ECLI:NL:RBNNE:2016:4388

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
C/17/149043 / KG RK 16/270
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens nevenfunctie en voormalige werkkring van de rechter

Op 29 juni 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Leeuwarden, een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door [A] tegen mr. T.K. Hoogslag, die als rechter betrokken was bij een erfrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat mr. Hoogslag een bestuursfunctie bekleedde bij de Rabobank en dat hij in het verleden als advocaat verbonden was aan het kantoor Trip advocaten en notarissen. [A] stelde dat deze omstandigheden de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van mr. Hoogslag in gevaar konden brengen.

De wrakingskamer, bestaande uit mr. A.H.M. Dölle, mr. M. Brinksma en mr. W.S. Sikkema, heeft het verzoek op 22 juni 2016 behandeld. Tijdens de zitting was [A] aanwezig, terwijl mr. Hoogslag en [B] niet verschenen. De wrakingskamer overwoog dat de rechter op grond van artikel 36 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) kan worden gewraakt indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen.

Na beoordeling van de argumenten van [A] concludeerde de wrakingskamer dat er geen voldoende grond was om aan te nemen dat mr. Hoogslag niet onpartijdig zou zijn. De wrakingskamer wees het verzoek af en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden geïnformeerd.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/149043 / KG RK 16/270
beslissing van 29 juni 2016 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingsverzoeken
op het verzoek ex artikel 36 Wetboek van rechtsvordering (Rv) van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: [A] ,
van
mr. T.K. Hoogslag(hierna verder te noemen: mr. Hoogslag), rechter van deze rechtbank.

1.Procesverloop

1.1
Bij brief van 9 juni 2016 heeft [A] het verzoek tot wraking ingediend van mr. Hoogslag als rechter in een erfrechtelijke kwestie met zaak-/rolnummer 5005769 EZ VERZ 16-58. In deze procedure is onder meer [B] (hierna verder te noemen: [B] ), de zus van [A] , als belanghebbende aangemerkt
1.2
Mr. Hoogslag heeft niet berust in het wrakingsverzoek.
1.3
Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. A.H.M. Dölle,
mr. M. Brinksma en mr. W.S. Sikkema.
1.4
Op 22 juni 2016 is het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting behandeld. [A] is daarbij verschenen. Mr. Hoogslag is met kennisgeving niet verschenen. [B] is evenmin verschenen.

2.De beoordeling

2.1
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van het wrakingsverzoek de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Rv en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
2.2
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak
behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv en artikel 6 EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
2.3
Ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek heeft [A] gesteld, althans zo begrijpt de wrakingskamer het wrakingsverzoek, dat mr. Hoogslag een bestuursfunctie bekleedt bij de Rabobank. Uit het wrakingsverzoek begrijpt de wrakingskamer dat
[A] stelt dat de Rabobank de werkgever is van [B] , althans dat [B] bij deze bank haar bankzaken regelt. Daarnaast heeft [A] er op gewezen dat mr. Hoogslag in het verleden als advocaat verbonden was aan het kantoor Trip advocaten en notarissen (hierna te noemen: Trip). [A] stelt zich op het standpunt dat, gelet op de door
mr. Hoogslag beklede nevenfunctie bij de Rabobank en diens voormalige werkkring, diens onafhankelijkheid en onpartijdigheid mogelijk in het geding is. [A] heeft hier echter ter zitting aan toegevoegd dat mr. Hoogslag als rechter in de onder 1.1 bedoelde procedure kan (blijven) optreden indien mocht blijken dat, gelet op de voor rechters geldende richtlijnen, zijn nevenfunctie en zijn voormalige werkkring geen belemmering vormen voor zijn optreden als rechter in de onder 1.1. bedoelde procedure.
2.4
De wrakingskamer oordeelt als volgt. Mr. Hoogslag heeft aangegeven dat hij tot 1994 als advocaat verbonden was aan Trip. De wrakingskamer ziet niet in waarom deze voormalige werkkring thans voor mr. Hoogslag een belemmering zou moeten vormen om als rechter de onder 1.1 bedoelde procedure te behandelen. Weliswaar is het testament van de moeder van [A] opgesteld door Trip (welk testament en met name de afwikkeling daarvan aan de orde is in onder 1.1. bedoelde procedure), maar dit is gebeurd in 2013, dus bijna 20 jaar na het vertrek van mr. Hoogslag bij Trip. Bovendien is gesteld noch gebleken dat mr. Hoogslag destijds (op enigerlei wijze) betrokken is geweest bij het opstellen van het testament. Mr. Hoogslag heeft verder gesteld dat hij nimmer een bestuursfunctie bij de Rabobank heeft bekleed. Dit wordt bevestigd door het register nevenfuncties van rechters (www.rechtspraak.nl). Dit register vermeldt weliswaar een aantal nevenfuncties van mr. Hoogslag, maar deze nevenfuncties staan naar het oordeel van de wrakingskamer in geen enkel verband met de onder 1.1 bedoelde procedure. De wrakingskamer vermag dus niet in te zien dat vanwege deze nevenfuncties de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van mr. Hoogslag als rechter in de onder 1.1 bedoelde procedure in het geding is.
2.5
Het wrakingsverzoek wordt dan ook afgewezen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1
wijst het wrakingsverzoek af;
3.2
bepaalt dat de hoofdzaak (met zaak-/rolnummer 5005769 EZ VERZ 16-58) wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek bevond;
3.3
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [A] ,
mr. Hoogslag en aan [B] .
Deze beslissing is gegeven door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, en mr. M. Brinksma en mr. W.S. Sikkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2016.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 39 lid 5 Rv
geenrechtsmiddel open.