Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat uit diverse verklaringen in het dossier en het technische onderzoek blijkt dat [naam medeverdachte] , die eerst als medeverdachte is aangemerkt, de overval niet gepleegd kan hebben. Duidelijk is geworden dat zij door verdachte en zijn medeverdachte gevraagd is om op de kinderen van de medeverdachte te passen terwijl zij de overval gingen plegen. Uit een zich in het dossier bevindend WhatsApp-gesprek blijkt dat [naam medeverdachte] kort na de overval meldt dat de medeverdachte iets heeft geflikt. Uit de getuigenverklaringen van [naam medeverdachte] , [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat de medeverdachte aan meerdere personen heeft verteld dat zij de overval samen met verdachte heeft gepleegd. Opvallend is dat er in een gesprek tussen [naam medeverdachte] en de medeverdachte van de zijde van de medeverdachte geen weerwoord komt op beschuldigingen en zinspelingen. De stelling van de verdediging dat [naam medeverdachte] personen zou laten liegen is ongeloofwaardig. Op grond van de inhoud van het dossier kan het niet anders zijn dan dat verdachte en zijn medeverdachte de overval hebben gepleegd. De rol van de medeverdachte is duidelijk kleiner geweest dan die van verdachte, maar deze rol was wel essentieel voor het doen slagen van de overval. Er moet sprake van overleg zijn geweest over het feit dat verdachte nadat de deur zou worden geopend tevoorschijn zou komen. Dit alles kan worden aangemerkt als een bewuste en nauwe samenwerking, zodat sprake is van medeplegen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde aangevoerd dat uit onderzoek van het NFI is gebleken dat het DNA-hoofdprofiel, dat op de in de woning achtergebleven tiewraps is aangetroffen, niet anders dan van verdachte kan zijn. Nu het aantreffen van zijn DNA verdachte op de plaats brengt waar de poging tot diefstal met geweld heeft plaatsgevonden, heeft verdachte iets uit te leggen, maar hij komt niet met een concrete en verifieerbare verklaring.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde overval aangevoerd dat de verklaring van [naam medeverdachte] een de auditu verklaring is, die wordt ondersteund door andere de auditu verklaringen, die weer gebaseerd zijn op die eerste de auditu verklaring van [naam medeverdachte] . Op grond hiervan kan geen bewezenverklaring volgen. Voorts is de beschrijving die aangevers hebben gegeven van de dader niet van toepassing op verdachte. Verdachte ontkent alle betrokkenheid bij deze overval en dient daarvan te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde aangevoerd dat het opgegeven signalement niet wijst op verdachte. Verdachte weet niet hoe zijn DNA op de tiewraps terecht is gekomen die in de woning van aangever zijn gevonden, maar aangezien het een makkelijk verplaatsbaar voorwerp betreft, bestaat de mogelijkheid dat zijn DNA door indirecte overdracht daarop is terechtgekomen. Wettig en overtuigend bewijs dat verdachte dit feit heeft gepleegd, ontbreekt.
Het oordeel van de rechtbank
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier volgt dat op 7 januari 2015 twee mannen hebben geprobeerd bij een overval op de woning van aangever [slachtoffer 3] geld en/of drugs buit te maken, hetgeen niet is gelukt. In de woning van aangever zijn twee in elkaar geschoven tiewraps achtergebleven. Op deze tiewraps is celmateriaal aangetroffen, waaruit een DNA-mengprofiel is verkregen afkomstig van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Het DNA-hoofdprofiel van deze man is opgenomen in de DNA-databank en heeft in mei 2016 een match opgeleverd met het DNA- profiel van verdachte. Hieruit kan een mogelijke betrokkenheid van verdachte bij deze woningoverval worden afgeleid. Bij deze DNA-match dienen echter wel de volgende kanttekeningen te worden geplaatst. Het betreft hier een DNA-databankmatch met een spoor waarvan een DNA-mengprofiel is verkregen, zodat rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat het DNA-profiel van verdachte bij toeval met het DNA-profiel van het spoor matcht. Daarnaast is het mogelijk, zoals door de verdediging is gesteld, dat het celmateriaal van verdachte door middel van secundaire overdracht en dus ook op een andere locatie, al dan niet door tussenkomst van een ander, op de tiewraps kan zijn terechtgekomen. Dat verdachte niet kan aangeven waar en wanneer hij tiewraps heeft gebruikt of met iemand in contact is geweest die tiewraps gebruikt, rechtvaardigt - anders dan de officier van justitie heeft gesteld - dan ook nog niet de conclusie dat hij de persoon moet zijn geweest die bij de overval op de woning van aangever de tiewraps bij zich moet hebben gehad. Nu het dossier voor het overige geen stukken bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte bij dit feit kan worden afgeleid, waarbij in het bijzonder wordt overwogen dat de door de aangevers gegeven signalementen van de twee daders vrij globaal zijn en verdachte niet voldoet aan enkele wel specifiek door hen benoemde kenmerken van de daders, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende redengevende bewijsmiddelen bevat om de betrokkenheid van verdachte bij deze woningoverval te kunnen aannemen.
Verdachte zal dan ook van feit 2 worden vrijgesproken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van de politie Noord-Nederland d.d. 13 mei 2016, opgenomen op pagina 181 e.v. van het dossier met nummer NN2R016045-ENERDHIL d.d. 26 augustus 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Ik woon samen met 4 collega’s in perceel [adres] te [pleegplaats] . Gisteravond, woensdag 12 mei 2016, omstreeks 23.45 uur zat ik met [slachtoffer 1] in de woonkamer van onze woning. Er werd op de voordeur geklopt. Ik liep via de keuken naar de buitendeur. Onderweg hierheen zag ik een vrouw met krullend haar voor de keukenruit staan. Ik zag en hoorde dat zei met een gekromde vinger op de ruit tikte. Ik liep door naar de buitendeur en deed deze open. Vanuit de deuropening keek ik naar rechts. Ik zag daar een vrouw voor één van onze keukenramen staan. Ik zag dat de vrouw een halflange zwarte jas aan had die haar in mijn ogen te groot was. Terwijl ik naar de vrouw keek zag ik vanuit mijn ooghoek een persoon vanachter de vuilcontainers omhoog komen. De vuilcontainers staan vanuit de woning gezien links van de buitendeur. Ik zag dat de persoon zijn rechterarm recht naar voren strekte en dat hij een zwart pistool in zijn hand had. De persoon richtte het wapen op mijn hoofd. Ik week achteruit de woning in en bleef de persoon aan kijken. Ik zag dat de persoon zijn gezicht met een bivakmuts had bedekt en dat alleen zijn ogen en de directe omtrek van zijn ogen zichtbaar waren. Omdat de directe omgeving van de ogen zichtbaar was kon ik zien dat de persoon een donker getinte huidskleur had. De persoon dwong mij onder bedreiging van het pistool om achterwaarts via de keuken naar de woonkamer te lopen. Ik zag dat de overvaller de gordijnen achter mij dicht trok. Hij richtte zijn pistool op [slachtoffer 1] Ik hoorde de overvaller in het Engels tegen [slachtoffer 1] zeggen "Give me your money en telephone". Ik zag dat de overvaller [slachtoffer 1] zijn telefoon uit zijn handen pakte. Verder zag ik dat [slachtoffer 1] zijn portemonnee uit zijn kontzak haalde. Ik zag dat hij de portemonnee open deed en dat de overvaller bankbiljetten uit de portemonnee pakte. De overvaller richtte zich weer op mij. Ik hoorde hem weer zeggen: "Give me your money en telephone". Ik zei hem dat ik geen geld en geen telefoon had. De overvaller kwam hierop dichter naar mij toe en richtte het pistool op mijn hoofd. Ik zag en hoorde dat hij de slede van het pistool naar achter deed en dat het pistool zich hierna weer sloot. Ik hoorde hem hierbij zeggen:"Don't lie to me. I blow your fucking brains out of you”. De overvaller betastte hierna mijn kleding maar vond niets.
Ik kan de overvaller met het pistool als volgt omschrijven:
-een donker getinte man
-leeftijd 35 tot 40 jaar oud
-normaal postuur
-lengte ongeveer 1.70 meter groot
-overvaller sprak vanaf eerste moment binnenkomst Engels, maar dit is niet zijn moedertaal. Volgens mij is de overvaller een Nederlander.
De vrouw die aan het raam klopte en vermoedelijk ook aan de deur kan ik als volgt beschrijven:
-een blanke vrouw
-leeftijd 30-35 jaar oud
-lengte 1.60 a 1.70 meter groot
-krullend bruin haar tot op de schouder
-over het postuur kan ik niets zeggen omdat ze in mijn ogen een te ruime jas droeg
-zwarte jas tot op het bovenbeen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van de politie Noord-Nederland, d.d. 14 mei 2016, opgenomen op pagina 184 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:Afgelopen donderdag 12 mei 2016 was ik 's avonds met [slachtoffer 2] in de woning. Om ongeveer 23.30 a 24.00 uur werd er op de deur geklopt. Toen [slachtoffer 2] de deur opende zag ik dat [slachtoffer 2] achterwaarts terugliep. Ik zag dat de man een pistool vlakbij het hoofd van [slachtoffer 2] hield. Ik zag dat de man het pistool ook op mij richtte. Ik hoorde dat de man toen zei: "Lay on the ground en get on your knees". De man vroeg mij naar mijn geld: "Where is your money?". Ik pakte mijn portemonnee toen uit mijn broekzak. De man zei hetzelfde tegen [slachtoffer 2] . De man pakte 30 euro uit mijn portemonnee. De man fouilleerde mij of ik nog iets in mijn zakken had. Hierna ging de man naar [slachtoffer 2] toe en hij fouilleerde [slachtoffer 2] toen ook. De man trok het pistool naar achteren, hij laadde het pistool door. Ik zag dat de man het pistool tegen het hoofd van [slachtoffer 2] deed. Ik voelde dat hij het pistool tegen de zijkant van mijn hoofd hield. Ik hoorde dat de man zei: "Don't lie to me, I will blow your focking brains out". Ik voelde de loop tegen mijn hoofd en toen was ik het meest bang. De man vroeg wie wij gingen bellen: "Who are you going to ring, don't call the police, I know where you live en I know where you work, I will come back." Ik had mijn telefoon in mijn hand toen de man de kamer binnenkwam en het eerste wat de man deed is mijn telefoon pakken.
De man omschrijf ik als volgt:
Hij was klein, ik ben zelf ongeveer 180 cm en hij kwam tot onder mijn schouders. Hij had een erg bruine huid, bijna tegen het zwarte aan. De man droeg een bivakmuts.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte van de districtsrecherche Groningen d.d. 13 mei 2016, opgenomen op pagina 305 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam medeverdachte] , zakelijk weergegeven:
Omstreeks 23:10 uur waren [verdachte] en [medeverdachte] in de woning van mijn vriend en vroegen ze aan mij of ik op de kinderen wilden passen. Toen ben ik met hen meegereden naar de woning van [medeverdachte] . Daar heb ik op de kinderen gepast, daarna zijn zij weggegaan. lk heb tot een uurtje of 24:00 opgepast. [medeverdachte] had gisteravond een zwarte jas tot heuphoogte aan met een bontkraag, los blond haar, stijl haar, ongeveer 1.55 meter lang.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte van de districtsrecherche Groningen d.d. 4 juli 2016, opgenomen op pagina 318 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam medeverdachte] , zakelijk weergegeven:lk was bij hen thuis. lk heb op hun kinderen gepast. [verdachte] en [medeverdachte] zijn weggeweest en later weer terug gekomen. [verdachte] kwam eerst thuis. [medeverdachte] kwam later. Vlak voordat ik vertrok heeft [medeverdachte] tegen mij gezegd dat zij de overval gepleegd heeft. Ze zijn ongeveer een halfuur tot 40 minuten weggeweest. Voordat ik naar buiten liep zei [medeverdachte] een beetje smoezend: "We hebben die mensen bij het [adres] overvallen." Ik weet dat [verdachte] die mensen kende. Dat waren buitenlandse mensen die ook wel uitgingen in Delfzijl en [verdachte] regelde volgens mij in het verleden ook wiet voor hen. Ik heb van [verdachte] gehoord dat ze Engels spreken en dat het witte mensen zijn. [medeverdachte] vertelde later aan mij dat toen ze voor de deur stond, ze het lichtblonde gedeelte van haar haar onder de jas had geschoven. [medeverdachte] zei dat [verdachte] haar overgehaald had en dat zij met hem meegegaan was. Zij moest van [verdachte] op de deur kloppen. [verdachte] zat achter een container verstopt. Dat als de mensen de deur open deden dat ze dan alleen haar zagen staan. [verdachte] kwam toen achter de container weg en duwde de man naar binnen. Zij was toen weggereden met de auto.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de districtsrecherche Groningen, d.d. 5 juli 2016, opgenomen op pagina 157 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] , zakelijk weergegeven:lk heb begrepen dat [naam medeverdachte] moest oppassen bij [medeverdachte] en [verdachte] . [medeverdachte] en [verdachte] zijn toen weggegaan. lk heb van [medeverdachte] begrepen dat zij op een raam had gebonkt en dat ze samen dus de overval hadden gepleegd.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de districtsrecherche Groningen, d.d. 5 juli 2016, opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] , zakelijk weergegeven:Ik weet dat zij het zelf hebben gedaan. Ik heb het dan over [verdachte] en [medeverdachte] . [naam medeverdachte] moest oppassen. Toen [naam medeverdachte] later weer thuis kwam heeft [naam medeverdachte] aan mij verteld dat zij het gedaan hebben. [medeverdachte] heeft mij later verteld dat zij het gedaan hebben. [medeverdachte] zei dat ze alleen geklopt heeft en toen weg gegaan is. [verdachte] is toen alleen naar binnen gegaan. [verdachte] stond in de buurt toen [medeverdachte] geklopt heeft. [verdachte] heeft gezegd dat hij alleen naar binnen is gegaan.
7
. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek Iphone verdachte [naam medeverdachte] , d.d. 7 juni 2016, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant alsmede als uitgewerkt WhatsApp-bericht aan [persoon] :WhatsApp bericht tussen [naam medeverdachte] en [persoon] !":
[naam medeverdachte] 13-5-2016 00:07 uur
… een vriendin brengt me nu terug die flikte me net een shit dus ik moest ff oppassen voor d'r
Wireless Networks (draad loze netwerken)
Op 12-05-2016 te 23:22 uur heeft de lphone van [naam medeverdachte] op de router met het
volgende Mac adres ingelogd: [nummer]
Uit onderzoek blijkt dat deze router zich nabij de woning van [medeverdachte] aan [adres] te
[pleegplaats] bevindt.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal tapgesprekken van de districtsrecherche Groningen, d.d. 30 juni 2016, opgenomen op pagina 67 e.v. (bijlage E2) van voornoemd dossier, inhoudende als uitgewerkt tapgesprek, zakelijk weergegeven:Beller: [naam medeverdachte]
Gebelde: [medeverdachte]
24-06-2016
: .. het interesseert me niet of je zegt door hem want ik ben door jullie twee in de problemen gekomen.
[medeverdachte] : Ja ik ook door hem
: Ja je kan wel zeggen door hem maar jij hebt gezegd “Ja das goed hoor”. Je had ook kunnen zeggen luister ben jij mongool ofzo.
[medeverdachte] : Ja dat weet ik.
: Snap je, dat had je tegen hem ook kunnen zeggen, van luister dan ik heb hier fucking 4 kinderen zitten, wat denk jij nou. Als je dat zo nodig wil dan zet ik je daar af en klaar, dan klop je zelf maar op die deur. En die… weet je… en je kan wel alles op hem afschuiven weet je en jullie waren daar met zijn tweeën. Je bent vrouw volwassen genoeg om tegen hem nee te zeggen, wat denk je dat als je tegen hem nee zegt dat hij je zal slaan ofzo.
[medeverdachte] : Nou dat zeg ik niet, maar uh…
: Nee nou dan, dus je kan niet zeggen het komt door hem. Het komt door jullie twee. En ik ook zo dom, want toen jij het me daar zei, vanaf daar had ik al gelijk moeten zeggen weet je wat krijgen jullie maar lekker de tyfus en de kanker ik ga weg.
[medeverdachte] : Ja
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte van de districtsrecherche Groningen d.d. 6 juli 2016, opgenomen op pagina 251 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] , zakelijk weergegeven:
Ik ben wel eens op het [adres] te [pleegplaats] geweest om een jongen te halen om wiet te gaan kopen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier blijkt dat er drie getuigen zijn, te weten [naam medeverdachte] [getuige 2] en [getuige 1] , die verklaren dat zij zelf van [medeverdachte] hebben gehoord dat [medeverdachte] samen met verdachte de woningoverval heeft gepleegd. De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar. Daarbij acht de rechtbank in de eerste plaats relevant dat getuige [naam medeverdachte] kan worden uitgesloten als de vrouw die tegen het raam van de overvallen woning heeft geklopt. Uit onderzoek van haar telefoongebruik die avond is namelijk gebleken dat zij in ieder geval van 23.22 uur tot 0.07 uur in de woning van [medeverdachte] is geweest om daar op te passen. Gebleken is dat deze getuige over daderinformatie beschikte, die niet eerder door de politie was vrijgegeven. Getuige [naam medeverdachte] heeft immers verklaard dat de mannelijke overvaller zich achter de containers had verstopt. Deze informatie moet deze getuige dus wel van (één van) de daders hebben gekregen. Daarnaast hecht de rechtbank er waarde aan dat deze getuige direct dezelfde nacht om 0.07 uur aan een vriend van haar een WhatsApp-bericht stuurt, waarin zij bericht dat een vriendin van haar net “een shit flikte” terwijl zij op haar kinderen paste. Indien de belastende verklaringen van de getuigen alle zouden zijn voortgekomen uit een plan van getuige [naam medeverdachte] om de overval verdachte en [medeverdachte] in de schoenen te schuiven, zoals de verdediging suggereert, zou dat dus betekenen dat zij dat plan al diezelfde nacht moet hebben bedacht, dus nog vóórdat zij samen met verdachte door de politie is aangehouden in de auto. Dit acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Uit de tapgesprekkenblijkt verder dat de opmerkingen die getuige [naam medeverdachte] vervolgens tegenover anderen heeft gemaakt over verdachten in combinatie met de woningoverval, geheel passen binnen de verklaring die zij op 4 juli 2016 bij de politie heeft afgelegd. Getuige [naam medeverdachte] heeft zelfs in een gesprek met [medeverdachte] de betrokkenheid van [medeverdachte] bij de overval aan de orde gesteld, waarbij zij [medeverdachte] erop heeft aangesproken dat zij het samen met verdachte heeft gedaan en dat zij had moeten zeggen dat hij zelf maar op het raam moest kloppen. [medeverdachte] vraagt in dit gesprek niet aan de getuige waarover ze het heeft, zodat het blijkbaar voor haar duidelijk was waarop de getuige doelde. Opvallend is dan dat [medeverdachte] in reactie op de opmerkingen van de getuige niets weerspreekt, hetgeen toch te verwachten valt indien sprake zou zijn van een onterechte beschuldiging van zo’n ernstig feit. Hierin ziet de rechtbank een bevestiging van het feit dat [medeverdachte] getuige [naam medeverdachte] heeft verteld dat zij samen met verdachte de overval heeft gepleegd. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 1] dat [medeverdachte] het ook aan hen heeft verteld. De enkele omstandigheid dat deze getuigen met getuige [naam medeverdachte] omgaan en niet uitgesloten kan worden dat zij de bij hen bekend zijnde informatie over de woningoverval van [naam medeverdachte] hebben gekregen, is hiervoor onvoldoende.
De rechtbank gaat er op grond van de verklaringen van deze getuigen dan ook van uit dat [medeverdachte] hen heeft verteld dat zij samen met verdachte de woningoverval heeft gepleegd. Niet valt in te zien waarom zij dit aan haar (toenmalige) vrienden zou hebben verteld indien dit niet waar zou zijn. Daarbij genomen dat vast staat dat verdachte op het nachtelijke tijdstip waarop de overval is gepleegd niet thuis was, terwijl de door verdachte daarvoor gegeven verklaring dat hij wiet haalde bij een kennis, niet te verifiëren is, is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat het verdachte is geweest die samen met [medeverdachte] de woningoverval heeft gepleegd. Anders dan de verdediging heeft gesteld, staat het door de aangevers gegeven signalement van de mannelijke dader niet in de weg aan dit oordeel. Het postuur van de mannelijke overvaller wordt door een van de aangevers weliswaar als iel omschreven, wat niet direct een juiste beschrijving lijkt van verdachte, maar de andere aangever spreekt over een normaal postuur en voor het overige voldoet verdachte ook aan het door de aangevers gegeven signalement.
Uit de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] op het keukenraam heeft geklopt en dat verdachte, op het moment dat vervolgens de deur werd geopend, met bivakmuts op en met vuurwapen in de hand de bewoner terug naar binnen heeft gedwongen om daar vervolgens onder bedreiging met geweld een mobiele telefoon en geld weg te nemen. [medeverdachte] mag dan niet met verdachte de woning zijn binnengegaan, de uitvoering van de overval is reeds begonnen op het moment dat er op het raam is geklopt, welke uitvoeringshandeling de rechtbank ook essentieel acht voor de verdere uitvoering van de overval. Dit was immers nodig om de bewoners op dat late tijdstip de deur te laten openen en verdachte in staat te stellen om onherkenbaar, met bivakmuts op, de woningoverval verder uit te voeren. Het kan ook niet anders, gezien de wijze van uitvoering van de woningoverval, dat sprake is geweest van een gezamenlijk plan, waarbij verdachten voorafgaand aan de woningoverval hebben besproken hoe het moest verlopen en wie wat zou doen, waarbij [medeverdachte] ervan op de hoogte moet zijn geweest dat verdachte met bivakmuts op en voorzien van een vuurwapen de woning zou binnengaan. Al met al acht de rechtbank de bijdrage van [medeverdachte] aan de woningoverval van voldoende gewicht om te spreken van een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank zal derhalve het medeplegen van de woningoverval bewezen verklaren.