ECLI:NL:RBNNE:2016:4308

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
C/18/156658 / FA RK 15-1225
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfopvolging en huwelijksvermogensrecht in het kader van een Australisch testament met uitsluitingsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de verdeling van hun huwelijksgemeenschap na echtscheiding. De vrouw had een verzoekschrift ingediend waarin zij onder andere vroeg om een bijdrage in haar levensonderhoud en om te verklaren dat bepaalde bankrekeningen en een auto tot haar privévermogen behoren. De man voerde aan dat de erfenis van de vrouw uit de nalatenschap van haar peetoom deel uitmaakt van de huwelijksgemeenschap. De rechtbank oordeelde dat het Australische erfrecht van toepassing is op de erfopvolging, maar dat het huwelijksvermogensrecht van Nederland van toepassing is op de verdeling van de gemeenschap. De rechtbank concludeerde dat de erfenis van de peetoom, die de vrouw bij testament had ontvangen, buiten de gemeenschap valt, omdat er sprake is van een uitsluitingsclausule in het testament. De rechtbank heeft de vrouw ook de gelegenheid geboden om bewijs te leveren dat de schenkingen van haar vader niet in de gemeenschap vallen. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere uitlating door partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/156658 / FA RK 15-1225
beschikking d.d. 12 juli 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te Zevenhuizen,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.P. van der Werf, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[verweerder],
wonende te Zevenhuizen,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. J-W.F. van Horssen, kantoorhoudende te Leek.

1.PROCESVERLOOP

De vrouw heeft op 20 mei 2015 een verzoekschrift met nevenverzoeken ingediend.
De man heeft op 13 augustus 2015 een verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek, ingediend.
Op 11 september 2015 is ter griffie een verweerschrift op het zelfstandig verzoek, tevens aanvulling van de verzoeken, van de vrouw binnengekomen.
De rechtbank heeft op 1 december 2015 een beschikking gegeven.
Op 14 maart 2016 zijn ter griffie financiële stukken van de zijde van de man ontvangen.
Op 14 maart 2016 is ter griffie een F9-formulier met bijlagen van mr. Van der Werf binnengekomen.
Op 21 maart 2016 is ter griffie een brief met bijlage van mr. Van Horssen binnengekomen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 22 april 2016 in aanwezigheid van partijen bijgestaan door hun advocaten.
Mr. Van Horssen heeft ter zitting pleitaantekeningen overgelegd.
Mr. Van der Werff heeft ter zitting een draagkrachtberekening van de vrouw overgelegd.
RECHTSOVERWEGINGEN

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 1 december 2015 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en alle overige beslissingen aangehouden.
2.2.
De peetoom van de vrouw, heer [naam] overleden op 2 april 1999 te Sydney, heeft bij testament van 3 februari 1999 de vrouw tot erfgename van een deel van zijn nalatenschap benoemd.
2.3.
De vrouw heeft uit de nalatenschap van haar peetoom een bedrag van (omgerekend naar euro's) € 242.725,-- ontvangen.

3.De (overige) verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de man aan de vrouw een bijdrage dient te betalen in de kosten van haar levensonderhoud van € 750,-- bruto per maand, althans een bijdrage die de rechtbank juist acht, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen op een door de vrouw aan te wijzen op haar naam gestelde bankrekening;
II. voor recht te verklaren dat de bankrekeningen en de beleggingsportefeuille met de nummers 15642305, NL35 RABO 0385.7478.61, NL61 RABO 33513276.17, NL28 LPLN 2001517823, NL40 ABNA 0535.7615.89 en NL 17 ABNA 0549.1011.52 en de saldi daarop behoren tot het privévermogen van de vrouw en dus buiten de verdeling van de huwelijksgemeenschap blijven;
III. voor recht te verklaren dat alles wat de vrouw uit de nalatenschap van haar moeder heeft verkregen en nog verkrijgt, behoort tot het privévermogen van de vrouw en dus niet valt in de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap;
IV. voor recht te verklaren dat de auto van het merk Volkswagen, type Fox, kenteken 68-XK-FD behoort tot het privévermogen van de vrouw en dus niet valt in de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap;
V. partijen als deelgenoten in de gemeenschap te veroordelen aan de vrouw privé te betalen een bedrag van € 69.686,--, althans de man privé te veroordelen aan de vrouw privé te betalen een bedrag van € 34.843,--, althans een bedrag als de rechtbank juist acht, binnen een maand na dagtekening van de in deze zaak te geven beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dagtekening van de in deze zaak te geven beschikking tot aan de dag van algehele betaling;
VI. een wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap te gelasten als in het lichaam van het verzoekschrift onder de punten 30 tot en met 41 weergegeven, een en ander onder verdeling/verrekening van de aan de vermogensbestanddelen tot te kennen waardes, waarbij voor wat betreft de saldi van de bankrekeningen voor de verdeling de saldi per datum van ontbinding van de huwelijksgemeenschap heeft te gelden;
VII. zo nodig een deskundige te benoemen ter vaststelling van de waarde van de vermogensbestanddelen, voor zover partijen over de waarde geen overeenstemming kunnen bereiken;
VIII. althans een wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap te gelasten als de rechtbank juist acht, met benoeming, zo nodig, van een of meer deskundigen ter vaststelling van de waarde van de afzonderlijke bestanddelen;
IX. de vordering van de vrouw uit hoofde van de verdeling van de gemeenschap in goede justitie te begroten met veroordeling van de man de vordering van de vrouw uit hoofde van deze verdeling aan haar te betalen, binnen een maand na dagtekening van de door de rechtbank in deze zaak te geven beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van de in deze zaak te geven beschikking tot aan de dag der algehele betaling;
X. te bepalen dat de vrouw met uitsluiting van de man bevoegd is de bewoning en het
gebruik van bij de woning aan de [adres] behorende zaken voor te zetten, totdat de woning aan een koper is geleverd, een en ander tegen een redelijke vergoeding, welke redelijke vergoeding nihil bedraagt, indien en voor zover de eigenaars- en gebruikerslasten volledig door de vrouw worden voldaan en gedragen;
XI. de man te veroordelen en/of te gebieden om binnen één maand na de dagtekening van de door de rechtbank te geven beschikking de woning aan de [adres] te verlaten en deze niet meer te betreden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat de man aan deze veroordeling niet voldoet;
XII. te bepalen dat de man een redelijke vergoeding is verschuldigd voor het gebruik dat hij met uitsluiting van de vrouw heeft gemaakt van de woning aan de [adres] , te rekenen vanaf; mei 2015 tot aan de dag dat de man de woning metterwoon heeft verlaten, welke redelijke vergoeding gesteld dient te worden in ieder geval op een bedrag gelijk aan een optelsom van de eigenaars- en gebruikerslasten van deze woning in de periode dat de man de woning vanaf 1 mei 2015 gebruikt;
XIII. aan de vrouw een machtiging te verlenen om de woning aan de [adres] te gelde te maken door aan een NVM-makelaar opdracht tot verkoop te geven, voor rekening van de beide partijen, waarbij een vraagprijs wordt gehanteerd van minimaal de gemiddeld geadviseerde vraagprijs vastgesteld door twee door de vrouw aan te wijzen NVM-makelaars;
XIV. de vrouw een machtiging te verlenen om een bedrag van € 65.000,--, of een door de
rechtbank te bepalen bedrag, van de verkoopopbrengst van de effectenportefeuille bij de Binckbank boetevrij af te lossen op de hypothecaire geldlening van partijen bij de
Rabobank;
XV. althans ten aanzien van de woning en de daaraan verbonden lasten een regeling te
treffen als de rechtbank in goede justitie juist acht;
XVI. kosten rechtens.
3.2.
De man verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat alle bankrekeningen en beleggingsportefeuilles en de saldi daarop, ongeacht of deze te naam zijn gesteld van de man, de vrouw dan wel beiden, deel uitmaken van de gemeenschap van goederen waarin partijen gehuwd zijn;
II. de BMW toe te delen aan de man onder gehoudenheid om aan de vrouw te vergoeden een bedrag van € 3.500,-- de Volkswagen FOX toe te delen aan de vrouw onder gehoudenheid van de vrouw om aan de man te betalen een bedrag van € 1.850,--;
III. te bepalen dat de vrouw gehouden is informatie in de procedure te brengen, waarop de omvang blijkt van haar aandeel in de nalatenschap van haar overleden moeder;
IV. te bepalen dat de vrouw gehouden is om de helft van de saldi van de op haar naam staande bankrekeningen en beleggingsportefeuilles per 20 mei 2015 uit te betalen aan de man;
V. voor recht te verklaren dat het onverdeelde aandeel van de vrouw in de nalatenschap van haar overleden moeder deel uitmaakt van de huwelijkse gemeenschap van partijen;
VI. te bepalen dat de man met uitsluiting van de vrouw bevoegd is de bewoning en het gebruik van de woning aan de [adres] voort te zetten;
VII. kosten rechtens.

4.Standpunt van de vrouw

Met betrekking tot de vermogensrechtelijke afwikkeling
4.1.
Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Tot de gemeenschap behoren alle goederen van partijen bij aanvang van de gemeenschap aanwezig of nadien verkregen, met uitzondering van goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen.
De vrouw is primair van mening dat het testament van haar peetoom niet anders kan worden uitgelegd dan dat hij in zijn testament heeft beoogd te bepalen dat hetgeen hij nalaat exclusief aan de vrouw toekomt en dus niet via boedelmening ook aan de man toekomt. Dat blijkt niet alleen uit de toevoeging van de passage "for her own use and benefit absolutely", maar ook uit het onderscheid dat de oom heeft gemaakt in de partners van zijn broer en zus. Met betrekking tot hen heeft de oom voorts bepaald dat bij vooroverlijden van een broer of (schoon)zus met achterlating van een echtgeno(o)t(e) deze echtgeno(o)t(e) voor de voor overleden broer of (schoon)zus in de plaats treedt. Een dergelijke passage is met betrekking tot de vrouw niet toegevoegd. Haar peetoom heeft in zijn testament zeer specifiek omschreven wie hij wat wilde nalaten en wie niet en zijn wens was om alleen aan de vrouw, met wie hij een duidelijke band had, vermogen na te laten en niet ook aan de man, als zijnde de echtgenoot.
De clausule in het testament, in onderling verband en samenhang bezien met de overige bepalingen in het testament en de plaats en wijze waarop het testament tot stand is gebracht, kan niet anders dan tot de slotsom leiden dat sprake is van een uitsluitingsclausule als bedoel in artikel 1:94 lid s Burgerlijk Wetboek (BW).
De vrouw stelt zich subsidiair op het standpunt dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is om te oordelen dat de erfenis in de gemeenschap valt. Zij voert daartoe aan dat het voor partijen tijdens het huwelijk vaststond dat de erfenis privévermogen van de vrouw behoort. De vrouw heeft voor het ontvangen van de bedragen uit de nalatenschap een aparte bankrekening bij de Rabobank geopend, die uitsluitend op haar naam was gesteld. Vóór die tijd had de vrouw geen privérekening.
4.2.
De vrouw heeft tijdens de huwelijkse periode diverse giften van haar vader ontvangen, een aantal voorzien van een uitsluitingsclausule als in de wet bedoeld. Dat er van een uitsluitingsclausule sprake was, volgt uit de omschrijving bij de gift, maar ook uit het feit dat deze giften door partijen als zodanig zijn beschouwd. Haar vader heeft de giften ook betaald op de bankrekening die uitsluitend op naam van de vrouw was gesteld.
4.3.
Er van uitgaande dat de rechtbank het privévermogen van de vrouw uit de nalatenschap en/of de giften erkent, maakt de vrouw aanspraak op vergoeding van hetgeen uit haar privévermogen is onttrokken ten behoeve van de gemeenschap van partijen, te weten een bedrag van € 69.868,--. Dit bedrag is gebruikt ter betaling van allerhande gezamenlijke uitgaven van partijen. Indien na vergoeding van dit bedrag nog een saldo op de gemeenschappelijke bankrekening resteert, kan dat saldo bij helfte worden tussen partijen worden verdeeld.
Met betrekking tot de partneralimentatie
4.4.
De vrouw stelt dat het verzoek tot vaststelling van een partneralimentatie samenhangt met het oordeel van de rechtbank ter zake de erfenis en de giften. Indien en voor zover de rechtbank het standpunt van de vrouw hierover volgt en dit vermogen als privévermogen aanmerkt, is de vrouw van mening dat zij met haar inkomsten uit arbeid en het vermogen in staat is in de kosten van haar levensonderhoud te voorzien. In zoverre heeft het verzoek tot vaststelling van een partneralimentatie een voorwaardelijk karakter.

5.Standpunt van de man

Met betrekking tot de vermogensrechtelijke afwikkeling
5.1.
De man betwist dat de erfenis als privévermogen van de vrouw buiten de gemeenschap van goederen valt. Het is ook niet juist dat dit tijdens het huwelijk voor partijen vaststond. Het feit dat (een deel van) dit geld op een alleen ten name van de vrouw gestelde rekening is gestort, maakt ook niet dat het geld buiten de gemeenschap valt. Als de peetoom een uitsluitingsclausule zou hebben voorgestaan, dan zou hij deze ook uitdrukkelijk in het testament hebben opgenomen. Hiervan is geen sprake.
5.2.
De man erkent dat partijen tijdens het huwelijke een aantal giften van de vader van de vrouw hebben ontvangen. Deze giften waren echter niet voorzien van een uitsluitingsclausule. Een aantal giften zijn op de gezamenlijke rekening gestort, waarvan een deel weliswaar werd overgeboekt naar de rekening van de vrouw, maar dat maakt niet dat deze giften daardoor buiten de gemeenschap vallen. Waren deze giften uitsluitend voor de vrouw bedoeld, dan zou haar vader dit hebben aangegeven, hetgeen niet is gebeurd.
5.3.
De man is op grond hiervan van mening dat de vrouw geen privévermogen heeft ontvangen, en dat alle aanwezige activa en passiva per datum indiening van het echtscheidingsverzoek deel uitmaken van de ontbonden gemeenschap van goederen en in twee gelijke delen verdeeld dienen te worden. Het is dan ook onjuist om te stellen dat er een bedrag uit het privévermogen van de vrouw zou zijn gevloeid naar het gemeenschappelijke vermogen van partijen, zodat er ook geen sprake van is dat de vrouw een vergoedingsrecht toekomt.
Met betrekking tot de partneralimentatie
5.4.
De man is van mening dat de vrouw over (voldoende) eigen inkomsten uit arbeid en/of vermogen beschikt, zodat zij niet aangewezen is op een door de man aan haar te betalen partneralimentatie. Ook wanneer de rechtbank beslist dat het aanwezige vermogen aan partijen gezamenlijk toebehoort en in de gemeenschap van goederen valt, is de vrouw in staat om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Van de vrouw, die drie dagen per week werkt, mag immers worden verwacht dat zij haar arbeidsomvang uit te breiden, dan wel dat zij zich inspant om ander werk te vinden.

6.Beoordeling

Met betrekking tot de vermogensrechtelijke afwikkeling
6.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Australische erfrecht van toepassing is op de erfopvolging en dat het huwelijksvermogensregime van partijen wordt beheerst door het Nederlands huwelijksvermogensrecht. Volgens vaste rechtspraak bepaalt de op het huwelijksvermogensrecht toepasselijke wet of een verkrijging uit gift of nalatenschap al dan niet in de gemeenschap valt. Partijen zijn naar Nederlands recht in gemeenschap van goederen gehuwd. Krachtens Nederlands huwelijksvermogensrecht vallen de erfenis en de giften in de huwelijksgemeenschap tenzij in het testament of ter gelegenheid van de gift uitdrukkelijk is bepaald dat de erfenis of de gift buiten de gemeenschap valt. Het onderhavige geschil spitst zich toe op beantwoording van de vraag of er met betrekking tot de erfenis en de giften die de vader van de vrouw heeft gedaan een dergelijke uitsluitingsclausule is gemaakt.
6.2.
Met betrekking tot de erfenis
De peetoom van de vrouw heeft over zijn nalatenschap bij testament beschikt.
Artikel 5 van het testament bepaalt:
"5 (…)
(a) as to one-half part of share thereof, for my goddaughter,
[verzoekster]of [adres] , The Netherlands
for her own use and benefit absolutely(cursief door de rechtbank)
PROVIDED ALWAYSthat if my said goddaughter shall predecease me then upon the same trusts as are set in clause 5(b) of this my Will
(b) as to the remaning one-half share or part of my residury estate
UPON TRUSTfor such of them my brother,(rechtbank: 8 personen) as shall survive me and if more than one then as tenants in common in equal shares
PROVIDED THATif any of them my said brothers, sisters and sister-in-law shall predecease me leaving his or her spouse who shall survive me then such spouse shall take the share of and in my estate which his or her deceased spouse would have taken had he or she survive me
PROVIDED FURTHERthat if any of them my said brothers, sisters of sister-in-law shall predecease me leaving no spouse who shall survive me but leaving a child or children who shall survive me and who shall attain or shall have attained the age of eighteen (18) years then such child or children shall take the share of and in my estate wich his, her of their parent would have taken had he or she survived me and if more thans one as tenants in common in equal shares."
De rechtbank leidt uit de (letterlijke) tekst van artikel 5 af dat het de bedoeling van de peetoom van de vrouw is geweest dat de erfenis alleen aan de vrouw zou toekomen. Bij dit oordeel wordt, naast de zinssnede "for her own use and benefit absolutely", mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat de peetoom in zijn testament voorts heeft bepaald dat het erfdeel van de vrouw, in tegenstelling tot hetgeen hij heeft bepaald bij zijn broer en (schoon)zussen), bij vooroverlijden van de vrouw niet toekomt aan de man of de kinderen van de vrouw, maar aan de andere erfgenamen.
De rechtbank concludeert dan ook dat sprake is van een door de peetoom gewenste uitsluitingsclausule, zodat de erfenis derhalve buiten de gemeenschap valt.
6.3.
Oordeel ten aanzien van de giften
Gedurende het huwelijk heeft de vader van de vrouw schenkingen gedaan op onder meer de bankrekening ten name van de vrouw. De vrouw stelt dat deze schenkingen niet in de gemeenschap vallen, omdat de uitdrukkelijke wil van haar vader is geweest dat deze niet in de gemeenschap vallen. Dat blijkt volgens de vrouw duidelijk uit de omschrijving bij de bankoverschrijving. Om die reden zijn de schenkingen ook gestort op een rekening die alleen ten name van de vrouw staat. De man stelt dat de giften in de gemeenschap vallen, omdat niet is aangetoond dat ten aanzien van die giften is bepaald dat zij privé voor de vrouw zouden zijn.
De rechtbank overweegt dat een uitsluitingsclausule bij een gift vormvrij is. Dit betekent dat ook aan een girale overboeking een uitsluitingsclausule kan worden verbonden. Een eventuele uitsluiting moet echter zijn bedongen ten tijde van het doen van de gift. Deze kan niet achteraf worden gedaan.
De vader van de vrouw heeft bij de omschrijving van de giften de omschrijving geplaatst "gift dochter", "gift pa", "gift 2011 van pa voor dochter", "gift pa", en "gift dochter 2014".
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze vermeldingen vooralsnog onvoldoende om aan te nemen dat de vader van de vrouw ten tijde dat hij de overboeking deed, de uitdrukkelijke wens had dat deze bedragen niet in de huwelijksgemeenschap zouden vallen. De rechtbank acht hierbij van belang dat de vader van de vrouw, blijkens de door de vrouw overgelegde "verklaring van executie" d.d. 28 oktober 2005, bekend was met de mogelijkheid van het opnemen van een uitsluitingsclausule. Dat de vader bedragen heeft overgemaakt op een bankrekening die alleen naam van de vrouw was gesteld, kan -voor zover binnen een gemeenschap van goederen al sprake van een privébankrekening kan zijn- niet leiden tot een ander oordeel.
Gelet op het vorenstaande en gelet op het uitdrukkelijke aanbod daartoe zal de rechtbank de vrouw de gelegenheid bieden haar stelling dat de door haar vader gedane schenkingen niet in de gemeenschap vallen te bewijzen.
De zaak zal naar de rolzitting van 9 augustus 2016 worden verwezen, opdat de vrouw te kennen kan geven of en hoe zij aan de bewijsopdracht wenst te voldoen. Uiteraard kan deze uitlating schriftelijk worden gedaan. Voor het geval de vrouw getuigen wenst te laten horen, dient zij alsdan de namen van de te horen getuigen op te geven alsmede de verhinderdata in de periode van drie maanden volgende op die rolzitting. De man dient op deze rolzitting (schriftelijk) zijn verhinderdata in deze periode op te geven. Indien een getuigenverhoor dient plaats te vinden, zal op die zitting een datum voor het verhoor worden vastgesteld.
6.4.
Met betrekking tot de overige geschilpunten en verzoeken
Ter mondelinge behandeling is afgesproken dat partijen naar aanleiding van het oordeel van de rechtbank over de erfenis en de giften, nader met elkaar in overleg zullen treden en de rechtbank zullen berichten over het door hen gewenste verloop van de procedure. Gelet op deze afspraak zal de rechtbank de beslissingen aanhouden.
BESLISSING
De rechtbank:
laat de vrouw toe tot het bewijs dat de door haar vader gedane schenkingen niet in de gemeenschap vallen;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
9 augustus 2016voor uitlating door partijen als bedoeld in overweging 6.3;
houdt elke verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven te Groningen door W.P. Claus en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
(mmv)