ECLI:NL:RBNNE:2016:4263

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
C/17/146290/ HA ZA 16-5
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake recht van eerste koop en onrechtmatige daad in het kader van de verkoop van onroerende zaken door de provincie Fryslân

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 21 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een agrariër, aangeduid als [eiser], en de provincie Fryslân, alsook CRV Holding B.V. De zaak betreft een vordering van [eiser] die stelt dat hij recht heeft op een recht van eerste koop van een boerderij en de bijbehorende gronden, die eigendom zijn van de provincie. Dit recht van eerste koop zou zijn ontstaan uit afspraken die in 2010 zijn gemaakt, waarbij de provincie heeft verklaard dat de onroerende zaak bij vrije verkoop als eerste aan [eiser] zou worden aangeboden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de provincie de onroerende zaak heeft verkocht aan CRV, en dat dit in strijd zou zijn met het aan [eiser] verleende recht van eerste koop. [eiser] heeft betoogd dat de verkoop aan CRV niet onder de voorwaarden van 'vrije verkoop' valt, omdat CRV geen provinciaal belang zou dienen. De provincie heeft echter betoogd dat de verkoop aan CRV wel degelijk een provinciaal doel diende, namelijk de versterking van de agrifood- en dairysector in Fryslân.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het recht van eerste koop van [eiser] enkel van toepassing is indien de onroerende zaak niet nodig is voor provinciaal beleid. Aangezien de rechtbank heeft vastgesteld dat de onroerende zaak wel degelijk nodig was voor provinciaal beleid, heeft zij de vordering van [eiser] afgewezen. Tevens is [eiser] veroordeeld in de proceskosten van zowel de provincie als CRV.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/146290 / HA ZA 16-5
Vonnis van 21 september 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. J.M.E. Hamming, kantoorhoudende te Drachten,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE FRYSLÂN,
zetelend te Leeuwarden,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Veldhuis, kantoorhoudende te Leeuwarden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CRV HOLDING B.V.,
zetelend te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Molenaar, kantoorhoudende te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] enerzijds en de provincie en CRV anderzijds genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 maart 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 juni 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een agrariër die in maatschapsvorm met zijn zoons [zoon 1] en [zoon 2] . [achternaam eiser] nabij het (wegen)project "De Haak om Leeuwarden" een agrarisch melkveebedrijf uitoefent.
2.2.
Met het oog op een mogelijke uitbreiding van zijn onderneming had [eiser] in 2010 belangstelling voor de koop van de inmiddels aan de provincie in eigendom toebehorende boerderij en gronden aan de [adres toebehorende boerderij] , waar voorheen een boerenbedrijf werd uitgeoefend door de maatschap [naam maatschap] (hierna: de onroerende zaak). Op dat moment was er sprake van een mogelijke verkoop van de onroerende zaak aan de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO), die betrokken is bij het project Dairy Campus te Leeuwarden (een nationaal kenniscentrum voor innovatie in de melkveehouderij).
2.3.
De provincie heeft op enig moment met onder meer [eiser] afspraken gemaakt omtrent een recht van eerste koop ten aanzien van de onroerende zaak.
2.4.
Bij brief van 20 mei 2010 heeft de provincie het volgende aan mr. N. Bron, kandidaat-notaris bij Notariskantoor Trip, medegedeeld:
[…]
Onderwerp: recht van eerste koop boerderij [adres toebehorende boerderij]
VERTROUWELIJK
Geachte mevrouw Bron,
Met betrekking tot de boerderij in eigendom van de provincie Fryslân aan de [adres toebehorende boerderij] (vml. Boerderij [naam maatschap] ) verklaart de provincie dat bedrijf en gronden bij vrije verkoop aan onderstaande personen in deze volgorde wordt aangeboden:
1. [eiser] [adres] , [woonplaats 2]
2. [betrokkene] , [adres] , [woonplaats 2]
Wij verzoeken u deze verklaring op de dag van passeren van de akte [betrokkene] aan een depotakte te hechten en genoemde de personen over de depotstelling te informeren.
[…]
2.5.
In de bij de brief van 20 mei 2010 behorende minuut, te weten een intern stuk van de provincie, waarin intern de strekking en bedoeling van de betreffende brief wordt toegelicht, is vermeld:
Korte samenvatting van het besluit:
Brief boerderij [adres toebehorende boerderij] tbv depotakte
Er hebben zich meerdere kandidaten gemeld voor de boerderij en gronden, mochten we over gaan tot vrije verkoop hanteren we de genoemde volgorde voor de verkoop, vanwege mogelijke gevoeligheden leggen we het vast en deponeren we het bij TRIP. Let wel, dit staat de inzet van deze boerderij en gronden voor welk provinciaal/overheids doel dan ook
nooit in de weg.
2.6.
In een ten overstaan van mr. N. Bron als waarnemer van mr. G. Mulder, notaris, op 4 juni 2010 verleden notariële "akte depot van een schriftelijke verklaring" is onder meer het volgende vermeld:
[…]
- dat de Provincie een verklaring heeft afgelegd inzake het recht van eerste koop ten aanzien van de boerderij aan de [adres toebehorende boerderij] (voormalige boerderij [naam maatschap] );
- dat deze verklaring is vastgelegd in een schriftelijk stuk gedateerd twintig mei twee duizend tien (20-05-2010), kenmerk [cijferreeks] ;
- dat de Provincie mij, notaris, heeft verzocht deze verklaring te hechten aan een depotakte en de daarin genoemde personen te informeren over het in depot nemen van de verklaring, zulks evenwel zonder hen de inhoud kenbaar te maken,
verklaart, handelend als gemeld, dat de Provincie aan mij, notaris, ter bewaring heeft aangeboden genoemde verklaring gedateerd twintig mei twee duizend tien (20-05-2010) kenmerk [cijferreeks] , zulks met het verzoek deze bescheiden te hechten aan een akte van depot.
Ter voldoen aan dat verzoek van de Provincie heb ik, notaris, genoemde verklaring aan onderhavige akte gehecht teneinde die verklaring te doen bewaren door mij, notaris, bij mijn minuutakten.
[…]
2.7.
Bij brief van 29 juli 2014 heeft de provincie onder meer het volgende aan [eiser] medegedeeld:
[…]
Bij deze informeren wij u dat wij het voornemen hebben de gronden en de boerderij van [adres toebehorende boerderij] op korte termijn te verkopen dan wel in (langjarige) pacht aan te bieden aan CRV Holding BV. Dit ten behoeve van de verplaatsing van het kernfokbedrijf van CRV vanuit Terwispel naar de [adres toebehorende boerderij] . Hiermee streven wij een belangrijk provinciaal doel na, te weten de door ons gewenste samenwerking van CRV met de Dairy Campus, waardoor de innovatie op agrarisch en economisch terrein in het betreffende gebied wordt bevorderd.
In de brief van 20 mei 2010 aan notariskantoor Trip heeft de provincie u verklaard dat bij vrije verkoop, bedrijf en gronden aan de [adres toebehorende boerderij] wordt aangeboden (in volgorde) aan u en aan de heer [betrokkene] . Voorafgaande aan de brief van 20 mei 2010 en ook nadien is onzerzijds - bij monde van de heer [medewerker provincie] , coördinator aan- en verkoop - aan u medegedeeld dat van vrije verkoop slechts sprake kan zijn als de boerderij en de gronden niet voor provinciale doeleinden worden (gebruikt of) verkocht. Hiermee heeft u ingestemd.
Een en ander brengt met zich mee dat wij u de boerderij en de gronden aan de [adres toebehorende boerderij] niet te koop zullen aanbieden.
[…]
2.8.
Bij brief van 15 augustus 2014 heeft de provincie onder meer het volgende aan CRV medegedeeld:
[…]
U bent telefonisch geïnformeerd door onze CdK over het recht van eerste respectievelijk tweede koop dat in 2010 is verleend aan een tweetal agrariërs, als de provincie het perceel [adres toebehorende boerderij] ter vrije verkoop zou aanbieden. Hoewel wij op goede gronden van mening zijn dat een verkoop van het perceel aan een bedrijf als het uwe niet onder het begrip "vrije verkoop" als daar bedoeld valt - en dit in het verleden ook is gecommuniceerd met betrokkenen - kunnen wij op dit moment niet uitsluiten dat zij of één van hen - indien wij overeenstemming zouden bereiken over verkoop/verpachting van het genoemde perceel aan uw bedrijf - zal of zullen proberen dat via het voeren van één of meer gerechtelijke procedures te verhinderen. Wij kunnen op dit moment dan ook geen formele aanbieding voor de [adres toebehorende boerderij] doen, maar streven er naar zo snel mogelijk meer duidelijkheid te kunnen geven.
[…]
2.9.
Op 26 augustus 2014, 2 september 2014 en 3 oktober 2014 hebben er gesprekken tussen partijen plaatsgevonden, waarvan gespreksverslagen zijn opgemaakt. [eiser] heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat hij bij verkoop aan CRV het recht van eerste koop heeft, terwijl de provincie zich op het standpunt heeft gesteld - evenals in latere correspondentie - dat dat niet het geval is.
2.10.
In het gespreksverslag van 26 augustus 2014 is onder meer vermeld:
[…]
[eiser] voert het woord; hij toont zich verbolgen over de laatste brief van de provincie, hij vindt dat hij bij verkoop aan CRV wel het recht heeft op eerste koop van de boerderij. [eiser] vindt CRV een normaal bedrijf, gelijk zijn eigen bedrijf waarop [eiser] ook aan veeverbetering doet. [eiser] zegt eerder ook al gevraagd te hebben om de boerderij te mogen gebruiken nadat hij zelf het gebruik van een boerderij van de gemeente Leeuwarden moest opgeven. [medewerker provincie] heeft toen gezegd dat de gronden niet beschikbaar waren voor pacht. Ook konden de gebouwen niet beschikbaar worden gesteld. Nu verkoopt de provincie het bedrijf. [eiser] ziet bij verkoop aan CRV geen reden waarom provincie hem in het recht van eerste koop kan passeren. [voormalige adivseur van eiser] vult aan dat er bij verkoop aan CRV volgens hem sprake is van "vrije verkoop". Een definitie van vrije verkoop kon hij op internet niet vinden, maar hij beschouwt de verkoop aan CRV ook als een vrije verkoop. Ookmerkt hij op dat de provincie volgens hem geen echte beleidsdoelen realiseert met de verkoop aan CRV.
[…]
[medewerker provincie] richt zich tot [eiser] en geeft aan dat hij [eiser] in de afgelopen jaren 4 a 5 keren heeft ontvangen op het provinciehuis om over de stand van zaken te praten. Hij heeft [eiser] hierbij steeds op de hoogte gehouden en open geïnformeerd over de betrokkenheid van de boerderij in zaken waar de provincie mee bezig was. [medewerker provincie] geeft aan verrast te zijn over de lezing die [eiser] er nu aan geeft, het strookt volgens hem niet met de aard en inhoud van de gevoerde gesprekken. Namelijk dat alleen in het geval van "vrije verkoop" [eiser] als eerste wordt uitgenodigd om het bedrijf te mogen kopen, zo was de afspraak.
[eiser] reageert aan dat hij weliswaar op de hoogte was met een verkoop van de boerderij aan de proefboerderij van DLO. Dit is in de gesprekken ook door [medewerker provincie] aangegeven. Maar de komst van een bedrijf als CRV ziet [eiser] anders. CRV heeft een prima op orde bedrijf in Terwispel, [eiser] ziet niet in waarom dit bedrijf verplaatst moet worden naar de [adres toebehorende boerderij] . In het veld heeft [eiser] ook gehoord dat CRV belangstelling heeft getoond voor andere bedrijven in de buurt, hij is het hier niet mee eens.
[…]
2.11.
In het gespreksverslag van 2 september 2014 is onder meer vermeld:
[…]
Allereerst komt het gespreksverslag van de vorige keer aan de orde. […]
Het gespreksverslag wordt verder akkoord bevonden en ter bevestiging toegestuurd.
[…]
[medewerker G.S.] reageert dat er bestuurlijk belang is bij de transactie met CRV. De provincie wil [eiser] best helpen bij andere oplossing. [eiser] twijfelt aan het bestuurlijk belang. [medewerker provincie] vult nog aan dat er naast CRV ook bestuurlijk belang is voor de Provincie bij buurman DLO.
[…]
2.12.
Bij notariële akte houdende partiële uitvoering van een overeenkomst tot ruiling van 1 december 2014 zijn een aantal registergoederen aan de [adres toebehorende boerderij] door de provincie in eigendom overgedragen aan CRV.
2.13.
Bij brief van 3 december 2014 heeft de provincie [eiser] onder meer het volgende medegedeeld:
[…]
Eerder hebben wij u geïnformeerd (per brief d.d. 29 juli 2014 kenmerk 01151960) over het voornemen om de gronden en gebouwen gelegen aan de [adres toebehorende boerderij] te verkopen aan CRV te Arnhem. Middels deze brief delen wij u mede dat dit inmiddels heeft plaatsgevonden.
[…]
2.14.
Bij brief van 8 december 2014 heeft ( [voormalige adivseur van eiser] namens) [eiser] de provincie in gebreke gesteld en gesommeerd de onderhavige gronden aan [eiser] te koop aan te bieden. De gemeente heeft vervolgens bij brief van 17 december 2014 aangegeven dat zij niet aan deze sommatie zal voldoen.
2.15.
Bij brief van 9 januari 2015 heeft de (toenmalige) advocaat van [eiser] CRV aansprakelijk gesteld op grond van onrechtmatig handelen.
2.16.
Bij notariële akte houdende partiele uitvoering van een overeenkomst tot ruiling van 15 december 2015 zijn wederom een aantal registergoederen aan de [adres toebehorende boerderij] door de provincie in eigendom overgedragen aan CRV.

3.De vordering

3.1.
De vordering van [eiser] strekt ertoe, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat de voorwaarde "bij vrije verkoop" in het aan [eiser] verleende recht van eerste koop niet inhoudt "indien passend in provinciaal beleid van de provincie Fryslân";
2. voor recht verklaart dat de provincie, door de hieronder genoemde kadastrale percelen aan te bieden c.q. te leveren aan een ander dan [eiser] , toerekenbaar jegens [eiser] tekort is geschoten, althans zal schieten:
[kadastrale gegevens]
.
3. voor recht verklaart dat CRV, door vooraf kennis hebbende van de juridische positie van [eiser] en door toch te contracteren met de provincie, althans, door haar recht op koop kadastraal te laten registreren, althans door zich de percelen te laten leveren door de provincie, onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld;
4. voor recht verklaart dat de door CRV kadastraal geregistreerde kooprechten geen werking jegens [eiser] hebben;
5. voor recht verklaart dat zowel de provincie als CRV op grond van hun respectievelijke toerekenbare tekortkoming en onrechtmatige daad hoofdelijk jegens [eiser] schadeplichtig zijn;
6. de provincie en CRV hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke kosten ad EUR 1.347,26, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
7. de provincie en CRV hoofdelijk veroordeelt binnen 4 maanden na betekening van dit vonnis tot levering aan [eiser] over te gaan c.q. medewerking te verlenen aan levering aan [eiser] met doorhaling van de op naam van CRV geregistreerde kooprechten en eventuele hypotheekrechten, zulks onder de voorwaarde dat [eiser] voor alle percelen in totaal de koopsom van EUR 3.707.500,00 betaalt aan de provincie of CRV, van de hierna volgende kadastrale percelen met opstallen, alle aangeduid als kadastrale [kadastrale gegevens]
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 500,00 per dag per perceel dat de provincie en/of CRV niet aan deze verplichting voldoen, met een maximum van EUR 1.000.000,00;
8. voor recht verklaart dat de provincie ook gehouden is om andere bij haar in eigendom zijnde percelen, voor zover behorende tot het voormalige bedrijf [naam maatschap] aan de [adres toebehorende boerderij] bij voornemen tot verkoop eerst moet aanbieden aan [eiser] , op straffe van een dwangsom van EUR 50.000,00 per overtreding, zulks met een maximum van EUR 1.000.000,00;
9. voor zover er tussen de provincie en CRV enige pacht- en/of gebruiksrechten met betrekking tot één of meerdere hiervoor genoemde kadastrale percelen tot stand zijn gekomen, de provincie en CRV opdraagt deze enige pacht- en/of gebruiksrechten binnen 4 maanden van deze overeenkomst te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom van EUR 500,00 per dag per perceel dat de provincie en/of CRV niet aan deze verplichting voldoen, met een maximum van EUR 1.000.000,00;
10. met hoofdelijk veroordeling van de provincie en CRV in de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en (voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede met veroordeling van de provincie en CRV in de nakosten van EUR 131,00 dan wel, indien betekening van dit vonnis plaatsvindt, van EUR 199,00.
3.2.
De provincie en CRV voeren ieder afzonderlijk verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

De vordering jegens de provincie

4.1.
[eiser] heeft gesteld dat de provincie toerekenbaar tekort is geschoten jegens hem door de onroerende zaak in strijd met het aan [eiser] verleende recht van eerste koop te verkopen aan, dan wel te ruilen met CRV.
4.2.
In de dagvaarding heeft [eiser] betoogd dat de inhoud van het door de provincie aan hem verleende recht van eerste koop dient te worden vastgesteld door uitleg van de woorden "vrije verkoop" in de brief van 20 mei 2010 van de provincie aan mr. N. Bron, kandidaat-notaris bij Notariskantoor Trip, waarin is vermeld dat de onroerende zaak "bij vrije verkoop" als eerste aan [eiser] zal worden aangeboden. Volgens [eiser] moet aangesloten worden bij het normale spraakgebruik waarbij met de woorden "bij vrije verkoop" wordt bedoeld "anders dan door gedwongen verkoop of executie". [eiser] heeft daaraan toegevoegd dat deze bepaling bij deze uitleg betekenisloos is omdat evident is dat de provincie vrijwel nooit in zo'n situatie zal geraken, maar volgens [eiser] dient toch van die uitleg te worden uitgegaan omdat de woorden "bij vrije verkoop" zelf door de provincie zijn gekozen.
4.3.
De provincie heeft bij conclusie van antwoord uiteengezet dat het recht van eerste koop destijds mondeling is overeengekomen en dat [eiser] de brief van 20 mei 2010 destijds niet heeft ontvangen, zodat ten aanzien van de inhoud van het recht van eerste koop niet uitgegaan dient te worden van een uitleg van de in die brief vermelde woorden "bij vrije verkoop". Volgens de provincie heeft zij destijds duidelijk (mondeling) aan [eiser] te kennen gegeven dat zij op het moment dat zij de onroerende zaak niet (langer) kon of wenste te gebruiken ter verwezenlijking van provinciale beleidsdoelen en de onroerende zaak om die reden op de vrije markt te koop zou willen aanbieden - dat wil zeggen dat iedere willekeurige derde de onroerende zaak in beginsel zou kunnen kopen - de provincie dan (en enkel dan) de onroerende zaak eerst aan [eiser] te koop zou aanbieden. Concreet is door de heer [medewerker provincie] gezegd dat de provincie bereid zou zijn om de boerderij aan [eiser] te verkopen als zij de boerderij "verder niet meer nodig zou hebben, waarvoor dan ook". [eiser] heeft hiermee ingestemd. De provincie heeft vervolgens uiteengezet dat de onroerende zaak in haar visie nodig was voor de verwezenlijking van provinciale beleidsdoelen.
4.4.
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [eiser] erkend dat hij de brief van 20 mei 2010 destijds niet heeft ontvangen en dat de inhoud van de overeenkomst dus met name moet blijken uit de afspraken die mondeling zijn gemaakt. [eiser] heeft toen tevens erkend dat de provincie (in de persoon van de heer [medewerker provincie] ) destijds heeft gezegd dat de onroerende zaak misschien nog nodig was voor provinciaal beleid maar als dat niet nodig bleek, [eiser] het kon kopen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit de juistheid van het verweer van de provincie ten aanzien van de inhoud van het recht van eerste koop. Overigens blijkt de juistheid van dit verweer naar het oordeel van de rechtbank ook reeds uit de hiervoor onder 2.10 en 2.11 weergegeven citaten uit de gespreksverslagen van 26 augustus 2014 en 2 september 2014, waarbij in laatstgenoemd gespreksverslag is vermeld dat het gespreksverslag van de vorige keer (te weten: dat van 26 augustus 2014) akkoord wordt bevonden. Alleen indien de onroerende zaak niet nodig was voor provinciaal beleid en op de vrije markt te koop zou worden aangeboden, zou [eiser] dan ook het recht van eerste koop toekomen. Aldus gaat het er bij de beoordeling van de vraag of de provincie het overeengekomen recht van eerste koop heeft geschonden enkel om of de verkoop aan CRV niet een provinciaal doel heeft gediend. De rechtbank overweegt daarbij dat op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eiser] de stelplicht en de bewijslast ter zake rust. [eiser] stelt zich immers op het standpunt dat het recht van eerste koop door de provincie is geschonden. Van een schending daarvan is eerst sprake indien de verkoop aan CRV niet een provinciaal doel heeft gediend.
4.5.
[eiser] heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen gesteld dat CRV - anders dan DLO - geen provinciaal beleid dient, dat CRV niet weg hoefde uit haar toenmalige vestigingsplaats Terwispel, maar dat de verhuizing naar Leeuwarden puur een "geldkwestie" was. Volgens [eiser] is CRV een gewone marktpartij.
4.6.
De provincie heeft zowel bij conclusie van antwoord als ter gelegenheid van de comparitie van partijen - daarbij gesteund door CRV - uitgebreid uiteengezet dat de onroerende zaak wel nodig was voor provinciaal beleid. Daartoe heeft de provincie gesteld dat CRV een internationale onderneming is, te weten een innovatieve internationale organisatie voor rundveeverbetering. CRV levert aan haar klanten onder meer "fokkerijproducten"" (sperma en embryo's van foktechnisch hoogwaardige koeien en stieren), "informatieproducten" (gegevens rond afstamming, melkproductie, vruchtbaarheid, gezondheid en mineralenhuishouding), en "diensten rond de koe" (zoals kunstmatige inseminatie, fokkerijadvies). Volgens de provincie was het haar bekend dat CRV, die onder meer gevestigd was te Terwispel, haar locatie niet meer geschikt achtte maar elders in Fryslân geen geschikte locatie vond. CRV overwoog daarom te verhuizen naar een locatie buiten Fryslân. De provincie heeft voorts aangevoerd dat één van de beleidsprioriteiten in de Economische Beleidsvisie van de provincie het promoten en stimuleren van de agrifood- en dairysector is. Gelet hierop was het in de visie van de provincie belangrijk dat CRV behouden bleef voor Fryslân, ook al omdat de provincie zag dat CRV de Dairy Campus - die in de buurt van de onroerende zaak is gelegen - kon versterken. De provincie heeft voorts uiteengezet wat haar belang is bij de Dairy Campus. Dit betreft een "nationaal kenniscentrum voor innovatie in de melkveehouderij", een project waarbij de provincie, de gemeente Leeuwarden, DLO en de universiteit van Wageningen betrokken waren/zijn. Vanuit de provincie was er belang waar mogelijk mee te werken aan de realisatie van dit kenniscentrum, één en ander met het oog op provinciaal beleid dat erop gericht is de provincie Fryslân nationaal en internationaal te profileren en positioneren als centrum van de melkveehouderij.
4.7.
De rechtbank overweegt dat [eiser] niet heeft weersproken - zoals ook blijkt uit de gespreksverslagen van 26 augustus 2014 en 2 september 2014 - dat een eventuele verkoop aan DLO een provinciaal doel zou dienen. Gelet hierop, alsmede gelet op hetgeen de provincie heeft aangevoerd - zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.6. is uiteengezet - is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat de onroerende zaak niet nodig was voor provinciaal beleid voor zover het om CRV gaat nu ook hier een duidelijk verband met de agrifood en dairysector aanwezig is. Aan bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de onroerende zaak nodig was voor provinciaal beleid.
4.8.
Gelet op de omstandigheid dat het recht van eerste koop van [eiser] slechts aan [eiser] zou toekomen in het geval de onroerende zaak niet nodig was voor provinciaal beleid, terwijl dat in het onderhavige geval wél het geval was, is de rechtbank van oordeel dat de provincie niet toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eiser] door de onroerende zaak te verkopen aan, dan wel te ruilen met CRV. De vordering zal dan ook worden afgewezen. De overige verweren van de provincie behoeven derhalve geen beoordeling.
4.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van de provincie worden vastgesteld op:
- griffierecht EUR 619,00
- salaris voor de advocaat
EUR 904,00(2 punten x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.523,00.
4.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten thans al kunnen worden begroot. Deze nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing te melden.
De vordering jegens CRV
4.11.
[eiser] heeft gesteld dat CRV onrechtmatig jegens hem gehandeld door - kort samengevat - te profiteren van de hiervoor bedoelde beweerde toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de provincie. [eiser] heeft er daarbij op gewezen dat CRV - gelet op de in het geding gebrachte correspondentie - op de hoogte was van het aan [eiser] verstrekte recht van eerste koop.
4.12.
Gelet op de omstandigheid dat hiervoor is overwogen dat van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de provincie geen sprake is, kan van het profiteren van deze toerekenbare tekortkoming - en daarmee van onrechtmatig handelen - door CRV evenmin sprake zijn. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.13.
[eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van CRV worden vastgesteld op:
- griffierecht EUR 619,00
- salaris voor de advocaat
EUR 904,00(2 punten x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.523,00.
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.
4.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten thans al kunnen worden begroot. Deze nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
De vordering jegens de provincie
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, aan de zijde van de provincie vastgesteld op een bedrag van EUR 1.523,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op EUR 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat en de kosten van het betekeningsexploit,
5.4.
verklaart de veroordelingen onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad,
De vordering jegens CRV
5.5.
wijst de vordering af,
5.6.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, aan de zijde van CRV vastgesteld op een bedrag van EUR 1.523,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover, berekend vanaf de datum vervallende veertien dagen na dagtekening van dit vonnis,
5.7.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op EUR 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat,
5.8.
verklaart de veroordelingen onder 5.6. en 5.7. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2016. [1]

Voetnoten

1.82.