6 september 2016 is ter griffie een faxbericht van mr. Van der Werf ontvangen.
Vervolgens is ambtshalve beschikking bepaald.

2.RECHTSOVERWEGINGEN

2.1
De rechtbank neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist in voormelde beschikking.
2.2
Bij deze beschikking heeft de rechtbank overwogen dat de erfenis die de vrouw van haar peetoom heeft ontvangen buiten de gemeenschap valt. Voorts is de vrouw toegelaten tot het bewijs dat de door de vader van de vrouw gedane schenkingen niet in de gemeenschap vallen. Alle overige beslissingen zijn in afwachting van een mogelijke overeenstemming tussen partijen, aangehouden.
Beoordeling
2.3.
De verklaringen voor recht
a.
De giften van de vader van de vrouw
Uit de inhoud van het van mr. Van der Werff ontvangen faxbericht blijkt dat de vrouw afziet van het leveren van bewijs van haar stellingen omtrent de door haar vader gedane schenkingen. In de beschikking van 12 juli 2016 heeft de rechtbank overwogen dat de door de vader van de vrouw op de girale overschrijving geplaatste omschrijvingen onvoldoende zijn om haar stelling, dat er is geschonken onder uitsluitingsclausule, te dragen. Nu de vrouw heeft afgezien van nadere bewijslevering van haar stelling, is de rechtbank van mening dat de gestelde schenking onder uitsluitingsclausule niet is komen vast te staan zodat de gedane schenkingen tot de huwelijksgemeenschap behoren en bij de verdeling betrokken dienen te worden.
b.
De bankrekeningen en beleggingsportefeuille op naam van de vrouw
De vrouw heeft verzocht voor recht te verklaren dat de op haar naam staande bankrekeningen en beleggingsportefeuille en de saldi daarop, behoren tot het privévermogen van de vrouw en dus buiten de gemeenschap blijven. De vrouw heeft daartoe gesteld dat zij in totaal een privévermogen heeft ontvangen van € 267.194,-- (€ 242.725,-- erfenis en € 24.469,-- giften) waarvan op 1 mei 2015 nog een bedrag van € 197.508,-- op zes verschillende bankrekeningen en een beleggingsportefeuille resteert.
Nu hiervoor is overwogen dat de door de vrouw verkregen erfenis tot haar privévermogen behoort, terwijl niet is weersproken dat het restant van dit bedrag op de op naam van de vrouw staande bankrekeningen en beleggingsportefeuille staat, ziet de rechtbank geen aanleiding dit verzoek, als zijnde overbodig, toe te wijzen.
c. D
e nalatenschap van de moeder van de vrouw
De vrouw heeft als productie 11 bij haar verweerschrift, tevens aanvulling van de verzoeken, een afschrift van het door haar moeder opgemaakte testament overgelegd. Uit dit afschrift blijkt dat de moeder van de vrouw in haar testament een uitsluitingsclausule heeft opgenomen. Het verzoek van de vrouw om voor recht te verklaren dat alles wat de vrouw uit de nalatenschap van haar moeder heeft gekregen en nog verkrijgt, tot haar privévermogen behoort zal derhalve, mede als zijnde onweersproken, worden toegewezen.
d.
De Volkswagen, type Fox
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat zij de Volkswagen type Fox na het uiteengaan van partijen met privégelden heeft gekocht. Het verzoek van de vrouw om voor recht te verklaren dat de auto behoort tot haar privévermogen en dus buiten de huwelijksgemeenschap valt, kan naar het oordeel van de rechtbank als onweersproken eveneens worden toegewezen.
2.4.
Het vergoedingsrecht
De vrouw stelt dat uit haar privévermogen een bedrag van € 69.868,-- is gevloeid in het gemeenschappelijke vermogen van partijen en dat zij een vergoedingsrecht op de gemeenschap heeft voor dat bedrag. De rechtbank oordeelt als volgt.
Als niet betwist, staat vast dat de gemeenschap van partijen door het feit dat een deel van de erfenis van de vrouw in de gemeenschap is gevloeid, is gebaat. Uit dien hoofde heeft de vrouw een vergoedingsrecht op de gemeenschap ter zake van dit privévermogen. De vrouw heeft de hoogte van het vergoedingsrecht bepaald aan de hand van het door haar gestelde privévermogen en de saldi van de op haar naam gestelde bankrekeningen.
Het privévermogen van de vrouw bedroeg, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen een bedrag van € 242.725,-- (de erfenis) waarvan nog een bedrag van € 197.508,-- op de ten name van de vrouw gestelde bankrekeningen en beleggingsrekening staat. Gelet op voormelde bedragen stelt de rechtbank het vergoedingsrecht vast op een bedrag van € 45.217,--. De man heeft zijn stelling dat er op de beleggingen bij de Rabobank beleggingsportefeuille is verloren, niet onderbouwd en daarbij aan deze stelling tevens geen juridisch relevante conclusie verbonden, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat.
2.5.
De verdeling en waardering van de huwelijksgemeenschap
Tussen partijen is niet in geschil dat de huwelijksgemeenschap de volgende vermogensbestanddelen omvat/omvatte, die voor verdeling in aanmerking komen/kwamen
de inboedel,
de personenauto merk BMW kenteken 60-XV-LS,
twee internetrekeningen bij de Rabobank op naam van beide partijen,
een betaalrekening bij de Rabobank op naam van beide partijen,
twee bankrekeningen bij de ABN Amro bank op naam van beide partijen,
een beleggingsrekening bij de Binckbank,
een kapitaalverzekering bij Interpolis,
de woning aan de [adres] ,
de hypothecaire geldlening bij de Rabobank met een totaalbeloop van € 345.000,--.
2.5.1.
Inboedel
Partijen zijn beiden van mening dat de inboedelzaken, inclusief de zaken in de garage, de schuur en het tuinhuis, in onderling overleg verdeeld kunnen worden. De rechtbank zal overeenkomstig bepalen.
2.5.2.
De personenauto
Tussen partijen is niet in geschil dat de personenauto merk BMW onder verrekening van een waarde van € 7.000,-- aan de man dient te worden toebedeeld. De rechtbank zal dienovereenkomstig bepalen
2.5.3.
De op naam van beide partijen gestelde bankrekeningen bij de Rabo- en ABN Amrobank
Door de vrouw is onweersproken gesteld dat deze bankrekeningen kunnen worden opgeheven en dat het (totale) saldo op deze rekeningen, nadat de gemeenschap aan de vrouw heeft vergoed hetgeen aan haar privévermogen is onttrokken, bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld. Door de vrouw is voorts onweersproken gesteld dat het saldo op de gezamenlijke bankrekeningen per peildatum € 93.693,-- bedraagt.
Zoals onder rechtsoverweging 2.4. overwogen is de rechtbank van oordeel dat aan de vrouw een vergoedingsrecht toekomt van € 45.217,--. Het onder verrekening van dit bedrag resterende saldo (€ 48.476,--) dient bij helfte tussen partijen te worden verdeeld.
2.5.4.
De beleggingsrekening bij de Binckbank
Uit de stellingen van de vrouw leidt de rechtbank af dat de vrouw de effectenportefeuille bij de Binckbank te gelde heeft gemaakt en dat de opbrengst op een op naam van beide partijen gestelde bankrekening is gestort. Zoals hiervoor overwogen dienen de op naam van beide partijen gestelde bankrekeningen onder verrekening van het saldo te worden opgeheven zodat de beleggingsrekening derhalve op die manier reeds bij de verdeling van de gemeenschap betrokken is.
2.5.5.
De kapitaalverzekering bij Interpolis
De kapitaalverzekering bij Interpolis, met een door de man onbetwist gestelde waarde van € 5.528,11, kan onder verrekening van de waarde aan de man worden toebedeeld.
2.5.6.
De woning en de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening
Ingevolge artikel 3:185 lid 1 BW kan de rechter, voor zover de deelgenoten over een verdeling niet tot overeenstemming kunnen komen, op vordering van de meest gerede partij de wijze van verdeling gelasten of zelf de verdeling vaststellen, rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang.
Nu ten processe niet is komen vast te staan dat de woning aan een van partijen kan worden toegedeeld zal de rechtbank de verdeling van de gemeenschappelijke woning conform artikel 3:185 BW vaststellen en wel aldus dat de verkoop van deze woning wordt gelast.
Voornoemde verkoop zal dienen te geschieden door een gezamenlijke opdracht van partijen aan een makelaar in onroerend goed. Indien partijen niet binnen vier weken na de datum van deze beschikking gezamenlijk een makelaar daartoe opdracht hebben gegeven, dan zal de rechtbank bepalen dat de voormalige echtelijke woning door makelaar M. Zeeven, Parklaan 1, 9724 AL Groningen, aan een derde wordt verkocht. Ieder van partijen is bevoegd de makelaar daartoe opdracht te geven.
Partijen zullen in overleg met de makelaar de vraagprijs, welke dient te zijn gebaseerd op de onroerend goedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen. Indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening er in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen dan zal de makelaar de woning te koop aanbieden tegen een marktconforme vraagprijs.
Partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zo ver die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerend goedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar dit naar beste weten kunnen bepalen.
Beide partijen zijn gehouden aan deze verkoop en de daaropvolgende overdracht mee te werken.
Iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen.
Na verkoop en overdracht van de voormalige echtelijke woning wordt de verkoopopbrengst, na aflossing van de hypothecaire schulden, gelijkelijk tussen partijen verdeeld, dan wel zal ieder van partijen de helft van de restschuld als eigen schuld dragen en betalen.
De overige stellingen en verzoeken van partijen ten aanzien van de echtelijke woning behoeven, gelet op het vorenstaande, geen nadere bespreking meer nu zij niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
2.6
Het uitsluitend gebruik van de voormalige echtelijke woning
Partijen hebben beiden verzocht om met uitsluiting van de ander bevoegd te zijn om de bewoning en het gebruik van de voormalige echtelijk woning voor te zetten.
Ingevolge artikel 1:165, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van een echtgenoot bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak bepalen dat, als die echtgenoot ten tijde van de inschrijving van de beschikking een woning bewoont die aan de andere echtgenoot uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, hij jegens de andere echtgenoot bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking tegen een redelijke vergoeding voort te zetten.
Artikel 1:165 bepaalt dat de rechtbank het voortgezet gebruik van de woning op verzoek van degene die ten tijde van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, in casu 9 maart 2016, in de woning woont, kan worden toegewezen. Aangezien de vrouw ten tijde van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking niet woonachtig was in de voormalige echtelijke woning, in tegenstelling tot de man, zal de rechtbank het verzoek de vrouw afwijzen en bepalen dat aan de man, op voornoemd tijdstip woonachtig in de woning, het voortgezet gebruik van de woning toekomt.
Nu de rechtbank zal bepalen dat het voortgezet gebruik van de woning aan de man toekomt, wordt het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen om de woning binnen één maand na dagtekening van de te wijzen beschikking te verlaten en niet meer mag betreden onder verbeurte van een dwangsom, afgewezen.
2.7.
Met betrekking tot de gebruiksvergoeding
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man een redelijke vergoeding verschuldigd is voor het gebruik dat de man met uitsluiting van de vrouw heeft gemaakt van de woning, te rekenen vanaf 1 mei 2015 tot aan de dag dat de man de woning heeft verlaten, welke redelijke vergoeding gesteld dient te worden, in ieder geval op een bedrag gelijk aan een optelsom van de eigenaars- en gebruikslasten van de woning.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 1: 84 BW een eventuele gebruiksvergoeding alleen betrekking kan hebben op de periode na ontbinding van het huwelijk. Na ontbinding van het huwelijk kan een gebruiksvergoeding gebaseerd worden op artikel 1:165 BW en na ommekomst van de daarin genoemde termijn van zes maanden op artikel 3:169 BW. Zolang de verdeling van de woning niet heeft plaatsgevonden, blijft de mede-eigendom immers bestaan en zijn beide partijen in beginsel voor gelijke delen gerechtigd tot het genot en gebruik van de woning.
De rechtbank zal bij de beoordeling van het verzoek onderscheid maken in de gebruikslasten en de eigenaarslasten.
Met betrekking tot de gebruikslasten van de woning is de rechtbank van oordeel dat deze dienen te worden voldaan door degene die het gebruik van de woning heeft, in casu de man.
De vraag die voorts moet worden beantwoord is of de redelijkheid in dit geval met zich meebrengt dat de vrouw die niet het gebruik van de woning heeft, op die grond van de man een vergoeding kan verzoeken van de eigenaarslasten van de woning.
Gelet op de in de woning aanwezige (aanzienlijke) onderwaarde dient, naar het oordeel van de rechtbank, deze vraag afwijzend te worden beantwoord.
2.8
Met betrekking tot de boetevrije aflossing op de hypothecaire geldlening
De vrouw heeft verzocht haar machtiging te verlenen om een bedrag van € 65.000,-- of een door de rechtbank te bepalen bedrag, van de verkoopopbrengst van de effectenportefeuille bij de Binckbank boetevrij af te lossen op de hypothecaire geldlening van partijen bij de Rabobank.
Zoals hiervoor onder overweging 2.5.4. overwogen is de verkoopopbrengst van de effectenportefeuille gestort op een op naam van beide partijen gestelde bankrekening is. De opbrengst is derhalve reeds bij de verdeling van de gemeenschap betrokken. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen.
2.9
Met betrekking tot de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling d.d. 22 april 2016 heeft de vrouw gesteld dat het verzoek tot vaststelling van partneralimentatie een voorwaardelijk karakter heeft, namelijk voor het geval de rechtbank mocht oordelen dat de erfenis van haar peetoom en de schenkingen van haar vader tot de huwelijksgemeenschap behoren. Hoewel de rechtbank ten aanzien van de schenkingen anders heeft geoordeeld dan ten aanzien van de erfenis, ziet de rechtbank, alles overziende en in het bijzonder gelet op het verhandelde ter gelegenheid van voormelde mondelinge behandeling, aanleiding dit verzoek verder onbesproken te laten.
2.1
Met betrekking tot de kosten van de procedure
Gelet op de aard van de procedure zullen de kosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart voor recht dat de erfenis die de vrouw van haar peetoom heeft ontvangen tot het privévermogen van de vrouw behoort en derhalve buiten de huwelijksgemeenschap valt;
verklaart voor recht dat de op naam van de vrouw staande bankrekeningen en beleggingsportefeuille en de saldi daarop behoren tot het privévermogen van de vrouw en derhalve buiten de huwelijksgemeenschap vallen;
verklaart voor recht dat hetgeen de vrouw uit de nalatenschap van haar moeder heeft ontvangen en nog zal ontvangen behoort tot het privévermogen van de vrouw en derhalve buiten de huwelijksgemeenschap valt;
verklaart voor recht dat de Volkswagen type Fox behoort tot het privévermogen van de vrouw en derhalve buiten de huwelijksgemeenschap valt;
veroordeelt partijen als deelgenoten van de gemeenschap om als vergoedingsrecht aan de vrouw te betalen een bedrag van € 45.217,--';
stelt vast dat partijen de inboedelzaken, inclusief de zaken in de garage, de schuur en het tuinhuisje in onderling overleg zullen verdelen;
gelast de wijze van verdeling van de personenauto Merk BMW in die zin dat de personenauto aan de man wordt toebedeeld onder verrekening van een waarde van
€ 7.000,--;
gelast de wijze van verdeling van de op naam van partijen gestelde bankrekeningen bij de Rabobank en de ABNAmrobank in die zin dat deze worden opgeheven en het onder verrekening van het aan de vrouw toekomende vergoedingsrecht ad € 45.217,--, resterende saldo dient bij helfte tussen partijen te worden verdeeld;
gelast de wijze van verdeling van de kapitaalverzekering bij Interpolis in die zin dat deze onder verrekening van de waarde van € 5.528,11 aan de man wordt toebedeeld;
gelast de verkoop van de woning staande en gelegen aan de [adres] middels een gezamenlijk door partijen verleende verkoopopdracht aan een makelaar in onroerend goed;
bepaalt dat indien partijen niet binnen vier weken na heden gezamenlijke een makelaar daartoe opdracht geven, de woning door makelaar M. Zeeven te Groningen, dient te worden verkocht, waarbij ieder van partijen bevoegd is de makelaar daartoe opdracht te geven;
bepaalt dat partijen in overleg met de makelaar de vraagprijs te bepalen, met dien verstande dat indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening er in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar de woning te koop dient aan te bieden tegen een marktconforme vraagprijs;
bepaalt dat partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst dienen aan te gaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen de best mogelijke prijs is, waarbij in het geval partijen het niet eens kunnen worden de makelaar dit zal bepalen;
bepaalt dat beide partijen aan de verkoop en daarop volgende overdracht dienen mee te werken;
partijen dienen ieder de helft van de kosten ter zake de verkoop en levering van de woning te dragen;
de verkoopopbrengst dient na aflossing van de hypothecaire geldlening gelijkelijk tussen partijen te worden verdeeld, dan wel partijen dienen ieder de restschuld als eigen schuld te dragen en te betalen;
bepaalt dat aan de man het gebruik van de voormalige echtelijke woning toekomt;
bepaalt dat de man gehouden is om de gebruikslasten van de woning te voldoen vanaf 9 maart 2016 tot het moment dat de woning is verkocht en geleverd;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. Claus en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2016 in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verbeek, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat. worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: mmv