ECLI:NL:RBNNE:2016:4959

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
10 november 2016
Zaaknummer
18-18-996506-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van voormalig directeur van Rendo voor ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift

Op 10 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in de zaak tegen de voormalig directeur van het Drentse energiebedrijf Rendo. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden voor ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aannemen van een beloning van 1 miljoen euro van Electrabel in ruil voor zijn medewerking aan de overname van Rendo Energielevering B.V. door Electrabel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als ambtenaar, in strijd met zijn plicht handelde door deze beloning te accepteren, wetende dat deze hem werd aangeboden om hem te bewegen om in zijn functie iets te doen. Daarnaast heeft de verdachte zeven facturen valselijk opgemaakt, die bestemd waren om als bewijs van geleverde diensten te dienen, terwijl er geen legitieme diensten waren verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de facturen heeft opgemaakt met de bedoeling deze als echt en onvervalst te gebruiken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het negatief beïnvloeden van het onderhandelingsproces door prijsinformatie te verstrekken aan Electrabel. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de publieke functie van de verdachte en de gevolgen van zijn handelen voor de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/996506-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 10 november 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25, 26 en 27 oktober 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.L. Edens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 14 februari 2006 tot en met 22 oktober 2007 in de gemeente Groningen en/of Hoogeveen en/of Meppel, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als ambtenaar één of meer gift(en) en/of belofte(s) en/of dienst(en), te weten de belofte van en/of de betaling van een geldbedrag van ongeveer EUR. 1.000.000,00 (excl. BTW), althans enig geldbedrag,
A. heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem,
verdachte, werd(en) gedaan, verleend of aangeboden teneinde hem te bewegen
om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te
laten (lid 1, sub 1); en/of
B. heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem,
verdachte, werd(en) gedaan, verleend of aangeboden ten gevolge of naar
aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn plicht, in
zijn huidige of vroegere bediening was gedaan of nagelaten (lid 1 sub 2); en/of
C. heeft gevraagd teneinde hem, verdachte, te bewegen om in strijd met zijn
plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten (lid 1 sub 3); en/of
D. heeft gevraagd, ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem,
verdachte, in strijd met zijn plicht, in zijn huidige of vroegere bediening
was gedaan of nagelaten (lid 1 sub 4),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) - zakelijk omschreven - een betaling van één miljoen euro exclusief BTW gevraagd aan [medeverdachte] , vertegenwoordiger van Electrabel Nederland N.V., Electrabel Nederland Services B.V., Electrabel Nederland Retail B.V., Electrabel Nederland Sales B.V. en/of Electrabel Nederland Beheermaatschappij B.V. (verder te noemen Electrabel), voor zijn diensten en/of bemiddeling en/of bijstand en/of ondersteuning bij overname van (de aandelen van) Rendo Energielevering B.V. door Electrabel, dan wel de belofte van en/of betaling van één miljoen euro exclusief BTW
aangenomen van en/of gevraagd aan en/of ontvangen van [medeverdachte] en/of Electrabel ten
behoeve van het verkrijgen door Electrabel van (de aandelen van) Rendo Energielevering B.V.,
waarbij verdachte in strijd met zijn plicht prijsinformatie (D-134 & D-010) heeft gegeven aan Electrabel en/of verdachte een tweede potentiële kopende partij buiten de onderhandelingen heeft gehouden en/of de aandeelhouders en/of leden van de Raad van Commissarissen van N.V. Rendo Holding, onvolledig en/of onjuist heeft geïnformeerd en/of advies en/of informatie heeft gegeven aan Electrabel ten behoeve van de aankoopstrategie van Electrabel en/of advies en/of informatie heeft verstrekt aan Electrabel over de verkoopstrategie van Rendo Energielevering B.V./N.V. Rendo Holding,
zulks terwijl hij, verdachte, dit feit heeft begaan in zijn hoedanigheid van bestuurder van de naamloze vennootschap N.V. Rendo Holding, te weten een naamloze vennootschap waarvan alle aandelen in handen waren van gemeenten en/of waarbij de kerntaak van de naamloze vennootschap en/of haar dochtervennootschappen, gelegen was in het uitvoeren van een overheidstaak en/of de bestuurder onder toezicht en controle van de overheid stond;
art 363 lid 1 ahf/sub 2˚ Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 14 februari 2006 tot en met 22 oktober 2007 in de gemeente Groningen en/of Hoogeveen en/of Meppel, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als ambtenaar één of meer gift(en) en/of belofte(s) en/of dienst(en), te weten de belofte van betaling en/of de betaling van een geldbedrag van ongeveer EUR 1.000.000,00 (excl. BTW), althans enig geldbedrag,
A. heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem,
verdachte, werd(en) gedaan, verleend of aangeboden teneinde hem te bewegen
om, zonder hierdoor in strijd met zijn plicht te hebben gehandeld, in zijn
bediening iets te doen of na te laten (lid 1 sub 1); en/of
B. heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem,
verdachte, zijn gedaan, verleend of aangeboden ten gevolge of naar
aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, zonder hierdoor in strijd met
zijn plicht te hebben gehandeld, in zijn huidige of vroegere bediening was
gedaan of nagelaten (lid 1 sub 2); en/of
C. heeft gevraagd teneinde hem, verdachte, te bewegen om, zonder hierdoor in
strijd met zijn plicht te hebben gehandeld, in zijn bediening iets te doen
en/of na te laten (lid 1 sub 3); en/of
D. heeft gevraagd, ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem,
zonder hierdoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn huidige of
vroegere bediening was gedaan of nagelaten (lid 1 sub 4),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) - zakelijk omschreven - een betaling van één miljoen euro exclusief BTW gevraagd aan [medeverdachte] , vertegenwoordiger van Electrabel Nederland N.V., Electrabel Nederland Services B.V., Electrabel Nederland Retail B.V., Electrabel Nederland Sales B.V. en/of Electrabel Nederland Beheermaatschappij B.V. (verder te noemen Electrabel), voor zijn diensten en/of bemiddeling en/of bijstand en/of ondersteuning bij overname van (de aandelen van) Rendo Energieleverering B.V. door Electrabel, dan wel de belofte van en/of de betaling van één miljoen euro exclusief BTW
aangenomen van en/of gevraagd aan en/of ontvangen van [medeverdachte] en/of Electrabel ten behoeve van het verkrijgen door Electrabel van (de aandelen van) Rendo Energielevering B.V.,
waarbij verdachte prijsinformatie (D-134 & D-010) heeft gegeven aan Electrabel en/of verdachte een tweede potentiële kopende partij buiten de onderhandelingen heeft gehouden en/of de aandeelhouders en/of leden van de Raad van Commissarissen van N.V. Rendo Holding onvolledig en/of onjuist heeft geïnformeerd en/of advies en/of informatie heeft gegeven aan Electrabel ten behoeve van de aankoopstrategie van Electrabel en/of advies en/of informatie heeft verstrekt aan Electrabel over de verkoopstrategie van Rendo Energielevering B.V./N.V. Rendo Holding,
zulks terwijl hij, verdachte, dit feit heeft begaan in zijn hoedanigheid van bestuurder van de naamloze vennootschap N.V. Rendo Holding, te weten een naamloze vennootschap waarvan alle aandelen in handen waren van gemeenten en/of waarbij de kerntaak van de naamloze vennootschap en/of haar dochtervennootschappen gelegen was in het uitvoeren van een overheidstaak en/of de bestuurder onder toezicht en controle van de overheid stond;
art 362 lid 1 ahf/sub 1˚ Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 14 februari 2006 tot en met 22 oktober 2007 in de gemeente Groningen en/of Hoogeveen en/of Meppel, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking of optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift en/of belofte en/of dienst heeft aangenomen, te weten de belofte van de betaling en/of de betaling van één miljoen euro exclusief BTW, en dit aannemen en/of vragen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn werkgever of lastgever, immers hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) terwijl hij, verdachte, als bestuurder/directeur bij N.V. Rendo Holding in dienst was, de betaling van één miljoen euro gevraagd aan en/of ontvangen van Electrabel Nederland N.V.,
Electrabel Nederland Services B.V., Electrabel Nederland Retail B.V., Electrabel Nederland Sales B.V. en/of Electrabel Nederland Beheermaatschappij B.V. (verder te noemen Electrabel), ten behoeve van de verkoop van aandelen door de aandeelhouders van Rendo Energielevering B.V. aan Electrabel, terwijl verdachte N.V. Rendo Holding en/of haar Raad van Commissarissen en/of aandeelhouders hierover niet heeft geïnformeerd;
art 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
de [naam organisatie/ verdachte] ., op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 november 2006 tot en met 15 juni 2007 in de gemeente Groningen en/of Hoogeveen en/of Meppel, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zeven facturen (D-251 t/m D-257), althans één of meer van deze zeven facturen, (telkens) zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of heeft/hebben vervalst, met het oogmerk om die factu(u)r(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande de valsheid hierin dat [naam organisatie/ verdachte] op de factu(u)r(en) als omschrijving voor de gefactureerde werkzaamheden heeft opgenomen "Honorarium voor verrichte advieskosten: De specificatie zal u separaat worden toegezonden", terwijl er geen kosten zijn gemaakt althans niet volledig zijn gemaakt en/of geen adviezen zijn gegeven en/of de specificatie(s) niet separaat zijn toegezonden en het bij [naam organisatie/ verdachte] . en/of haar medeverdachte(n) ook niet in de bedoeling lag dit alsnog te doen (D-216) en/of wetende dat er helemaal geen geoorloofde of legitieme prestatie tegenover de gefactureerde bedragen stond; tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
art. 51 Wetboek van Strafrecht,
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 november 2006 tot en met 15 juni 2007 in de gemeente Groningen en/of Hoogeveen en/of Meppel, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zeven facturen (D-251 t/m D-257), althans één of meer van deze zeven facturen, (telkens) zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of heeft/hebben vervalst, met het oogmerk om die factu(u)r(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid hierin dat verdachte op de factu(u)r(en) als omschrijving voor de gefactureerde werkzaamheden heeft opgenomen "Honorarium voor verrichte advieskosten: De specificatie zal u separaat worden
toegezonden", terwijl er geen kosten zijn gemaakt althans niet volledig zijn gemaakt en/of geen adviezen zijn gegeven en/of de specificatie(s) niet separaat zijn toegezonden en het bij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) ook niet in de bedoeling lag dit alsnog te doen (D-216) en/of wetende dat er helemaal geen geoorloofde of legitieme prestatie tegenover de gefactureerde bedragen stond;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 9 december 2011 tot en met 6 januari 2012, in de gemeente Groningen, in elk geval in Nederland, een tweetal brieven -(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of
door een of meer anderen te doen gebruiken, immers hebben/heeft hij, verdachte, (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid in die brieven (bijlagen D-019 en D-021), beide gericht aan de belastingdienst, vermeld en/of doen vermelden –zakelijk weergegeven- dat de hiervoor onder feit 2 omschreven facturen aan de geadresseerde(n) waren uitgemaakt ter zake van de ontwikkeling en levering van een computerprogramma;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 31 januari 2012, althans in de maand januari 2012 in [pleegplaats] althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , althans alleen, een brief gericht aan [medeverdachte] (D-059), zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of heeft/hebben vervalst, met het oogmerk om de brief als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid hierin dat verdachte en/of [medeverdachte] in de brief onder meer heeft/hebben opgenomen de zinsnede "ik kan u bevestigen, dat de betaling van bovenbedoelde diensten van [naam organisatie/ verdachte] bv aan Electrabel Nederland geen verband hielden met de eerdere verkoop van RENDO Energielevering BV aan Electrabel Nederland", terwijl verdachte en/of [medeverdachte] wist(en) dat deze betalingen juist wel daarmee verband
hielden;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 31 januari 2012 in [pleegplaats] althans elders in Nederland, een brief gericht aan [verdachte] (D-059), zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, met het oogmerk om de brief als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid hierin dat [medeverdachte] in de brief onder meer heeft opgenomen de zinsnede "ik kan u bevestigen, dat de betaling van bovenbedoelde diensten van [naam organisatie/ verdachte] aan Electrabel Nederland geen verband hielden met de eerdere verkoop van RENDO Energielevering BV aan Electrabel Nederland", terwijl [medeverdachte] wist dat deze betalingen juist wel daarmee verband hielden,
A. welk bovenomschreven strafbaar feit verdachte, op of omstreeks 30 januari
2012, althans in de periode 31 december 2011 tot en met 31 januari 2012 in
de gemeente Groningen en/of Hoogeveen en/of Meppel, althans elders in
Nederland, door gift(en), belofte(n), misbruik van gezag, geweld,
bedreiging of misleiding, het verschaffen van
gelegenheid/middelen/inlichten, te weten door het aan [medeverdachte]
vragen/verzoeken tot het opstellen van een valse verklaring ten gunste van
verdachte, waarbij verdachte aan [medeverdachte] een concept tekst ter
beschikking heeft gesteld al dan niet ten behoeve van het kunnen sturen van
de inhoud van deze verklaring (D-214 blz. 2772 en 2773 / D-129 blz. 2230)
en/of waarbij het voorkomen van het boven water komen van de
waarheid voorop stond, opzettelijk heeft uitgelokt;
B. tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 januari
2012, althans in de periode 31 december 2011 tot en met 31 januari 2012 in
de gemeente Groningen en/of Hoogeveen en/of Meppel, althans elders in
Nederland, door het aan [medeverdachte] vragen/verzoeken tot het
opstellen van een valse verklaring ten gunste van verdachte, waarbij
verdachte aan [medeverdachte] een concept tekst ter beschikking heeft
gesteld ten behoeve van het kunnen sturen van de inhoud van deze verklaring
(D-214 blz. 2772 en 2773 / D-129 blz. 2230), opzettelijk gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft;
art 47 ahf /sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf /sub 2 Wetboek van Strafrecht.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 primair ten laste gelegde kan worden bewezen nu daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De officier van justitie heeft daarnaast het voorwaardelijk verzoek gedaan tot het door de rechtbank horen van [getuige 1] indien de rechtbank twijfelt aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van [getuige 1] afgelegd bij de FIOD en de rechter-commissaris.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat verdachte niet is aan te merken als ambtenaar, er geen koppeling bestaat tussen de betaling van de facturen van [naam organisatie/ verdachte] en de verkoop van de aandelen van Rendo Energielevering, er geen sprake is van handelen of nalaten in strijd met de plicht van verdachte en er geen bewijs bestaat voor de in de tenlastelegging opgenomen feitelijke verwijten.
Het oordeel van de rechtbank
Algemene overwegingen met betrekking tot de feiten
De rechtbank gaat op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen uit van de navolgende algemene gang van zaken met betrekking tot de ten laste gelegde feiten [1] .
Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was verdachte algemeen directeur van energiebedrijf N.V. Rendo Holding (hierna: Rendo). Onder deze holding sorteerden Rendo Beheer B.V., N.V. Rendo en Rendo Energielevering B.V. In Rendo Energielevering B.V. was de commerciële energiedistributie (levering van energie) ondergebracht [2] .
Daarnaast had verdachte een eigen onderneming, [naam organisatie/ verdachte] , van welke onderneming verdachte 99% van de aandelen in bezit had.
[medeverdachte] was ten tijde van de ten laste gelegde feiten Chief Executive Officer (CEO) van –kortgezegd– Electrabel Nederland (hierna: Electrabel). Electrabel had zich ten doel gesteld haar aanwezigheid in de klein zakelijke en consumentenmarkt (retail) voor elektriciteit en gas aanzienlijk uit te breiden (exclusief netwerk) en was in dat kader op zoek naar de overname van een reeds in Nederland actieve energieleverancier. Bij deze zoektocht is Rendo in beeld gekomen. [medeverdachte] heeft, blijkens een aantekening in zijn persoonlijk aantekenboekje, op 14 februari 2006 een gesprek met verdachte [3] gevoerd over een mogelijke overname van de energieleveringstak van Rendo door Electrabel, waarin hij namens Electrabel een indicatief bod op dit deel van Rendo aan verdachte heeft voorgelegd.
[medeverdachte] heeft over deze ontmoeting in zijn aantekenboekje opgeschreven:
“- € 305/aansluiting = € 61,5 mio totaal (uitgaande van ca. 202.000 aansluitingen).
- [verdachte] zeer positief. Schat bedrag € 61,5 mio als zeer goed haalbaar bij aandeelhouders. Medewerkers en directeuren overnemen; helpt zeker om deal rond te maken. Management [verdachte] zal sterk positief adviseren + proces begeleiden vanwege aandeelhouders.
- prijs absoluut hetzelfde houden; dus niet aanpassen aan aantal aansluitingen. Blijft interessant voor aandeelhouders. Vraagt fee voor medewerking. Komt neer op ca. € 1 mio; schriftelijke bevestiging.”
Nog dezelfde dag heeft [medeverdachte] middels een e-mail zijn [leidinggevende] een terugkoppeling van (de inhoud van) voormeld gesprek gegeven [4] . In deze e-mail heeft [medeverdachte] onder meer verwoord dat verdachte zeer positief gereageerd heeft op het overnamevoorstel van Electrabel en zich bereid verklaard heeft mee te werken aan het welslagen van het bod. Voorts heeft [medeverdachte] in D-10 aangetekend:
“ [verdachte] is zeer geïnteresseerd om zelf bij te dragen aan de overname. (...) Hij kan naar mijn oordeel van grote waarde zijn voor ons in het overnametraject en wellicht ook daarna in het integratietraject. Hij heeft een fee van € 1 mio voor zijn bemiddeling geclaimd. (…) Ik breng onder de aandacht dat als de stelling van [verdachte] juist is mbt het aantal (gestegen) aansluitingen en we in staat zouden zijn om de prijs op € 61,5 mio te houden, we de kosten van zijn inschakeling snel hebben terugverdiend”.
Uit het dossier, te weten een e-mailbericht van 16 februari 2006 gericht aan [medeverdachte] [5] , blijkt dat de inhoud van de bovenbedoelde e-mail intern bij Electrabel is besproken. Uit de e-mail van 16 februari 2006 blijkt dat de eerdergenoemde leidinggevende van [medeverdachte] , [leidinggevende] , een maximale premie van 500.000 euro voor ogen had. Vervolgens heeft [medeverdachte] op 17 februari 2006 een e-mail aan verdachte gestuurd [6] , die een uitwerking bevat van de voorwaarden waaronder Electrabel bereid zou zijn om een eventuele beloning aan verdachte uit te betalen. Kort samengevat komen deze voorwaarden erop neer dat een eventuele betaling transparant en kenbaar voor alle betrokkenen moet zijn en dat slechts betaald zal worden naar aanleiding van een concrete tegenprestatie, uit te voeren na de afronding van het biedingsproces. In dit e-mailbericht heeft [medeverdachte] verder (onder meer) het volgende opgenomen:

Uitgangspunt is dat er ons veel aan gelegen is dat we een deal kunnen maken met de aandeelhouders van Rendo over de overname van Rendo Levering (…) We zijn er zeer in geïnteresseerd om u te kunnen inzetten in het traject dat we na de overname zullen moeten doorlopen. (…) Wij overwegen daarom om na de overname aan jou of aan een door jou aangewezen vennootschap voor een periode van – zeg – twee jaar een opdracht te geven voor de uitvoering van bovenbeschreven werkzaamheden en eventuele aanvullende activiteiten voor een bedrag van € 250.000 per jaar (…) We (zijn) aanvullend bereid een bonus van € 100.000 aan te bieden, die tot uitbetaling komt als blijkt dat aan de gestelde targets is voldaan (…) Het zou kunnen zijn dat we in bepaalde omstandigheden nog bijzonder advies van je behoeven (…) In dergelijke gevallen zijn we graag bereid nadere afspraken met jou of een door jou aangewezen vennootschap te maken.”
Blijkens het aantekenboekje van [medeverdachte] hebben hij en verdachte op 21 februari 2006 een volgend gesprek [7] . Omtrent dit gesprek heeft [medeverdachte] aangetekend:
“privé deal: na acquisitie; [verdachte] inhuren, eventueel via BV; afspraak: ± 1 mio te verdienen met management van retailactiviteiten; Niets op papier: gentleman’s agreement! [naam organisatie/ verdachte] !”
Ondertussen was het proces van onderhandelen over en bieden op de energieleveringstak van Rendo door Electrabel gestart, hetgeen uiteindelijk op 1 oktober 2006 resulteerde in de overname door Electrabel van de aandelen van dit onderdeel van Rendo.
In de op deze overname volgende periode van 13 november 2006 tot en met 15 juni 2007 zijn door Electrabel, ter attentie van [medeverdachte] , zeven facturen van [naam organisatie/ verdachte] [8] ontvangen, waarna de bedragen vermeld op die facturen in de periode van 14 december 2006 tot en met 22 oktober 2007 door Electrabel zijn overgemaakt op de rekening van [naam organisatie/ verdachte] [9] . Bij elkaar opgeteld behelzen de facturen een bedrag van precies 1 miljoen euro ex BTW. Op de zeven facturen staat telkens vermeld:
"Honorarium voor verrichte advieskosten: De specificatie zal u separaat worden toegezonden".
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte en [medeverdachte] op 14 februari 2006 een eerste verkennend gesprek hebben gevoerd over de mogelijke overname door Electrabel van Rendo Energielevering. Reeds bij dit eerste gesprek, en in het kader van de bespreking van de mogelijke overname, heeft verdachte aan [medeverdachte] gevraagd om een fee van 1 miljoen euro ten behoeve van – zo blijkt uit de weergave in het aantekenboekje en uit de e-mail van 14 februari 2006 aan [leidinggevende] – zijn medewerking en bemiddeling bij het overnametraject. Namens Electrabel heeft [medeverdachte] positief op dit verzoek gereageerd; uit de aangehaalde stukken blijkt ook duidelijk dat de medewerking van verdachte door [medeverdachte] als zeer van belang voor een soepele en succesvolle overname werd beschouwd.
Van de zijde van Electrabel is aanvankelijk aangestuurd op een beloning die eerst zijn beslag zou krijgen na de overname, slechts betaald zou worden als er in de periode na de overname concrete feitelijke werkzaamheden door verdachte zouden zijn verricht, en die transparant en voor alle betrokkenen kenbaar zou zijn. In het gesprek tussen verdachte en [medeverdachte] op 21 februari 2006 is echter besloten om deze afspraak niet op schrift te stellen. Dit hield tevens in dat deze afspraak niet kenbaar zou worden gemaakt aan de respectievelijke leidinggevenden, waardoor van enige transparantie en goedkeuring van de afspraak geen sprake meer kon zijn. Op 21 februari 2006 hebben verdachte en [medeverdachte] tevens besloten de afspraak over de betaling van 1 miljoen euro te continueren ondanks de eerdere reactie van [leidinggevende] dat een premie/fee van 1 miljoen euro niet acceptabel werd geacht. Bovendien stond reeds op die datum kennelijk vast dat de beloning een bedrag van 1 miljoen euro zou inhouden, ongeacht de aard of omvang van de werkzaamheden die verdachte (al dan niet) nog in de toekomst zou verrichten.
Vast staat dat in de maanden na de overname op 1 oktober 2006 door Electrabel inderdaad een bedrag van 1 miljoen euro is uitgekeerd via de betaling van de zeven hiervoor aangehaalde facturen aan [naam organisatie/ verdachte] .
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is de rechtbank niet gebleken dat door of vanwege [naam organisatie/ verdachte] enig advieswerk is verricht voor of ten behoeve van Electrabel en/of [medeverdachte] , laat staan de werkzaamheden die [medeverdachte] aan verdachte in zijn e-mailbericht van 17 februari 2006 heeft voorgesteld. De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat de facturen op de kosten voor dergelijke werkzaamheden zien, omdat de periode van werkzaamheden die in de e-mail wordt voorgesteld (twee jaar) langer is dan de periode van ruim 8 maanden waarbinnen de facturen ter betaling zijn ingediend. Bovendien correspondeert het totaalbedrag van de zeven facturen niet met het in de e-mail van 17 februari 2006 voorgestelde bedrag en de omschrijving van de werkzaamheden op de facturen (“advieskosten”) niet met de door [medeverdachte] voorgestelde retailwerkzaamheden.
In de administratie van Elektrabel is geen specificatie van deze facturen aangetroffen.
Uit een eerst op 17 maart 2010 door verdachte aan [getuige 2] van Electrabel, overgelegde specificatie [10] is op te maken dat de bedragen van de facturen zouden zien op de kosten van (de ontwikkeling van) een computerprogramma dan wel prestatieverbeteringen die het gevolg zouden zijn van een computermodel. Ter zitting heeft verdachte nader uitgelegd dat [naam organisatie/ verdachte] , in de persoon van [getuige 1] een besparings(computer)programma heeft ontwikkeld dat geïntegreerd zou zijn in het door Electrabel reeds gebruikte computerprogramma en dat de facturen van [naam organisatie/ verdachte] zagen op de in dit kader gemaakte kosten.
Deze onderbouwing van de facturen acht de rechtbank niet geloofwaardig. Daartoe overweegt de rechtbank dat niemand binnen Electrabel heeft bevestigd dat [naam organisatie/ verdachte] voor Electrabel een dergelijk computer- of besparingsprogramma heeft ontwikkeld en dat het programma zelf, noch enige documentatie hieromtrent, is aangetroffen bij Electrabel en/of verdachte en/of [naam organisatie/ verdachte] . Bovendien heeft [getuige 1] , die als ontwikkelaar van het programma door verdachte naar voren wordt geschoven, ontkend voormeld computerprogramma te hebben gebouwd, waarbij hij heeft verklaard hiertoe ook niet in staat te zijn omdat hij daarvoor te weinig verstand van computers heeft.
Hieruit volgt tevens dat de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij via [naam organisatie/ verdachte] met behulp van [getuige 1] een computerprogramma heeft geleverd ten bedrage van 1 miljoen euro niet geloofwaardig acht. De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek van de officier van justitie tot het horen van [getuige 1] als getuige derhalve af.
Voorts acht de rechtbank van belang dat ook [medeverdachte] heeft verklaard dat hij geen wetenschap heeft van voormeld computerprogramma en dat hij niet heeft bevestigd dat de facturen zagen op kosten verband houdende met dit programma.
Van enige andere legitieme prestatie die kan dienen ter onderbouwing van de facturen en de betaling van 1 miljoen euro aan [naam organisatie/ verdachte] is de rechtbank niet gebleken.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte – via [naam organisatie/ verdachte] – een bedrag van 1 miljoen euro heeft ontvangen zonder enige aanwijsbare concrete tegenprestatie die is verricht na de overname van de aandelen van Rendo Energielevering door Electrabel. De conclusie is derhalve gerechtvaardigd dat deze betaling de weerslag is geweest van de afspraken die in februari 2006, derhalve voor de overname, tussen verdachte en [medeverdachte] zijn gemaakt over de bemiddelende en meewerkende rol die verdachte in het overnametraject zou spelen. De rechtbank komt hier in het navolgende, bij de bespreking van de tenlastegelegde feiten, nog nader op terug.
Ambtenaarschap
Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte in de tenlastegelegde periode worden aangemerkt als ambtenaar. Daartoe overweegt zij als volgt.
Het begrip ‘ambtenaar’ in de zin van het Wetboek van Strafrecht moet op grond van de geldende jurisprudentie aldus worden uitgelegd dat daaronder tevens is begrepen:
degene die onder toezicht en verantwoordelijkheid van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zijn werkzaamheden als algemeen directeur van Rendo onder toezicht en verantwoordelijkheid van de (gemeentelijke) overheid heeft verricht. Hierbij gaat de rechtbank uit van het volgende. In de statuten van Rendo [11] is bepaald dat alleen gemeenten aandeelhouder van Rendo kunnen zijn. In de ten laste gelegde periode werden negen gemeenten vertegenwoordigd in de Algemene vergadering van Aandeelhouders (hierna: AvA) van Rendo en bestond de Raad van Commissarissen (hierna: RvC) van Rendo tevens uit vertegenwoordigers van die gemeenten. Uit de statuten van Rendo blijkt dat de vennootschap wordt bestuurd door een directie die onder toezicht staat van de RvC, dat directieleden worden benoemd door de AvA en dat alleen de AvA een directielid kan ontslaan. Voorts blijkt uit deze statuten dat het salaris en de overige arbeidsvoorwaarden van de directieleden worden geregeld bij schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen de vennootschap als werkgever, vertegenwoordigd door de RvC, en het directielid als werknemer en dat directiebesluiten zijn onderworpen aan goedkeuring door de AvA en/of de RvC.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte was aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd. Daarbij is het volgende van belang. Verdachte was in de ten laste gelegde periode algemeen directeur van Rendo. Dit Rendo-concern hield zich bezig met de distributie van gas en elektriciteit via een eigen netwerk. Tot de vrijmaking van de gas- en elektriciteitsmarkt in 2004 waren zowel de distributie als het netwerkbeheer publieke taken. Na het ontstaan van de vrije markt werd de distributie van gas en elektriciteit een commerciële taak. Rendo voerde deze commerciële taak uit naast de resterende publieke taak van netbeheer. Vervolgens is in 2006 het wetsvoorstel Wet Onafhankelijk Netbeheer (de zogenaamde Splitsingswet) ontstaan dat zag op het bewerkstelligen van een volledige splitsing van het netwerkbedrijf enerzijds en het productie- en/of leveringsbedrijf anderzijds. Teneinde uitvoering te geven aan de Splitsingswet heeft Rendo besloten haar commerciële leveringstak af te stoten aan een derde. Naar het oordeel van de rechtbank behelst deze uitvoering van de Splitsingswet bij uitstek en naar haar aard een publieke taak, welke taak door de aandeelhouders van Rendo werd opgedragen aan verdachte, als algemeen directeur van Rendo. Verdachte had, los van eventuele andere commerciële activiteiten, een duidelijke opdracht van de aandeelhoudende gemeenten, te weten het bewerkstelligen van het afstoten van de energieleveringstak van Rendo. Juist met het uitvoeren van deze publieke taak was verdachte belast toen hij op 14 februari 2006 met [medeverdachte] de mogelijke overname van het energieleveringsdeel van Rendo door Electrabel besprak.
Ten aanzien van de concrete aan verdachte tenlastegelegde feiten betekent dit het volgende.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past ten aanzien van het onder
1 primairten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 25 oktober 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 14 februari 2006 had ik een gesprek met [medeverdachte] ; daar was verder niemand bij. Het gesprek kwam al snel op de bieding die Electrabel wilde doen, [medeverdachte] had de biedingsbrief bij zich. Het was een erg indrukwekkend bod.
2. De rechtbank verwijst naar de hierboven opgenomen algemene overweging.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van de Belastingdienst/FIOD d.d. 25 april 2013, opgenomen op pagina 874 van het dossier met nummer 49930, opgemaakt door de Belastingdienst/FIOD en gesloten op 2 juli 2013, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Op 14 februari 2006 was het de eerste keer dat ik met [verdachte] sprak over het plan van Electrabel om Rendo Energielevering BV over te nemen. In het kader van de discussie rondom het overnameproces had [verdachte] zich bereid verklaard om mee te werken aan de integratie van het bedrijf bij Electrabel. Hij wilde daar een beloning van een miljoen voor ontvangen. [leidinggevende] vond het door [verdachte] gevraagde bedrag te hoog. Hij vond verder dat het verzoek, zoals ik het in de mail (D-10) had neergezet, enige onduidelijkheid bracht. Het was in zijn ogen voor meerdere uitleg vatbaar. Je zou kunnen lezen dat [verdachte] een vergoeding vroeg voordat een overname tot stand was gekomen. Dat was in de woorden van [leidinggevende] out of the question. Specificatie D-009 zag ik voor het eerst bij het verhoor in mei 2012. De tekst is niet erg duidelijk hoewel ik de genoemde begrippen wel ken. De activiteiten die in de specificatie worden beschreven zeggen mij niets. Het is mij niet bekend dat [naam organisatie/ verdachte] de prestaties of leveringen voor Electrabel heeft verricht zoals omschreven in de specificatie. Ik persoonlijk heb geen (bijzonder) advies van [verdachte] gevraagd en/of daarvan gebruik gemaakt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van de Belastingdienst/FIOD d.d. 13 mei 2013, opgenomen op pagina 886 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Ik kan mij geen problemen met energie-inkoop herinneren. Ik kan dit niet plaatsen. Wij zijn de grootste energieproducent. Ik heb er nooit iets over gehoord dat [verdachte] een computerprogramma voor Electrabel zou ontwerpen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van de Belastingdienst/FIOD d.d. 9 mei 2012, opgenomen op pagina 959 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Er was geen computermodel. Ik kan helemaal niets met computers en heb er geen verstand van. Een computermodel heb ik niet gemaakt. Ik was officieel in dienst bij [naam organisatie/ verdachte] , salarisstrook, etc. Ik heb daar niets voor gedaan. Ik noem het een vriendendienst voor [naam organisatie/ verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van de Belastingdienst/FIOD d.d. 9 mei 2012, opgenomen op pagina 969 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Ik heb bij Electrabel gewerkt van eind 2000 tot 1 juli 2006. Ik rapporteerde aan de [naam directeur] , en viel rechtstreeks onder hem. [medeverdachte] was algemeen directeur, daar had ik in relatie tot de overnames intensief contact mee. Over een volledig nieuw te ontwikkelen computerprogramma met betrekking tot de energie-inkoop is mij niets bekend. Electrabel heeft daarvoor haar eigen systeem, dat voldoet aan alle eisen. Energie-inkoop is de corebusiness van Electrabel en Electrabel heeft geen nieuw programma nodig naar aanleiding van de overname van Rendo. Als er al wat ontwikkeld zou moeten worden, dan zou Electrabel dat zelf doen. Op basis van de informatie opgenomen in D-009 kan ik mij niet voorstellen dat Electrabel een dergelijk computermodel zou kopen. Als je de kennis en kunde van Electrabel op het gebied van energie-inkoop voor een retail-portefeuille kent, dan is het volstrekt ongeloofwaardig dat Electrabel een opdracht voor het ontwikkelen van een computerprogramma zou geven aan derden, zeker niet aan [verdachte] , die niet bekend stond als een energie-specialist. Het is volstrekt onmogelijk dat [medeverdachte] buiten medeweten van andere personen bij Electrabel een computerprogramma van 1 miljoen aanschaft.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van de Belastingdienst/FIOD d.d. 29 mei 2012, opgenomen op pagina 1073 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [leidinggevende] :
Ik ontving een mail van [medeverdachte] waarin stond dat de CEO van Rendo een miljoen euro wilde voor de overname van Rendo. Ik heb [medeverdachte] naar aanleiding van deze mail gezegd: No way! Er worden geen fees betaald ten aanzien van deze overname, noch voor de closing noch na de closing, zo het al tot een closing zou komen. Zoals ik het mij herinner was deze mail al relatief vroeg in het proces. Ik heb tegen [medeverdachte] gezegd dat het misschien wel mogelijk was dat [verdachte] na de overname van Rendo consultancywerk zou kunnen verrichten voor Electrabel, mede gezien zijn ervaring in de retail. Ik heb over dit voorstel gesproken met [getuige 4] , de baas van [getuige 5] . [getuige 4] vertelde mij dat het onder voorwaarden mogelijk zou zijn om [verdachte] na de overname van Rendo als consultant opdrachten te verstrekken. Eén van die voorwaarden was dat hij afscheid zou hebben genomen van Rendo en een andere voorwaarde was dat dit onder dekking van juiste contracten en/of overeenkomsten geschiedde. [verdachte] zou dan betaald worden als hij overeengekomen werkzaamheden zou hebben verricht.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen en in het licht van de hierboven weergegeven tussenconclusies is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de hoedanigheid van ambtenaar in de ten laste gelegde periode in strijd met zijn plicht voor zijn bemiddeling bij de overname van het energieleveringsonderdeel van Rendo door Electrabel heeft gevraagd om betaling van 1 miljoen euro, de belofte hiertoe heeft aangenomen en na het rondkomen van de overname dit geldbedrag daadwerkelijk heeft ontvangen via zijn eigen vennootschap. Daarbij wijst de rechtbank er op dat niet vereist is dat bewezen kan worden dat sprake is van een direct verband tussen de gift en/of belofte enerzijds en een concrete tegenprestatie anderzijds, maar dat er ook een bewezenverklaring kan volgen indien een gift en/of belofte is gedaan teneinde aldus een relatie met diegene te doen ontstaan en/of onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen. (vgl. Hoge Raad 20 juni 2006, NJ 2006, 380). De rechtbank acht hiermee vergelijkbaar de situatie die in het onderhavige geval aan de orde is, namelijk dat de belofte en later de gift zijn gedaan om ervoor te zorgen dat verdachte, die als algemeen directeur van Rendo een invloedrijke stem had in het onderhandelingsproces, een meewerkende, welwillende opstelling zou (blijven) innemen. Op grond van de reeds aangehaalde bewijsmiddelen, en de algehele gang van zaken, staat naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam vast dat verdachte weet had van de reden waarom deze belofte, en later de gift, gedaan werden. Reeds hieruit volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – passieve ambtelijke omkoping.
De officier van justitie heeft verdachte tevens verweten dat hij, in strijd met zijn plicht en in ruil voor de beloning van 1 miljoen euro, prijsinformatie heeft gegeven aan Electrabel en/of dat hij er zorg voor heeft gedragen dat een tweede potentiële kopende partij, te weten Dong Energy A/S (hierna: Dong), buiten de onderhandelingen werd gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze verwijten echter niet wettig en overtuigend bewezen worden, zodat verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijgesproken zal worden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Het verwijt dat verdachte prijsinformatie zou hebben verstrekt, vloeit – zo begrijpt de rechtbank – voort uit de aantekeningen van [medeverdachte] over het gesprek op 14 februari 2006 en de inhoud van de e-mail van dezelfde datum van [medeverdachte] aan [leidinggevende] , in het bijzonder de passage: “
Ik breng onder de aandacht dat als de stelling van [verdachte] juist is mbt het aantal (gestegen) aansluitingen en we in staat zouden zijn om de prijs op € 61,5 mio te houden we de kosten van zijn inschakeling snel hebben terugverdiend.”
Naar het oordeel van de rechtbank kan echter met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld dat er een verband bestond tussen de beloning waarom verdachte in dat gesprek heeft gevraagd en de – kennelijk – door hem gemaakte opmerkingen over het aantal aansluitingen. [medeverdachte] maakt een dergelijke koppeling ook niet in zijn aantekeningen of de hierboven weergegeven e-mail.
De rechtbank wijst er bovendien op dat in het verloop van de onderhandelingen met Electrabel de overnameprijs meerdere malen verhoogd is en dat de overnameprijs (uiteindelijk) wel degelijke (mede) gebaseerd is geweest op het aantal gas- en elektriciteitsaansluitingen van Rendo. Ook uit de feitelijke gang van zaken kan dus geen helder verband worden afgeleid tussen de betaling van het bedrag van 1 miljoen euro en de (enkele) opmerking die verdachte op 14 februari 2006 over het bod in relatie tot het aantal aansluitingen heeft gemaakt.
Evenmin kan op grond van de stukken overtuigend worden vastgesteld dat de (belofte van) de betaling van 1 miljoen euro door Electrabel aan verdachte een rol heeft gespeeld bij de beslissing van Rendo om geen onderhandelingen aan te gaan met Dong. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat verdachte daar niet als enige over kon beslissen. Het door Dong gedane bod was niet alleen bij verdachte bekend. Ook de aandeelhoudende gemeentes en de RvC waren van (de details van) het bod op de hoogte. Dong heeft, zo blijkt uit de stukken, het bod immers nadrukkelijk onder de aandacht gebracht bij alle mogelijke betrokkenen. Er is overigens geen sprake van dat het bod van Dong zonder meer terzijde is gelegd. Het bod is wel degelijk onderzocht en vergeleken met het bod van Electrabel; het is zelfs gebruikt om Electrabel tot (nog meer) concessies te dwingen. De suggestie dat verdachte er voor heeft gezorgd dat het bod van Dong geen rol heeft kunnen spelen bij de besluitvorming over de verkoop van Rendo Energielevering vindt derhalve geen steun in het dossier. De rechtbank merkt daarbij nog op dat (onder meer) uit de verklaringen van de voorzitter van de RvC, [naam verdachte] , volgt dat Rendo niet per se uit was op het hoogst mogelijke bod per aansluiting, maar dat ook zeer veel waarde werd gehecht aan de garanties die Electrabel gaf met betrekking tot de huisvesting en werkgelegenheid – garanties die overigens voor een deel tot stand zijn gekomen door te schermen met het bod van Dong. Het bod van Dong kwam bovendien op een dusdanig moment dat het onderhandelingsproces tussen Rendo en Electrabel al in een vergevorderd stadium was en zijn afrondingsfase naderde; Dong was gewoonweg te laat, aldus [naam directeur] .
De rechtbank past ten aanzien van het onder
2 primairten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 26 oktober 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb de gegevens aangeleverd die vermeld moesten worden op de facturen.
2. De rechtbank verwijst naar de hierboven opgenomen algemene overweging.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van de Belastingdienst/FIOD d.d. 11 mei 2012, opgenomen op pagina 1005 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
Bij [naam organisatie/ verdachte] heb ik de administratie gedaan en op papier ben ik directeur geweest. [verdachte] heeft mij dat gevraagd, omdat er een andere directeur moest komen. Ik had geen directeurstaken en ik was niet degene die de leiding had binnen [naam organisatie/ verdachte] . Ik denk dat [verdachte] de belangrijke beslissingen nam.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van de Belastingdienst/FIOD d.d. 25 april 2013, opgenomen op pagina 874 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Ik heb nooit een specificatie gezien. Waarom [verdachte] die zou meesturen is voor mij een raadsel; voor mij was het niet nodig maar als je op de factuur aangeeft dat je een specificatie zal nasturen is het normaal dat het gebeurt. Vreemd dat het niet is gebeurd maar ik lag er niet wakker van. Ik had immers geen specificatie nodig. Specificatie D-009 zag ik voor het eerst bij het verhoor in mei 2012.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Van een factuur kan gezegd worden dat die dient als bewijs voor geleverde goederen of diensten tegen een bepaald bedrag en derhalve een geschrift is dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen. De rechtbank verwijst hierbij naar een arrest van de Hoge Raad van 27 maart 1984 (NJ 1984, 685). Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de onderhavige facturen op naam van [naam organisatie/ verdachte] staan en dat deze facturen valselijk zijn opgemaakt, omdat, zoals uit hetgeen hierboven is opgemerkt blijkt, er ten tijde van het opmaken van die facturen al vast stond dat van advieskosten of andere te declareren kosten in het geheel geen sprake was en ook geen sprake zou zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de rechtspersoon [naam organisatie/ verdachte] kan worden aangemerkt als dader van de strafbare gedraging van het valselijk opmaken van de facturen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Een rechtspersoon kan als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt als de strafbare gedraging redelijkerwijs aan deze rechtspersoon kan worden toegerekend. In de rechtspraak (onder meer het Drijfmestarrest) is bepaald dat het bij het kunnen toerekenen van de strafbare gedraging aan de betreffende rechtspersoon van belang is of de gedraging heeft plaatsgevonden of is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Van een dergelijke gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn bij een of meer van onderstaande omstandigheden:
- het gaat om handelen of nalaten van iemand die uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
- de rechtspersoon heeft de mogelijkheid erover te beschikken of de strafbare gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon werd aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden wordt mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Bij toepassing van deze criteria in het geval van [naam organisatie/ verdachte] overweegt de rechtbank dat het versturen van facturen past in de normale bedrijfsvoering van [naam organisatie/ verdachte] en dat de gedraging [naam organisatie/ verdachte] dienstig is geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf, nu de op de facturen vermelde bedragen zijn overgemaakt naar de rekening van [naam organisatie/ verdachte] . Derhalve kan geconcludeerd worden dat de gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon, waardoor de strafbare gedraging redelijkerwijs kan worden toegerekend aan [naam organisatie/ verdachte] en [naam organisatie/ verdachte] kan worden aangemerkt als dader.
Naar het oordeel van de rechtbank kan tevens bewezen worden verklaard dat verdachte opdracht heeft gegeven tot het plegen van het valselijk opmaken van de facturen. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit de hierboven opgenomen algemene overweging blijkt dat [naam organisatie/ verdachte] feitelijk de vennootschap van verdachte is (verdachte bezit immers 99% van de aandelen) en dat uit zijn verklaring ter zitting blijkt dat hij degene is geweest die de gegevens heeft aangeleverd die op de facturen moesten worden ingevuld. Ook uit de verklaring van [getuige 6] blijkt dat verdachte een belangrijke stem had binnen [naam organisatie/ verdachte] .
De rechtbank past ten aanzien van het onder
3ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Twee brieven van [verdachte] gericht aan de Belastingdienst Noord/kantoor Groningen d.d. 9 december 2011 en 7 januari 2012, als bijlagen D-019 en D-021 gevoegd in voornoemd dossier, waarin is opgenomen dat de facturen van [naam organisatie/ verdachte] verband hielden met een ICT oplossing die [naam organisatie/ verdachte] heeft geboden en waarbij [getuige 1] een computermodel heeft ontwikkeld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van de Belastingdienst/FIOD d.d. 9 mei 2012, opgenomen op pagina 959 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Er was geen computermodel. Ik kan helemaal niets met computers en heb er geen verstand van. Een computermodel heb ik niet gemaakt. Ik was officieel in dienst bij [naam organisatie/ verdachte] , salarisstrook, etc. Ik heb daar niets voor gedaan. Ik noem het een vriendendienst voor [naam organisatie/ verdachte] .
3. De rechtbank verwijst naar de hierboven opgenomen algemene overweging, voor zover die ziet op de beoordeling van de onderbouwing van de facturen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voormelde brieven valselijk heeft opgemaakt, omdat de in de tenlastelegging genoemde facturen niet zagen op de kosten van de ontwikkeling en levering van een computerprogramma.
De rechtbank past ten aanzien van het onder
4 primairten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een brief van [medeverdachte] gericht aan [verdachte] d.d. 31 januari 2012, als bijlage D-059 gevoegd in voornoemd dossier, waarin is opgenomen:
“ik kan u bevestigen, dat de betaling van bovenbedoelde diensten van [naam organisatie/ verdachte] aan Electrabel Nederland geen verband hielden met de eerdere verkoop van RENDO Energielevering BV aan Electrabel Nederland.”
2. De rechtbank verwijst naar de hierboven opgenomen algemene overweging, waarin is opgenomen dat de betaling door Electrabel aan [naam organisatie/ verdachte] van in totaal 1 miljoen euro verband hield met de overname van de energieleveringstak van Rendo door Electrabel.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van de Belastingdienst/FIOD d.d. 13 mei 2013, opgenomen op pagina 886 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Ik heb brief D-059 opgesteld en verstuurd naar [verdachte] . Ik deed dat op verzoek van [verdachte] omdat hij naar zijn zeggen discussies had met de fiscus over de facturen die [naam organisatie/ verdachte] bij Electrabel had ingediend. De fiscus vermoedde kennelijk dat die facturen te maken hadden met de overname van Rendo door Electrabel. Ik heb een verklaring voor hem opgesteld. Daarvoor had hij een concept opgesteld. Ik heb mijn eigen verklaring opgesteld.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat brief D-059 valselijk is opgemaakt, omdat de in de tenlastelegging genoemde betaling juist wel verband hield met de eerdere verkoop van Rendo Energielevering BV aan Electrabel Nederland.
Dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd, leidt de rechtbank af uit het feit dat verdachte [medeverdachte] verzocht heeft de onderhavige brief te schrijven en daartoe [medeverdachte] voorzag van een concept en [medeverdachte] het verzoek van verdachte heeft uitgevoerd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode 14 februari 2006 tot en met 22 oktober 2007 in Nederland, als ambtenaar
A. de belofte van een geldbedrag van EUR. 1.000.000,00 (excl. BTW) heeft aangenomen, wetende dat deze hem, verdachte, werd gedaan, teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen; en
B. de gift te weten de betaling van een geldbedrag van EUR. 1.000.000,00 (excl. BTW),
heeft aangenomen, wetende dat deze hem, verdachte, werd aangeboden ten gevolge of naar
aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening was gedaan; en
C. de gift te weten de betaling van een geldbedrag van EUR. 1.000.000,00 (excl. BTW), heeft gevraagd teneinde hem, verdachte, te bewegen om in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen;
hebbende verdachte - zakelijk omschreven -
een betaling van één miljoen euro exclusief BTW gevraagd aan [medeverdachte] , vertegenwoordiger van Electrabel Nederland N.V., verder te noemen Electrabel,
en de belofte van één miljoen euro exclusief BTW van [medeverdachte] aangenomen en de betaling van één miljoen euro exclusief BTW ontvangen van Electrabel,
voor zijn bemiddeling bij overname van de aandelen van Rendo Energielevering B.V. door Electrabel,
zulks terwijl hij, verdachte, dit feit heeft begaan in zijn hoedanigheid van bestuurder van de naamloze vennootschap N.V. Rendo Holding, te weten een naamloze vennootschap waarvan alle aandelen in handen waren van gemeenten en waarbij de kerntaak van de naamloze vennootschap en haar dochtervennootschappen, gelegen was in het uitvoeren van een overheidstaak en de bestuurder onder toezicht en controle van de overheid stond.
2. primair
de [naam organisatie/ verdachte] , op één of meer tijdstippen in de periode 13 november 2006 tot en met 15 juni 2007 in Nederland, zeven facturen D-251 t/m D-257, telkens zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
heeft opgemaakt, met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken,
bestaande de valsheid hierin dat [naam organisatie/ verdachte] . op de facturen als omschrijving voor de gefactureerde werkzaamheden heeft opgenomen "Honorarium voor verrichte advieskosten: De specificatie zal u separaat worden toegezonden", terwijl er geen kosten zijn gemaakt en geen adviezen zijn gegeven en de specificaties niet separaat zijn toegezonden en het bij [naam organisatie/ verdachte] . ook niet in de bedoeling lag dit alsnog te doen en wetende dat er helemaal geen prestatie tegenover de gefactureerde bedragen stond,
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte, telkens opdracht heeft gegeven.
3.
hij, verdachte, omstreeks de periode van 9 december 2011 tot en met 6 januari 2012, in de gemeente Groningen, een tweetal brieven -elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, immers heeft hij, verdachte, telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die brieven (bijlagen D-019 en D-021), beide gericht aan de belastingdienst, vermeld –zakelijk weergegeven- dat de facturen D-251 t/m D-257 aan de geadresseerde waren uitgemaakt ter zake van de ontwikkeling en levering van een computerprogramma.
4. primair
hij op 31 januari 2012, in [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , een brief gericht aan de [verdachte] (D-059), zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om de brief als echt en onvervalst te gebruiken, bestaande de valsheid hierin dat verdachte en [medeverdachte] in de brief onder meer hebben opgenomen de zinsnede "ik kan u bevestigen, dat de betaling van bovenbedoelde diensten van [naam organisatie/ verdachte] aan Electrabel Nederland geen verband hielden met de eerdere verkoop van RENDO Energielevering BV aan Electrabel Nederland", terwijl verdachte en [medeverdachte] wisten dat deze betalingen juist wel daarmee verband hielden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair: de voortgezette handeling van
als ambtenaar een belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen; en
als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem wordt aangeboden ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan; en
als ambtenaar een gift vragen teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen;
2. primair: opdracht geven tot valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, door een rechtspersoon, terwijl hij daar opdracht tot heeft gegeven;
3. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
4. primair: medeplegen van valsheid in geschrift.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en de betaling van een geldboete van € 100.000,00 subsidiair 365 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
Nu de raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van verdachte dient naar zijn oordeel geen straf te worden opgelegd. In het geval de rechtbank anders oordeelt, verzoekt de verdediging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn in de onderhavige zaak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte was algemeen directeur van het goedlopende energiebedrijf Rendo. Vanuit die positie heeft hij deelgenomen aan het proces van overname van het energieleveringsdeel van Rendo door Electrabel. Verdachte heeft zich echter niet beperkt tot de handelingen die in een dergelijk proces van de algemeen directeur verwacht worden, maar heeft in een onderlinge relatie met [medeverdachte] van Electrabel ervoor gezorgd dat hij ter persoonlijke verrijking 1 miljoen euro heeft ontvangen voor zijn bemiddelende rol bij die overname. Verdachte heeft zich derhalve bewust laten omkopen door [medeverdachte] . Vervolgens heeft verdachte zich in allerlei bochten gewrongen en diverse tegenstrijdige verklaringen afgelegd om deze omkoping te verhullen. Bovendien heeft hij in dit kader andere strafbare feiten gepleegd zoals het plegen van valsheid in geschrift door het valselijk opmaken van facturen en door het sturen van brieven aan de Belastingdienst waarin opzettelijk een valse voorstelling van zaken is gegeven.
De rechtbank acht de wijze waarop verdachte heeft gehandeld bijzonder laakbaar. Hij heeft met zijn handelen zijn eigen werkgever, Rendo, bedrogen en, samen met [medeverdachte] , Electrabel voor een bedrag van 1 miljoen euro benadeeld.
De aard en omvang van het strafbaar handelen van verdachte rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van deze duur heeft de rechtbank voor enig vergelijk gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS met betrekking tot fraudedelicten. Als uitgangspunt geldt dat voor het plegen van fraude met een benadelingsbedrag van 1 miljoen euro of meer een gevangenisstraf van 24 maanden wordt opgelegd. Als strafverhogend weegt de rechtbank mee dat verdachte een hoge publieke positie bekleedde, de geraffineerde wijze waarop hij getracht heeft de fraude te verdoezelen en het gegeven dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat zij, in tegenstelling tot de officier van justitie, niet bewezen acht dat verdachte de onderhandelingen negatief heeft beïnvloed door het verstrekken van prijsinformatie of door het buiten de onderhandelingen houden van een potentiële andere koper. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat de redelijke termijn in de onderhavige zaak is geschonden en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Dat verdachte door Rendo ontslagen is en dat zijn naam negatief in de publiciteit is gekomen, acht de rechtbank het logisch gevolg van zijn eigen strafbare handelen en vormen derhalve geen aspecten waarmee de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening heeft gehouden.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het tevens opleggen van een geldboete aan verdachte, zoals de officier van justitie heeft gevorderd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 51, 56, 57, 63, 225 en 363 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. C.M.M. Oostdam en
mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2016.
Mr. Sikkema is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.in de volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar het nummer van het document waarin het in de vonnistekst aangehaalde is opgenomen en die als bijlage deel uitmaakt van het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, dossiernummer 49930, gesloten op 2 juli 2013.
2.betreffende uittreksels van de Kamer van Koophandel, D-077, D-078, D-296 en D-079.
3.aantekenboekje [medeverdachte] D-134: pag 44 t/m 47 mbt de datum 14 februari 2006.
4.e-mail [medeverdachte] aan [leidinggevende] , D-010.
5.D-037.
6.D-036.
7.D-134: pag 53 t/m 55 mbt de datum 21 februari 2006.
8.D-251 t/m D-257.
9.Rekeningafschriften [naam organisatie/ verdachte] , D-080 t/m D-086.
10.D-009.
11.D-068.