3.1.3.De rechtbank overweegt vervolgens dat het perceel [adres 2] in eigendom is van [eiser]. Zoals hiervoor is overwogen ligt dit perceel op 300 meter van het perceel [adres 1]. Niet in geschil is dat Otte vanaf zijn perceel geen zicht heeft op het McDonald’s restaurant. Nu ook overigens niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang kan worden afgeleid, is [eiser] geen belanghebbende bij het bestreden besluit. Het beroep, voor zover ingediend door [eiser], dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. Op het perceel plaatselijk bekend [adres 1] te Sneek is het bestemmingsplan “Bedrijvenpark De Hemmen A7” (het bestemmingsplan) van toepassing. Op grond van het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’. Binnen deze bestemming zijn bedrijven tot en met milieucategorie 4 van de als bijlage bij de regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten (met uitzondering van detailhandel en Bevi-inrichtingen) toegestaan. Daarnaast zijn gronden bestemd voor nutsdoeleinden, infrastructurele voorzieningen, groenvoorzieningen en water. Horecavestigingen zijn toegestaan, mits bestaand op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan. Onder voorwaarden kan medewerking worden verleend aan de vestiging van nieuwe kleinschalige horeca-inrichtingen.
5. Niet in geschil is dat het project niet voldoet aan het bestemmingplan, omdat het (nieuw) vestigen van een restaurant met een drive-thru op onderhavige locatie niet is toegestaan. De afmetingen van de beoogde bebouwing zijn wel in overeenstemming met de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Corlijnen heeft dit niet bestreden. De vlaggenmasten van acht meter hoog die buiten het bouwvlak zullen worden gesitueerd, zijn hoger dan de toegestane vijf meter.
6. Verweerder heeft voor de verlening van de omgevingsvergunning toepassing gegeven aan artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gelezen in samenhang met de artikelen 2.10 en 2.12, eerste lid, onder a, ten derde, van de Wabo.
7. Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo voor zover thans van belang, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, onder a en ten derde, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
8. Corlijnen heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd tegen het plan. De rechtbank zal eerst bespreken of en zo ja, in hoeverre het relativiteitsvereiste in artikel 8:69a van de Awb eraan in de weg staat dat de beroepsgronden van Corlijnen tot vernietiging van het besluit leiden.