ECLI:NL:RBNNE:2016:4992

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2016
Publicatiedatum
14 november 2016
Zaaknummer
18/113473-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een stiefmoeder voor meermalen mishandelen van haar stiefkinderen

Op 14 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een stiefmoeder, die beschuldigd werd van meermalen mishandeling van haar stiefkinderen. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank in Groningen, onder parketnummer 18/113473-15. De verdachte, geboren in 1980, werd bijgestaan door haar advocaat, mr. G.J.P.C.G. Verheijen, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. D. Roggen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 3 mei 2010 tot en met 12 juli 2012 haar stiefkinderen meermalen heeft mishandeld, wat resulteerde in letsel en pijn voor de slachtoffers. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, proces-verbaal van aangifte en medische rapporten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, elk ter hoogte van € 1.500,- voor immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die in een kwetsbare positie verkeerden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/113472-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 november 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte 1] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
31 oktober 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.C.G. Verheijen, advocaat te Nijmegen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 3 mei 2010 tot en met 12 juli 2012, te
[pleegplaats] althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1]
(geboren op [datum] ), zijnde een kind dat zij verzorgt of opvoedt als
behorend tot haar gezin,
- ( meermalen) tegen het hoofd, en/of tegen het lichaam, heeft gestompt en/of
geslagen en/of
- ( meermalen) tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt,
waardoor [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode 3 mei 2010 tot en met 26 november 2014, te
[pleegplaats] en/of te [pleegplaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
[slachtoffer 2] (geboren [datum] ), zijnde een kind dat zij verzorgt of opvoedt
als behorend tot haar gezin en/of [slachtoffer 3] (geboren [datum] ),
zijnde een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin,
heeft mishandeld door
- ( meermalen) te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of tegen het
lichaam van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of
- ( meermalen) te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]
en/of
- ( meermalen) [slachtoffer 3] (hard) bij zijn oor vast te pakken en/of
(vervolgens) aan het oor te trekken en/of te draaien
en/of
- ( meermalen) [slachtoffer 2] bij zijn keel (vast) te pakken en/of (vervolgens) die
[slachtoffer 2] op te tillen
en/of
- ( meermalen) [slachtoffer 2] (hard) te knijpen in zijn rug, zijn arm(en) en/of zijn
lichaam
ten gevolge waarvan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] (telkens) letsel heeft/hebben
bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen, zij het dat de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar partner/medeverdachte niet kan worden bewezen zodat van het medeplegen moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van de aangifte, de verklaringen van de broers van aangeefster en [getuige 1] alsmede het proces-verbaal van bevindingen over het letsel van [slachtoffer 1] , de mishandeling van [slachtoffer 1] kan worden bewezen.
De onder 2 ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] kunnen worden bewezen op grond van de aangiftes, de ondersteunende verklaringen van de andere slachtoffers en het geconstateerde letsel, waarvan is vastgesteld dat dit past bij de handelingen die in de aangifte worden genoemd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat zij deze feiten heeft begaan. De verklaringen van de kinderen zijn ongeloofwaardig en dienen uitgesloten te worden van het bewijs. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de kinderen onder meer kunnen worden weerlegd door documenten die door de (jeugd)hulpverlening zijn opgesteld. Haar cliënten vermoeden dat de kinderen gedreven zijn door de wens om bij hun moeder te wonen.
Het oordeel van de rechtbank
ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Uit het dossier blijkt dat het gezin van (mede)verdachte lange tijd contact heeft gehad met hulpverleningsinstanties. Door de raadsvrouw zijn documenten (of geselecteerde gedeelten daaruit) overgelegd die in dit kader zijn opgemaakt. Die documenten kunnen voeding geven aan de stellingen dat de kinderen gedragsproblemen hadden, dat zij óók problemen ervoeren in het contact met hun biologische moeder en dat zij niet louter negatieve gevoelens over verdachte en medeverdachte hebben gehad.
Dit alles rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank echter niet de conclusie dat de verklaringen van de kinderen onbetrouwbaar zijn.
De rechtbank neemt in aanmerking dat reeds in het verslag van BJZ Noord-Holland d.d. 10 december 2009 wordt benoemd dat alle kinderen aan de gezinsvoogd hebben gemeld mishandeld te worden in het gezin van hun vader en verdachte [1] .
De rechtbank hecht voorts veel waarde aan de omstandigheid dat de verklaringen van de kinderen elkaar op essentiële punten ondersteunen en dat die verklaringen bovendien ondersteund worden door beschrijvingen van het letsel en verklaringen over het letsel.
Wat betreft de suggestie van de verdediging dat er sprake zou zijn van een doelgerichte ‘samenzwering’ tussen de kinderen vindt de rechtbank een contra-indicatie in het feit dat [slachtoffer 1] in haar aangifte te kennen heeft gegeven niet bij haar moeder te willen wonen en bovendien niet te willen dat haar broertjes zouden worden benaderd voor een getuigenverklaring [2] . Daar komt bij dat [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zijn beweegreden om met de politie te praten is, dat hij wil dat het geweld stopt. Hij is bang dat er anders ernstige gewonden gaan vallen [3] .
Opvallend is in dit verband ook dat alle drie de kinderen verklaren over geweld door medeverdachte in de richting van verdachte, die daarmee zelf dus ook slachtoffer zou zijn [4] . Naar het oordeel van de rechtbank vallen deze uitlatingen niet goed te rijmen met het door de verdediging gesuggereerde doel van de kinderen om het gezin van verdachte en medeverdachte zwart te maken om aldus bij hun moeder te kunnen gaan wonen.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van de kinderen betrouwbaar zijn en zal deze verklaringen derhalve niet uitsluiten van het bewijs.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde mishandelingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen.
Er is onvoldoende bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar partner/medeverdachte bij de uitvoering van de ten laste gelegde feiten zodat verdachte van het ten laste gelegde medeplegen wordt vrijgesproken.
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van de politie Noord-Nederland d.d. 31 mei 2013, opgenomen op pagina 46 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2014160728 d.d. 30 december 2014, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Van mijn elfde tot mijn veertiende jaar heb ik bij mijn vader en mijn stiefmoeder [verdachte 1] gewoond.
De heftigste mishandeling heeft plaatsgevonden twee dagen voordat ik ben weggelopen. Dat zal ergens in juli 2012 zijn geweest. Toen ik thuis kwam was mijn vader woest en heeft mij toen geslagen. Later zijn mijn vader en stiefmoeder samen naar mijn kamer gekomen en hebben ze mij samen geslagen. Ik heb een kussen voor mijn hoofd gedaan en met mijn armen de klappen proberen af te weren. Ik had hierdoor ook een bloedlip. Ik had toen erg veel pijn en ben toen van huis weggelopen. De politie van Steenwijkerland, [verbalisant] , heeft hier destijds foto’s van gekregen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van de politie Noord-Nederland d.d. 4 december 2014, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat [slachtoffer 1] tegen mij zei dat zij al ongeveer twee jaar met enige regelmaat (mogelijk stelselmatig) door haar vader en stiefmoeder mishandeld zou worden.
Ik zag dat [slachtoffer 1] mij blauwe plekken liet zien op haar rechterbovenbeen. Ik zag dat de blauwe plekken aan de voorzijde van haar been (boven haar knie) en op de zijkant van haar been/dijbeen. Ik zag verder dat [slachtoffer 1] mij een blauwe plek op de binnenkant van haar rechter elleboog/onderarm liet zien. Ik zag verder dat [slachtoffer 1] een blauwe plek aan de rechterzijde van haar gezicht, net wat voor haar oor. Ik heb van alle blauwe plekken foto’s gemaakt welke bij dit proces-verbaal worden gevoegd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 1 december 2014, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] , zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1] liet mij her en der over haar lichaam blauwe plekken zien. Ik weet nu niet meer onder welke omstandigheden het was gebeurd, maar wel dat ze waren veroorzaakt door haar vader en/of stiefmoeder.
O: Ik toonde aan de getuige de foto's welke ik bij de aangifte van [slachtoffer 1] had ontvangen.
V: Herkent u het meisje op de foto?
A: Ja dat is [slachtoffer 1] . Ik had bij mij thuis die blauwe plekken ook al gezien. [slachtoffer 1] heeft in die tijd wel verteld hoe ze aan die blauwe plekken is gekomen. Ik weet nu niet meer onder welke omstandigheid. Het had in elk geval wel met geweld te maken gepleegd door haar vader en/of stiefmoeder ten aanzien van haar.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
A: Ik had toen een koekje gepakt, dat niet mocht. Toen zei [verdachte 1] : Dikke lul, je hebt het helemaal niet gevraagd. Dan gaat ze weer knijpen. Dit komt allemaal van het knijpen van haar.
O: Laat zijn linkerhand zien waar plekjes op te zien zijn. Beeldt de knijpbeweging uit, laat zien dat ze een heel klein velletje pakt waardoor het vel scheurt.
V: Slaat en schopt [verdachte 1] jou ook?
A: [verdachte 1] schopt en slaat vaker als dat ze knijpt. Het slaan en schoppen gebeurt echt heel vaak. Laat zijn rug zien waar knijpplekken op zitten. Laat nog meer plekken op zijn rechterarm zien van het knijpen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] , zakelijk weergegeven:
V: Je kwam bij je vader wonen. Hoe ging dat?
A: Toen was [verdachte 1] er al. Later zijn we in [plaats] gaan wonen.
Mijn stiefmoeder is uit zichzelf agressief en altijd kwaad.
Ik heb wel eens een blauw oor gehad. Dan trekt mijn stiefmoeder heel hard aan mijn oor en draait ze eraan.
Dan zie ik weer dat [slachtoffer 2] een klap voor zijn kop krijgt. Dat is dan met de vlakke hand op de zijkant van zijn hoofd. Dit doen mijn vader en mijn stiefmoeder allebei.
Een keer bij de hondenclub trok mijn stiefmoeder ons uit de auto en gaf mij eerst een klap en daarna mijn broertje.
Ik heb ook wel eens gezien dat mijn stiefmoeder [slachtoffer 2] bij zijn keel pakt en optilt als ze kwaad is.
zat een keer met een aansteker te spelen en toen zat er een schroeiplek in het tapijt. Toen begonnen mijn vader en stiefmoeder te slaan omdat het niet bekend was wie het had gedaan.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 26 november 2014, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] , zakelijk weergegeven:
Ook vertelde [slachtoffer 3] mij dat ze regelmatig geschopt worden door hun stiefmoeder [verdachte 1] . [slachtoffer 3] vertelde dat ze eerst klompen aantrok waarna ze schopte.
7. Een geneeskundige verklaring, op 19 januari 2015 opgemaakt en ondertekend door T.H. Tan, forensisch arts voor zover inhoudende, als zijn verklaring, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] heeft verspreid over verschillende delen van zijn lichaam onderhuidse bloeduitstortingen. Deze bloeduitstortingen kunnen zijn ontstaan door inwerking van stomp, botsend, uitwendig geweld, zoals bijvoorbeeld door stoten, vallen, maar ook door stompen, slaan of schoppen.
De letsels die door [slachtoffer 2] zijn aangegeven zijn niet recent. Het geconstateerde letsel kan passen bij de door slachtoffer aangeven toedracht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 3 mei 2010 tot en met 12 juli 2012 te Noordwolde opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (geboren op [datum] ), zijnde een kind dat zij verzorgt als
behorend tot haar gezin, meermalen tegen het hoofd en tegen het lichaam, heeft geslagen waardoor [slachtoffer 1] telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
zij in de periode 3 mei 2010 tot en met 26 november 2014,te [pleegplaats] [slachtoffer 2] (geboren [datum] ), zijnde een kind dat zij verzorgt als behorend tot haar gezin en
[slachtoffer 3] (geboren [datum] ), zijnde een kind dat zij verzorgt als behorend tot haar gezin, heeft mishandeld door
- ( meermalen) te slaan tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- ( meermalen) te schoppen en te trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- ( meermalen) [slachtoffer 3] (hard) bij zijn oor vast te pakken en vervolgens aan het oor te trekken en te draaien en
- ( meermalen) [slachtoffer 2] bij zijn keel te pakken en vervolgens die [slachtoffer 2] op te tillen en
- ( meermalen) [slachtoffer 2] (hard) te knijpen in zijn rug, zijn armen en zijn lichaam
ten gevolge waarvan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] telkens letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1 mishandeling, begaan tegen een kind dat zij verzorgt als behorend tot haar gezin, meermalen gepleegd

2 mishandeling, begaan tegen kinderen die zij verzorgt als behorend tot haar gezin, meermalen gepleegd

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt - gepleit om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportage, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een taakstraf en daarnaast een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft de dochter van haar partner gedurende een periode van ruim twee jaren en de twee zoons van haar partner gedurende een periode van vier jaren meermalen mishandeld waarbij is geslagen tegen het hoofd en lichaam, met kracht bij de keel is gepakt en vervolgens opgetild, bij het oor gepakt en daarna aan dat oor gedraaid en regelmatig geknepen. Verdachte heeft hiermee voor deze kinderen een zeer bedreigende en onveilige situatie geschapen waarmee zij inbreuk heeft gemaakt op hun lichamelijke integriteit, terwijl kinderen juist zouden moeten kunnen rekenen op liefde, bescherming en geborgenheid. Daarnaast hebben de kinderen door het handelen van verdachte pijn en letsel bekomen. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat zij zich in geen enkel opzicht rekenschap heeft gegeven van de kwetsbare, afhankelijke positie van de kinderen. Het handelen van verdachte heeft voor grote angst en onrust gezorgd bij de stiefkinderen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten vaak nog langere tijd grote hinder blijven ondervinden van de psychische gevolgen van huiselijk geweld.
Gelet op aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank het noodzakelijk dat naast een onvoorwaardelijke taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte wordt opgelegd teneinde haar ervan te weerhouden dat zij zich opnieuw schuldig maakt aan een vergelijkbaar strafbaar feit en omdat zij nog de zorg heeft voor haar eigen minderjarige kind. Uit de rapportages van de reclassering van 12 november 2015 en 23 september 2016 blijkt dat er geen aanknopingspunten worden gevonden voor reclasseringstoezicht alsmede voor gedragsinterventies aangezien hulp in vrijwillig kader is opgestart. Gelet hierop acht de rechtbank het wel noodzakelijk dat aan het voorwaardelijk gedeelte een proeftijd van drie jaar wordt verbonden.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 oktober 2016 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, en ondanks het tijdsverloop tussen binnenkomst dossier en behandeling ter terechtzitting de eis van de officier van justitie passend en geboden is.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] (feit 2) hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hun geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. Zij hebben alle drie een vordering ingediend voor vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vorderingen van de benadeelde partij primair afgewezen dienen te worden en subsidiair niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard aangezien deze onvoldoende zijn onderbouwd en in het geheel niet vaststaat in hoeverre de gestelde schade voor zover deze er al is, is veroorzaakt door het handelen van verdachte. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw gepleit voor matiging van de vorderingen rekening houdend met het verleden van de kinderen en het leed dat verdachte is toegebracht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade bij de vorderingen voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voor vergoeding van immateriële schade (elk ter hoogte van € 1.500,-) derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade. Tevens zal de rechtbank bepalen dat indien de schadevergoeding door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is betaald verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 zal worden toegepast.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
t.a.v. feit 1
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2010, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
t.a.v. feit 2
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2010, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen
.
Wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2010, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.V. Nolta, voorzitter, M.J. Oostveen en A. Jongsma, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2016.

Voetnoten

1.Zie p. 43.
2.Zie p. 48.
3.Zie p. 64.
4.Zie pp. 47, 70 en 83.