ECLI:NL:RBNNE:2016:4991

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2016
Publicatiedatum
14 november 2016
Zaaknummer
18/113472-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor meermalen mishandelen van zijn drie kinderen

Op 14 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van meermalen mishandeling van zijn drie kinderen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2016. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. G.J.P.C.G. Verheijen, werd geconfronteerd met ernstige beschuldigingen van mishandeling, waaronder het slaan, schoppen en vastpakken van zijn kinderen. De tenlastelegging omvatte meerdere incidenten die zich over een periode van enkele jaren hebben voorgedaan, waarbij de kinderen herhaaldelijk letsel hebben opgelopen en pijn hebben ervaren.

De rechtbank heeft de verklaringen van de kinderen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen ongeloofwaardig waren. De rechtbank vond voldoende bewijs in de aangiften en getuigenverklaringen, evenals in de medische rapportages die de mishandeling bevestigden. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de mishandelingen.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, zijn kinderen, voor de immateriële schade die zij hadden geleden door de mishandelingen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact die deze op de kinderen hadden gehad, en dat de verdachte zich niet had gerealiseerd hoe kwetsbaar zijn kinderen waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/113473-15

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

14 november 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
31 oktober 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.C.G. Verheijen, advocaat te Nijmegen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 mei 2010 tot en met 12 juli 2012, te
[pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, (meermalen) opzettelijk [slachtoffer 1] ,
(geboren [datum] ), zijnde zijn kind, heeft mishandeld door
- ( meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer 1]
te stompen en/of te slaan
en/of
- ( meermalen) tegen het lichaam van [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen
en/of
- ( meermalen) [slachtoffer 1] bij de keel/hals en/of in de kraag vast te pakken
en/of (vervolgens) [slachtoffer 1] op te tillen en/of omhoog te trekken
ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 mei 2010 tot en met 26 november 2014 te
[pleegplaats] , althans in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]
), zijnde zijn, verdachtes kind, opzettelijk van het leven te beroven, dan
wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met zijn voet op de keel/hals en/of de buik van [slachtoffer 2] is gaan staan
en/of (met kracht) op/tegen de keel/hals en/of de buik van [slachtoffer 2] heeft
geschopt/getrapt en/of gestampt en/of
- ( meermalen) [slachtoffer 2] (met kracht) bij zijn keel/hals heeft vastgepakt en/of
(vervolgens) (daarbij) een draaiende beweging heeft gemaakt en/of de keel van
[slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 3 mei 2010 tot en met 26 november 2014 te
[pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, [slachtoffer 2] (geboren [datum] ) zijnde
zijn, verdachtes, kind (meermalen) opzettelijk heeft mishandeld door
- met zijn voet op de keel/hals en/of de buik van [slachtoffer 2] te gaan staan
en/of (met zijn voet) op de keel/hals en/of de buik van die [slachtoffer 2] te
duwen en/of (met kracht) op/tegen de hals/keel en/of in/op/tegen de buik van
[slachtoffer 2] te trappen en/of te schoppen en/of te stampen
en/of
- ( meermalen) op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] te
slaan en/of te stompen
en/of
(meermalen) op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] te trappen en/of te schoppen
en/of
- ( meermalen) die [slachtoffer 2] over de grond en/of door de (doorn)struiken te
sleuren en/of te trekken
en/of
- ( meermalen) [slachtoffer 2] (met kracht) bij zijn keel/hals vast te pakken en/of
(vervolgens) (daarbij) een draaiende beweging heeft te maken en/of de keel van
die [slachtoffer 2] dicht te knijpen en/of
- ( meermalen) (met kracht) het hoofd van [slachtoffer 2] in een bord eten te duwen,
ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 26 januari 2014
te [pleegplaats] , althans in Nederland, opzettelijk
[slachtoffer 2] (geboren [datum] ), zijnde zijn, verdachtes kind, heeft
mishandeld door met zijn voet op de keel/hals en/of de buik van [slachtoffer 2] te
gaan staan en/of (met kracht) op/tegen de keel/hals en/of de buik van [slachtoffer 2]
te schoppen en/of te trappen
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode 3 mei 2010 tot en met 26 november 2014, te
[pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen (meermalen) opzettelijk zijn kind, [slachtoffer 3]
(geboren [datum] ), heeft mishandeld door
- ( meermalen) tegen het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer 3] te slaan en/of
te stompen
en/of
- ( meermalen), terwijl hij, verdachte, klompen draagt, tegen het lichaam van
[slachtoffer 3] te schoppen en/of te trappen
tengevolge waarvan [slachtoffer 3] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrechten/of
- ( meermalen) [slachtoffer 2] bij zijn keel (vast) te pakken en/of (vervolgens) die
[slachtoffer 2] op te tillen
en/of
- ( meermalen) [slachtoffer 2] (hard) te knijpen in zijn rug, zijn arm(en) en/of zijn
lichaam
ten gevolge waarvan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] (telkens) letsel heeft/hebben
bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2 primair (na en/of) en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen en dat verdachte van de onder 2 primair ten laste gelegde poging doodslag dan wel poging tot zware mishandeling dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat er geen nauwe bewuste samenwerking kan worden bewezen, waardoor er geen sprake is van medeplegen.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van de aangifte, de verklaringen van de broers van aangeefster en [getuige 1] alsmede het proces-verbaal van bevindingen over het letsel van [slachtoffer 1] de stelselmatige mishandeling van [slachtoffer 1] kan worden bewezen.
De officier van justitie acht de onder 2 primair ten laste gelegde poging doodslag dan wel poging tot zware mishandeling niet bewezen aangezien er met betrekking tot de beschreven handelingen van verdachte (een voet op de keel van [slachtoffer 2] en daarna op de buik) onvoldoende informatie in het dossier zit over de duur en de kracht van deze handelingen.
Er is echter wel voldoende bewijs in het dossier voor het primair ten laste gelegde meermalen mishandelen van [slachtoffer 2] . De onder 3 ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 3] kunnen worden bewezen op grond van de aangifte, de ondersteunende verklaringen van de andere slachtoffers en het geconstateerde letsel waarvan is vastgesteld dat dit past bij de handelingen die in de aangifte worden genoemd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij deze feiten heeft begaan. De verklaringen van de kinderen zijn ongeloofwaardig en dienen uitgesloten te worden van het bewijs. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de kinderen onder meer kunnen worden weerlegd door documenten die door de (jeugd)hulpverlening zijn opgesteld. Haar cliënten vermoeden dat de kinderen gedreven zijn door de wens om bij hun moeder te wonen.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat het gezin van (mede)verdachte lange tijd contact heeft gehad met hulpverleningsinstanties. Door de raadsvrouw zijn documenten (of geselecteerde gedeelten daaruit) overgelegd die in dit kader zijn opgemaakt. Die documenten kunnen voeding geven aan de stellingen dat de kinderen gedragsproblemen hadden, dat zij óók problemen ervoeren in het contact met hun biologische moeder en dat zij niet louter negatieve gevoelens over verdachte en medeverdachte hebben gehad.
Dit alles rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank echter niet de conclusie dat de verklaringen van de kinderen onbetrouwbaar zijn.
De rechtbank neemt in aanmerking dat reeds in het verslag van BJZ Noord-Holland d.d. 10 december 2009 wordt benoemd dat alle kinderen aan de gezinsvoogd hebben gemeld mishandeld te worden in het gezin van verdachte en hun stiefmoeder, medeverdachte [1] .
De rechtbank hecht voorts veel waarde aan de omstandigheid dat de verklaringen van de kinderen elkaar op essentiële punten ondersteunen en dat die verklaringen bovendien ondersteund worden door beschrijvingen van het letsel en verklaringen over het letsel.
Wat betreft de suggestie van de verdediging dat er sprake zou zijn van een doelgerichte ‘samenzwering’ tussen de kinderen vindt de rechtbank een contra-indicatie in het feit dat [slachtoffer 1] in haar aangifte te kennen heeft gegeven niet bij haar moeder te willen wonen en bovendien niet te willen dat haar broertjes zouden worden benaderd voor een getuigenverklaring [2] . Daar komt bij dat [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zijn beweegreden om met de politie te praten is, dat hij wil dat het geweld stopt. Hij is bang dat er anders ernstige gewonden gaan vallen [3] .
Opvallend is in dit verband ook dat alle drie de kinderen verklaren over geweld door verdachte in de richting van medeverdachte, die daarmee zelf dus ook slachtoffer zou zijn [4] . Naar het oordeel van de rechtbank vallen deze uitlatingen niet goed te rijmen met het door de verdediging gesuggereerde doel van de kinderen om het gezin van verdachte en medeverdachte zwart te maken om aldus bij hun moeder te kunnen gaan wonen.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van de kinderen betrouwbaar zijn en zal deze verklaringen derhalve niet uitsluiten van het bewijs.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde mishandelingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is met betrekking tot de kracht en de duur van de door verdachte verrichte handelingen met als gevolg dat de potentiële impact van het geweld niet in voldoende mate kan worden vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn partner/medeverdachte bij de uitvoering van de ten gelegde feiten zodat verdachte ook van het ten laste gelegde medeplegen wordt vrijgesproken.
ten aanzien van het onder 1, en 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn partner/medeverdachte bij de uitvoering van de ten gelegde feiten zodat verdachte van het ten laste gelegde medeplegen wordt vrijgesproken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe ten aanzien van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van de politie Noord-Nederland d.d. 31 mei 2013, opgenomen op pagina 46 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2014160728 d.d. 30 december 2014, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Tussen 1 juli 2004 en 16 juli 2012 heeft mijn vader, [verdachte] , zowel mij als mijn broertjes regelmatig mishandeld. Van mijn elfde tot mijn veertiende jaar heb ik bij mijn vader en mijn stiefmoeder [medeverdachte] gewoond.
Mijn vader werd snel boos en gebruikte dan regelmatig agressie. Hij sloeg ons. Hij was altijd zeer onvoorspelbaar in zijn gedrag. Ik denk dat mijn vader gemiddeld ongeveer één keer per twee weken een agressie uitbarsting heeft. Hij wordt dan ineens boos, zo vanuit het niets om hele kleine dingen. Het is dan maar net wie er in zijn buurt is. Deze persoon krijgt dan één of meerdere klappen. Ik ben ook meerdere keren mishandeld door mijn vader. Ik zal een paar voorbeelden noemen.
Ik was een keer te laat thuis. Mijn vader was daar heel erg boos over, ik heb toen mijn excuses aangeboden maar mijn vader sloeg mij toen heel hard in mijn gezicht. Het deed mij pijn.
Een andere keer sloeg mijn vader mij met zijn vuist op mijn hoofd. Ik had een blauwe handafdruk van mijn vader in mijn been staan.
De heftigste mishandeling heeft plaatsgevonden twee dagen voordat ik ben weggelopen. Dat zal ergens in juli 2012 zijn geweest. Toen ik thuis kwam was mijn vader woest en heeft mij toen geslagen. Later zijn mijn vader en stiefmoeder samen naar mijn kamer gekomen en hebben ze mij samen geslagen. Ik heb een kussen voor mijn hoofd gedaan en met mijn armen de klappen proberen af te weren. Ik denk dat mijn vader mij toen ongeveer 30 keer geslagen heeft. Hij heeft mij op mijn hoofd, gezicht, armen en benen geslagen. Ik had hierdoor ook een bloedlip. De politie van Steenwijkerland, [verbalisant] , heeft hier destijds foto’s van gekregen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1] is weggelopen omdat pappa toen [slachtoffer 1] heel veel sloeg en dat wou ze niet meer. Ik heb gezien dat pappa [slachtoffer 1] heel vaak sloeg en trapte.
Ik heb vier keer gezien dat pappa [slachtoffer 1] bij haar keel pakte en omhoog tilde. Hij pakt haar ook in haar kraag en tilt haar daaraan omhoog en schopt haar dan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] , zakelijk weergegeven:
Ik ben blij dat er eindelijk ingegrepen is. Vind het wel eng. Sinds een paar jaar dronk mijn vader veel drank en werd steeds agressiever. Toen mijn zus nog thuis woonde was hij altijd kwaad op haar. Ik heb wel eens gezien dat [slachtoffer 1] geslagen en geschopt werd door mijn vader.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van de politie Noord-Nederland d.d. 4 december 2014, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat [slachtoffer 1] tegen mij zei dat zij al ongeveer twee jaar met enige regelmaat (mogelijk stelselmatig) door haar vader en stiefmoeder mishandeld zou worden.
Ik zag dat [slachtoffer 1] mij blauwe plekken liet zien op haar rechterbovenbeen. Ik zag dat de blauwe plekken aan de voorzijde van haar been (boven haar knie) en op de zijkant van haar been/dijbeen. Ik zag verder dat [slachtoffer 1] mij een blauwe plek op de binnenkant van haar rechter elleboog/onderarm liet zien. Ik zag verder dat [slachtoffer 1] een blauwe plek aan de rechterzijde van haar gezicht, net wat voor haar oor. Ik heb van alle blauwe plekken foto’s gemaakt welke bij dit proces-verbaal worden gevoegd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 1 december 2014, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] , zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1] vertelde dat ze door haar vader werd geslagen en geschopt. Ze liet mij her en der over haar lichaam blauwe plekken zien.
O: Ik toonde aan de getuige de foto's welke ik bij de aangifte van [slachtoffer 1] had ontvangen.
V: Herkent u het meisje op de foto?
A: Ja dat is [slachtoffer 1] . Ik had bij mij thuis die blauwe plekken ook al gezien. [slachtoffer 1] heeft in die tijd wel verteld hoe ze aan die blauwe plekken is gekomen. Ik weet nu niet meer onder welke omstandigheid. Het had in elk geval wel met geweld te maken gepleegd door haar vader en/of stiefmoeder ten aanzien van haar.
ten aanzien van het onder 2 primair (na en/of) ten laste gelegde
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Toen werd ik onderuitgehaald, eerst op mijn keel met zijn voet en daarna op mijn buik. Hij flipte gewoon helemaal. Hij trapte me met zijn voet. Hij trapte tegen mijn linker scheenbeen, daar heb ik nu nog afdrukken van. Daardoor kwam ik ten val. Daarna zette hij dus zijn voet op mijn keel en daarna op mijn buik. Ik kreeg eerst geen adem maar gelukkig haalde hij zijn voet van mijn keel maar daarna knoeterhard in mijn buik. Ik probeerde zijn voet eraf te halen maar dat lukte niet. Dan gaat hij me weer op mijn hoofd timmeren alsof ik een bouwpakket ben ofzo. Hij sloeg mij een stuk of 5 a 6 keer. Daarna gaf hij me twee keer een trap onder mijn hol.
V: Wat is bij jou op je kop krijgen? Hoe gaat dat?
A: Dan gaat hij slaan en schoppen.
O: Laat zijn linkerhand zien waar plekjes op te zien zijn.
A: Het slaan en schoppen gebeurd echt heel vaak. Pappa slaat mij het meest.
V: hoe zat dat met bij de keel grijpen?
A: Dat was boven.
A: Ik lag in mijn bed. Hij pakte mij met twee handen bij mijn keel.
A: Dat deed echt heel zeer en ik kreeg geen adem meer.
V: Hoe zit dat met dat jij een blauwe kaak zou hebben gehad?
A: Ik ben wel eens blauw op mijn gezicht. Dan slaat papa met zijn vuist tegen mijn kaak.
A: Dat voelt alsof je kaak helemaal kapot is, er helemaal uit ligt. Dat is wel drie keer gebeurd.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] , zakelijk weergegeven:
Mijn vader trok mijn broertje door de hele kamer heen, veegde hem met zijn kop op de grond en drukte met zijn voet op zijn keel dicht.
Dan zie ik weer dat [slachtoffer 2] een klap voor zijn kop krijgt. Dat is dan met de vlakke hand op de zijkant van zijn hoofd. Dit doen mijn vader en mijn stiefmoeder allebei. Mijn vader pakte [slachtoffer 2] bij zijn haar, drukte hem met zijn hoofd in het bord waar nog gewoon avondeten in zat. [slachtoffer 2] zijn hele hoofd zat eronder. Toen liep hij om de tafel heen naar [slachtoffer 2] toe. [slachtoffer 2] zat in elkaar gedoken die wist al wat er ging gebeuren. Hij duwde [slachtoffer 2] van de stoel af en gaf hem een paar klappen tegen zijn hoofd. Daarna trapte hij een paar keer tegen [slachtoffer 2] zijn buik. [slachtoffer 2] zit dan in elkaar gedoken en is verdrietig en bang. Toen trok mijn vader hem aan zijn handen omhoog en tilde hem naar de keuken. Daarna veegde hij hem weer op de grond. Mijn vader zette zijn voet op de keel. Ik zag dat [slachtoffer 2] heel erg bang was en naar adem hapte.
[slachtoffer 2] zat een keer met een aansteker te spelen en toen zat er een schroeiplek in het tapijt. Toen begonnen mijn vader en stiefmoeder te slaan omdat het niet bekend was wie het had gedaan. Daarop begon mijn vader [slachtoffer 2] te slaan en te schoppen. Hij schopte [slachtoffer 2] tegen zijn benen en tegen zijn buik. [slachtoffer 2] heeft eens een blauwe kaak gehad. Ik weet niet hoe dit gekomen is. Hij had rechts op zijn kaak allemaal blauwe plekken en had ook blauwe oren.
Dit weekend was het weer raak. [slachtoffer 2] zijn hele been is op stukken blauw en er zit volgens mij een snee op zijn scheenbeen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van de politie Noord-Nederland, d.d. 31 mei 2013, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Tussen 1 juli 2004 en 16 juli 2012 heeft mijn vader, [verdachte] , zowel mij als mijn broertjes regelmatig mishandeld. Ik heb meerdere keren gezien dat hij mijn broertjes geslagen heeft.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 26 november 2014, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] , zakelijk weergegeven:
Ik zag toen dat [slachtoffer 2] helemaal blauw was vanaf zijn oor tot aan zijn kaak. Ik zag dat dit zo erg was dat er zelfs een handafdruk op zijn gezicht waarneembaar was. Ik hoorde van [slachtoffer 3] dat hij vertelde dat dit kwam omdat zijn vader [slachtoffer 2] geslagen had.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van de politie Noord-Nederland d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] toonde mij zijn linker scheenbeen. Ik zag dat halverwege zijn linker scheenbeen hersteld letsel zat. Ik zag littekens en dat de huid roodachtig gekleurd was. Het betrof een plek met een doorsnee van ongeveer 8 centimeter.
toonde mij ook zijn buik. Ik zag dat hier een dun litteken, dwars over zijn buik zat, met een lengte van meer dan 10 centimeter.
gaf aan dat het letsel aan zijn been en buik het gevolg was van mishandeling door zijn vader.
11. Een geneeskundige verklaring, op 19 januari 2015 opgemaakt en ondertekend door T.H. Tan, forensisch arts voor zover inhoudende, als zijn verklaring, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] heeft verspreid over verschillende delen van zijn lichaam onderhuids bloeduitstortingen. Deze bloeduitstortingen kunnen zijn ontstaan door inwerking van stomp, botsend, uitwendig geweld, zoals bijvoorbeeld door stoten, vallen, maar ook door stompen, slaan of schoppen.
De letsels die door [slachtoffer 2] zijn aangegeven zijn niet recent. Het geconstateerde letsel kan passen bij de door slachtoffer aangeven toedracht.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] , zakelijk weergegeven:
Nadat mijn vader [slachtoffer 2] had getrapt zat ik doodsbenauwd op de stoel. Toen sloeg hij mij ook; op mijn arm en hoofd.
Als hij slaat dan slaat hij met zijn handen, platte hand en vuist. Toen kreeg ik een hele harde tik terug en ik had zijn handafdruk op mijn linkerarm staan.
Ook op mijn kont had ik blauwe plekken omdat mijn vader me veel trapt. Ik kan dan bijna niet meer zitten, dan doet mijn hele kont gewoon zeer. Als mijn vader schopt dan schopt hij met zijn voeten. Meestal heeft hij dan klompen aan.
Mijn vader sloeg mij ongeveer twee keer in de twee weken.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 3] is, toen hij in de eerste zat, heel veel geslagen. Hij krijgt er nu ook geen blauwe plekken meer van.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van de politie Noord-Nederland, d.d. 31 mei 2013, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Tussen 1 juli 2004 en 16 juli 2012 heeft mijn vader, [verdachte] , zowel mij als mijn broertjes regelmatig mishandeld. Ik heb meerdere keren gezien dat hij mijn broertjes geslagen heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in periode van 3 mei 2010 tot en met 12 juli 2012 te Noordwolde meermalen opzettelijk [slachtoffer 1] (geboren [datum] ), zijnde zijn kind, heeft mishandeld door
- ( meermalen) tegen het gezicht en het hoofd en het lichaam van [slachtoffer 1] te slaan en
- ( meermalen) tegen het lichaam van [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen
- ( meermalen) [slachtoffer 1] bij de keel en/of in de kraag vast te pakken en vervolgens op te tillen
ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 26 januari 2014 te Noordwolde opzettelijk
[slachtoffer 2] (geboren [datum] ), zijnde zijn kind, heeft mishandeld door
- met zijn voet op de keel/hals en/of de buik van [slachtoffer 2] te gaan staan en met kracht tegen de keel en de buik van [slachtoffer 2] te trappen en/of te schoppen;
-(meermalen) op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen;
-(meermalen) op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] te trappen en/of schoppen;
-(meermalen) [slachtoffer 2] (met kracht) bij zijn keel/hals vast te pakken en/of de keel van die [slachtoffer 2] dicht te knijpen;
-(meermalen)het hoofd van [slachtoffer 2] in een bord eten te duwen,
ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3.
hij in de periode 3 mei 2010 tot en met 26 november 2014 opzettelijk zijn kind, [slachtoffer 3] (geboren [datum] ), heeft mishandeld door
- ( meermalen) tegen het hoofd en het lichaam van [slachtoffer 3] te slaan en
- ( meermalen), terwijl hij, verdachte, klompen draagt, tegen het lichaam van [slachtoffer 3] te trappen
ten gevolge waarvan [slachtoffer 3] telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1 mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd

2 primair mishandeling, begaan tegen zijn kind meermalen gepleegd

3 mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt - gepleit om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zijn dochter gedurende een periode van ruim twee jaren en zijn twee zoons gedurende een periode van vier jaren meermalen mishandeld waarbij hij heeft geslagen tegen het hoofd en lichaam, heeft getrapt tegen buik en lichaam (terwijl hij daarbij soms klompen droeg) en met kracht bij de keel heeft gepakt. Verdachte heeft hiermee voor zijn kinderen een zeer bedreigende en onveilige situatie geschapen waarin hij inbreuk heeft gemaakt op hun lichamelijk integriteit, terwijl kinderen juist zouden moeten kunnen rekenen op liefde, bescherming en geborgenheid. Daarnaast hebben de kinderen door het handelen van verdachte pijn en letsel bekomen. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij zich in geen enkel opzicht rekenschap heeft gegeven van de kwetsbare, afhankelijke positie van zijn kinderen. Het handelen van verdachte heeft voor grote angst en onrust gezorgd bij zijn kinderen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten vaak nog langere tijd grote hinder blijven ondervinden van de psychische gevolgen van huiselijk geweld.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank het noodzakelijk dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte wordt opgelegd. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op teneinde hem ervan te weerhouden dat hij zich opnieuw schuldig maakt aan een vergelijkbaar strafbaar feit mede gezien het feit dat hij nog de zorg heeft voor een minderjarig kind uit zijn huidige relatie. De reclassering heeft in haar rapport van 16 september 2016 zich onthouden van een advies. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke straf met slechts een algemene voorwaarde voldoende moet zijn om als stok achter de deur te fungeren. De rechtbank acht het wel noodzakelijk dat aan het voorwaardelijk gedeelte een proeftijd van drie jaar wordt verbonden.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 oktober 2016 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het tijdsverloop tussen binnenkomst dossier en behandeling ter terechtzitting een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist passend is.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 2] (feit 2) en [slachtoffer 3] (feit 3) hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd, elk door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hun geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. Zij hebben elk een vordering ingediend voor vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vorderingen van de benadeelde partij primair afgewezen dienen te worden en subsidiair niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard aangezien deze onvoldoende zijn onderbouwd en in het geheel niet vaststaat in hoeverre de gestelde schade voor zover deze er al is, is veroorzaakt door het handelen van verdachte. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw gepleit voor matiging van de vorderingen rekening houdend met het verleden van de kinderen en het leed dat verdachte is toegebracht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade bij de vorderingen voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voor vergoeding van immateriële schade (elk ter hoogte van € 1.500,-) derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade. Tevens zal de rechtbank bepalen dat indien de schadevergoeding door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is betaald verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.

Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
vier maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
t.a.v. feit 1
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2010, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
t.a.v. feit 2
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2010, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
t.a.v. feit 3
Wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2010, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 1.500,- (zegge: één duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.V. Nolta, voorzitter, M.J. Oostveen en A. Jongsma, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2016.

Voetnoten

1.Zie p. 43.
2.Zie p. 48.
3.Zie p. 64.
4.Zie pp. 47, 70 en 83.