ECLI:NL:RBNNE:2016:4391

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
C/18/168429/ PR RK 16/258
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter wegens vermeende partijdigheid en slechte ervaringen met de rechtbank Leeuwarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 juli 2016 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. P.G. Wijtsma, senior-rechter in deze rechtbank. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens een zitting op 7 juli 2016, waarbij de verzoeker betrokken was in een andere procedure met zaaknummer LEE AWB 16/2357. De verzoeker baseerde zijn wrakingsverzoek op slechte ervaringen met de rechtbank Leeuwarden, waar mr. Wijtsma eerder werkzaam was, en op gezondheidsklachten die hij tijdens de zitting ervoer.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking behandeld op 19 juli 2016, maar mr. Wijtsma heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. De rechtbank heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in een wrakingsverzoek tegen de voorzitter van de wrakingskamer, mr. P.J. Duinkerken, bij beschikking van 26 juli 2016. De rechtbank heeft vervolgens de behandeling van het wrakingsverzoek afgerond en de uitspraak op 29 juli 2016 bepaald.

De rechtbank overwoog dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de schijn van partijdigheid van mr. Wijtsma rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan de verzoeker is om feiten aan te voeren die deze veronderstelling kunnen weerleggen. De rechtbank wees het verzoek tot heropening van de behandeling van het wrakingsverzoek af en besloot dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C/18/168429/ PR RK 16/258

beslissing van de meervoudige kamer van 29 juli 2016

op het verzoek van

[naam], wonende te [woonplaats], verzoeker,

tot wraking van mr. P.G. Wijtsma, senior-rechter in deze rechtbank.

Procesverloop

Ter zitting van 7 juli 2016 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van
mr. Wijtsma, in de procedure met zaaknummer LEE AWB 16/2357 waarbij verzoeker als partij is betrokken.
Mr. Wijtsma heeft te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 19 juli 2016. Toen heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de voorzitter van de wrakingskamer mr. P.J. Duinkerken.
De rechtbank heeft verzoeker in dat verzoek niet-ontvankelijk verklaard bij beschikking van 26 juli 2016.
Daarop is de uitspraak bepaald op heden.

Overwegingen

Verzoeker heeft zijn verzoek gebaseerd op de volgende gronden, zoals nader gemotiveerd tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 16 juli 2016.
De behandeling van zijn zaak had moeten worden aangehouden omdat verzoeker niet over de benodigde processtukken beschikte en tijdens de zitting kampte met ernstige gezondheidsklachten. Verzoeker heeft daarnaast slechte ervaringen met de voormalige rechtbank Leeuwarden waar mr. Wijtsma destijds werkte en ook een zaak van verzoeker heeft behandeld. Op grond van een en ander heeft mr. Wijtsma de schijn van partijdigheid tegen zich.
Ter zitting van 16 juli 2016 heeft verzoeker verzocht de behandeling van het wrakings-verzoek aan te houden om mr. Wijtsma te kunnen oproepen. De rechtbank heeft ter zitting de behandeling afgerond en te kennen gegeven die te zullen heropenen als dat na overleg in raadkamer wenselijk mocht blijken. Die wenselijkheid is niet aan de orde. Desgevraagd heeft verzoeker verklaard dat hij geen specifieke vragen heeft voor mr. Wijtsma. De rechtbank heeft die evenmin. Weliswaar is uit het proces-verbaal van de zitting niet geheel duidelijk of verzoeker ter zitting op 7 juli 2016 de wraking mede gebaseerd heeft op zijn gezondheidstoestand, maar de rechtbank zal verzoeker het voordeel van de twijfel geven en het er voor houden dat dat het geval was. Gelet op het vorenstaande heeft verzoeker geen rechtens de respecteren belang bij het oproepen van mr. Wijtsma.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De rechtbank stelt voorop dat als maatstaf heeft te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen. De rechtbank ontleent deze maatstaf aan het arrest van de Hoge Raad van 24 oktober 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0257, NJ 1996, 484.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door verzoeker aangevoerde gronden niet afgeleid kan worden dat zich bijzondere omstandigheden voordoen om te veronderstellen dat mr. Wijtsma partijdig is in de procedure met zaaknummer LEE 16/2357 of de schijn in dat verband tegen heeft. Dat kan ook niet volgen uit het feit dat mr. Wijtsma de behandeling niet aanstonds heeft willen aanhouden maar, zoals hij schriftelijk heeft verklaard, eerst met verzoeker wilde spreken over een onderwerp waarvoor het dossier niet direct onontbeerlijk was. Ook een mogelijk onjuiste inschatting van verzoekers gezondheidstoestand zijdens mr. Wijtsma rechtvaardigt niet de conclusie dat bij hem sprake zou zijn van (de schijn van) partijdigheid. Dat geldt evenzeer voor verzoekers slechte ervaringen met de voormalige rechtbank Leeuwarden.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot heropening van de behandeling van het wrakingsverzoek;
- wijst het wrakingsverzoek af;
- bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 16/2357) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
aan mr. Wijtsma en aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden.
Aldus gegeven door mr. P.J. Duinkerken, J.W. Keuning en mr. S. Dijkstra, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.