ECLI:NL:RBNNE:2016:4948

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2016
Publicatiedatum
10 november 2016
Zaaknummer
18-920257-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met geweld en oplegging van ISD maatregel

Op 25 oktober 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal, gevolgd door geweld tegen medewerkers van een supermarkt. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2016. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Metin, werd beschuldigd van het stelen van koffie uit een supermarkt op 19 september 2016, waarbij hij zich verzette tegen zijn aanhouding en geweld gebruikte tegen de medewerkers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De officier van justitie concludeerde dat het primair ten laste gelegde kon worden bewezen, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was voor de geweldscomponent.

De rechtbank oordeelde dat de diefstal en het geweld wettig en overtuigend bewezen waren. De verklaringen van de aangevers en camerabeelden ondersteunden de beschuldigingen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van één jaar, gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De rechtbank weegt mee dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven was veroordeeld en dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de maatschappij te beschermen tegen de verdachte.

De rechtbank heeft de artikelen 38m, 38n, 38o, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht toegepast en verklaarde het primair ten laste gelegde bewezen, terwijl de verdachte van andere tenlasteleggingen werd vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2016.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920257-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 oktober 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [plaats] , thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Metin, advocaat te Arnhem. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.T. Brouwer.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2016, te [pleegplaats] , althans in de gemeente Assen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt aan de
[straat] heeft weggenomen een aantal pakken koffie, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , medewerker(s) van [supermarkt] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte, toen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] hem had(den) vastgegrepen,
zich middels trekken en duwen aan aanhouding trachtte te onttrekken en/of
- verdachte zijn arm rond de nek/hals van genoemde [slachtoffer 2] legde en/of
(vervolgens) de keel van die [slachtoffer 2] afklemde/dichtkneep en/of
- verdachte een trap/schop gaf tegen de in de kantoorruimte opgestelde
computer-apparatuur;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 september 2016, te [pleegplaats] , althans in de gemeente
Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt
aan de [straat] heeft weggenomen een aantal pakken koffie, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte;
en/of
hij op of omstreeks 19 september 2016, te [pleegplaats] , althans in de gemeente
Assen, [slachtoffer 2] , medewerker van [supermarkt] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een
arm om diens nek te leggen/doen en/of vervolgens aantrekken, en aldus de keel
van die [slachtoffer 2] (deels) dicht te drukken/af te klemmen.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaringen in het dossier blijkt dat verdachte de winkeldiefstal heeft gepleegd en daarna -na betrapping op heterdaad- heeft geprobeerd door geweld zich de vlucht mogelijk te maken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte de diefstal van de pakken koffie heeft bekend, maar dat er onvoldoende bewijs is voor de geweldscomponent als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Voor dit deel dient verdachte te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt hierbij dat uit de verklaring van aangever [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte de diefstal van een aantal pakken koffie blijkt. Daarnaast blijkt uit de verklaring van voornoemde [slachtoffer 1] en aangever [slachtoffer 2] en de door verbalisant [naam] bekeken camerabeelden van de diefstal dat verdachte zich (met geweld) verzet tegen zijn aanhouding, zowel binnen als buiten het kantoor.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland, proces-verbaalnummer: 2016269090 / 2016269064, inhoudende:
*. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 19 september 2016, opgenomen op pagina 16 en 17 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Ik ben werkzaam als filiaalmanager bij [supermarkt] welke is gevestigd aan de [straat] te [pleegplaats] . Ik was vandaag 19 september 2016 in de winkel. Ik zag dat een man een winkelmandje bij zich had en zag ook dat de man een aantal koffiepakken pakte en dit in het mandje stopte. Ik zag vervolgens dat de man wegliep en de pakken koffie in zijn rugtas stopte. Ik ben toen naar de kassa gelopen en heb gewacht bij de uitgang. Ik heb de man bij de uitgang aangesproken. Ik vroeg hem of ik in de tas mocht kijken. Ik zag dat de man snel weg wilde rennen de winkel uit. De man had de rugtas op zijn rug hangen. Ik kon de man tegenhouden door een van de hengsels van de tas vast te pakken. De man probeerde zijn rugtas van zijn rug af te krijgen om zo weg te komen. Er kwamen twee collega’s van mij om te assisteren en een klant. Samen konden wij de man in bedwang houden. De man probeerde los te komen door van zich af te slaan. Al snel bleek dat de man niet mee wilde maar dat hij de winkel uit wilde. Dat deed hij door zich weer naar de uitgang te bewegen. De man was aan het worstelen om los te komen. De man werd naar een kantoor gebracht. In dat kantoortje zag ik dat er pakken koffie in zijn tas zaten. Ik was met [slachtoffer 2] met de man in het kantoor. De man wilde weg komen en probeerde de deur te openen om weg te kunnen gaan. Dat lukt dus niet en ik zag toen dat de man [slachtoffer 2] bij de keel greep. Er ontstond toen een worsteling in het kantoortje. Ik zag dat de man [slachtoffer 2] in een soort wurggreep vast hield. De man had zijn linkerarm om de nek en hals van [slachtoffer 2] zitten. De man liet uiteindelijk los en deed alsof hij weer wilde gaan zitten. Dat deed hij niet. Wij stonden weer bij de deur. Ik zag dat man weer naar ons toe kwam lopen en dat hij weer probeerde om ons bij de deur weg te krijgen.
*. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 19 september 2016, opgenomen op pagina 19 en 20 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
Ik ben werkzaam als verkoopmedewerker bij de [supermarkt] gevestigd aan de [straat] te [pleegplaats] . Op 19 september 2016 hoorde ik dat er een jongen werd staande gehouden door mijn collega’s. Ik zag dat mijn bedrijfsleider [slachtoffer 1] bij een jongen stond. Uiteindelijk hebben wij hem naar het kantoortje achter de winkel gebracht. De jongen wilde niet rustig mee lopen. Dit deed hij door zich te verzetten. Hij probeerde weg te komen. Uiteindelijk hebben wij hem bij zijn armen vast gepakt en naar het kantoor gebracht. Ik merkte aan hem dat hij continue weg wilde komen. De jongen deed zelf de tas open. Ik zag dat de tas vol met koffiepakken gevuld was. Ik zag vervolgens dat de jongen opstond en naar de deur liep. Ik hoorde hem zeggen “je mag de koffie wel houden”. Ik zag dat de jongen naar mij toe liep en weg wilde gaan. Ik heb hem vast gepakt en samen met mijn collega [slachtoffer 1] probeerde wij hem tegen te houden. Ik heb hem hierbij bij zijn arm vast gepakt. Vlak daarna werd hij weer boos en wilde weer ontsnappen. Ik zag dat hij probeerde langs ons heen te komen en wurmde zich richting de deur. We duwden hem van de deur weg. Vervolgens voelde ik een arm om mijn keel heen. Hij stond voor mij en had mij vast in een armklem. Ik voelde dat ik op dat moment geen lucht kreeg.
*. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met screenshots van Politie Noord-Nederland d.d. 19 september 2016, opgenomen op pagina 26 en volgende van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [naam] :
Ik heb de camerabeelden opgehaald bij het betrokken [supermarkt] filiaal. Op de beelden heb ik het volgende gezien: Omstreeks 11.47.11 uur komt verdachte in beeld. Te zien is dat de verdachte naar het koffieschap loopt en meerdere pakken koffie in het gele mandje stopt. Omstreeks 11.48.44 uur is te zien dat verdachte de rugtas die hij op zijn rug draagt van zijn rug haalt en richting het mandje met daarin de koffie beweegt. Omstreeks 11.50.51 komt de verdachte in beeld bij de uitgang. Te zien is dat de verdachte door een aantal winkelmedewerkers wordt vastgehouden en te zien is dat zij hem richting het kantoor willen bewegen. Ook is te zien dat de verdachte zich hier tegen verzet en kennelijk richting de uitgang wil lopen. De medewerkers van [supermarkt] die de verdachte vasthouden kunnen dit voorkomen en zij duwen hem het kantoor in.
*. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 19 september 2016, opgenomen op pagina 39, 40 en 41 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
0: Verbalisant toont verdachte [verdachte] fotoblad—l
De foto die u mij toont, dat ben ik. Ik denk dat ik 15 pakken koffie in mijn mandje heb gedaan.
0: Verbalisant [naam] toont verdachte [verdachte] fotoblad—4
U vraagt mij wat ik bij die kratten doe. Ik stop daar de koffie in mijn tas. Alles klopt. Ik heb die koffie gestolen. U zegt mij dat aangever verklaart dat hij vervolgens naar de kassa’s loopt en dat hij ziet dat jij vervolgens de kassa’s passeert zonder de koffie te betalen. Dit klopt. Ik heb die koffie in mijn tas gestopt en heb geprobeerd dit zonder te betalen mee te nemen vanuit de winkel. Ik werd vlak voor de uitgang ineens vastgepakt door 3 mannen. Ik moest meelopen. Toen hebben ze mij naar een kantoortje gebracht. Ik ben naar de deur gelopen en toen werd ik om mijn nek vastgepakt. Ik wilde op een gegeven moment loskomen en toen kwam ik op een of andere manier met mijn arm om die jongen zijn nek. Ik kwam met mijn achterhoofd op de rand van een tafel. Hierdoor heb ik mezelf misschien verzet. Er is een worsteling geweest.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 september 2016, te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt aan de [straat] heeft weggenomen een aantal pakken koffie, toebehorende aan [supermarkt] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] , medewerkers van [supermarkt] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestonden dat
- verdachte, toen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hem hadden vastgegrepen, zich middels trekken en duwen aan aanhouding trachtte te onttrekken en
- verdachte zijn arm rond de nek van genoemde [slachtoffer 2] legde en vervolgens de keel van die [slachtoffer 2] afklemde.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Maatregelmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat ter zake van het primair tenlastegelegde, overeenkomstig het reclasseringsadvies, aan verdachte wordt opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen ISD maatregel).
Standpunt van de verdediging
De raadsvouw van verdachte heeft aangegeven dat de reclassering de afgelopen tijd in het toezicht en begeleiding van verdachte steken heeft laten vallen en dat er thans geen ISD maatregel opgelegd dient worden. De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van bijvoorbeeld 2 maanden met door de rechtbank te bepalen bijzondere voorwaarden. Subsidiair heeft zij het opleggen van een voorwaardelijke ISD maatregel bepleit en meer subsidiair een ISD maatregel voor de duur van 1 jaar met een tussentijdse toetsing.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden maatregel in aanmerking de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 september 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld, alsmede het reclasseringsadvies d.d. 21 september 2016 van Verslavingszorg Noord Nederland. Het reclasseringsadvies houdt in, kort gezegd, dat verdachte een veelpleger is met een langdurige en hardnekkige verslaving en waarbij ondanks alle inspanningen en geboden trajecten het niet is gelukt om te komen tot een blijvende, positieve gedragsverandering. Het reclasseringsadvies is om verdachte een ISD maatregel op te leggen om de maatschappij tegen hem te beschermen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal met geweldpleging. Het strafblad van de verdachte laat zien dat hij zich al jarenlang schuldig maakt aan vergelijkbare strafbare feiten, waarbij meermalen vrijheidsbenemende straffen zijn opgelegd. Het mag duidelijk zijn dat de overlast die de verdachte de samenleving bezorgt groot is.
Het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
De verdachte is in de vijf jaar voorafgaand aan de door hem begane feiten veelvuldig (tenminste driemaal) ter zake van misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Het bewezen verklaarde is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en voorts moet er, mede gelet op voormelde rapportage, ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom misdrijven zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, waartoe wordt verwezen naar het feit dat de verdachte telkenmale nieuwe strafbare feiten pleegt en de frequente oplegging van vrijheidsstraffen hem daarvan kennelijk niet weerhoudt.
De rechtbank overweegt dat ter zake van de verdachte is voldaan aan de formele voorwaarden die artikel 38m lid 1 Wetboek van Strafrecht stelt aan het opleggen van de maatregel tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders.
Gelet op het voorgaande deelt de rechtbank het standpunt van de reclassering en van de officier van justitie dat de noodzakelijke gedragsverandering van de verdachte alleen te realiseren valt binnen het kader van een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Om de maatregel effectief te laten zijn, zal deze voor de duur van één jaar worden opgelegd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voorzetting van de ISD maatregel als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht te beslissen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 38o, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt de verdachte op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
ÉÉN JAAR.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
mr. C.M.M. Oostdam en mr. J. van den Bosch, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2016.