Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
mr. E.Th.M. Zwart-Sneek(hierna te noemen: mr. Zwart-Sneek), rechter van deze rechtbank.
1.Het procesverloop
2.Het standpunt van [A]
3.Het standpunt van mr. Zwart-Sneek
4. Beoordeling
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft verzoekster [A] op 30 maart 2016 tijdens een mondelinge behandeling van een kort geding mr. E.Th.M. Zwart-Sneek gewraakt. [A] was betrokken bij een kort geding tegen [C], die handelde in privé en als executeur van de nalatenschap van [B]. Tijdens de zitting heeft [A] mr. Zwart-Sneek beschuldigd van partijdigheid, omdat zij geen kritische vragen stelde aan de gemachtigde van [C], mr. F. Huisman, en weigerde een voorlopig oordeel te geven over de vorderingen van [A]. Na de zitting heeft [A] haar wrakingsverzoek verder toegelicht in een brief van 31 maart 2016. Mr. Zwart-Sneek heeft in een schrijven van 5 april 2016 laten weten niet te berusten in de wraking.
De wrakingskamer heeft op 22 april 2016 de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gehouden, waarbij [A] niet aanwezig was. Mr. Zwart-Sneek heeft haar standpunt toegelicht en aangegeven dat het geven van een voorlopig oordeel niet opportuun was. De wrakingskamer heeft de relevante juridische normen uiteengezet, waaronder artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op een vooringenomenheid van mr. Zwart-Sneek. Het verzoek tot wraking is afgewezen, en de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 april 2016.