ECLI:NL:RBNNE:2016:4195

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
4899234 CV EXPL 16-3700
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot handhaving van openingstijden door verhuurder aan huurder in winkelcentrum

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Horas Beheer B.V. en meerdere gedaagden, die gezamenlijk als [gedaagde] worden aangeduid. Horas vorderde dat [gedaagde] hoofdelijk zou worden veroordeeld om de gehuurde bedrijfsruimte op de vastgestelde openingstijden geopend te houden, en om betaling van verbeurde boetes. De gedaagden voerden verweer en stelden dat er geen contractuele relatie bestond met de Coöperatieve Vereniging van eigenaren in het Winkelcentrum "De Paddepoel" en dat de opgelegde openingstijden onredelijk bezwarend waren.

De rechtbank oordeelde dat de huurovereenkomst en de algemene bepalingen van toepassing waren, en dat [gedaagde] zich diende te houden aan de vastgestelde openingstijden. De kantonrechter overwoog dat de belangen van de verhuurder en de huurders in het winkelcentrum in evenwicht moesten worden gehouden. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Horas gegrond waren en dat de boetebepalingen niet onredelijk bezwarend waren. De gedaagden werden veroordeeld tot betaling van de verbeurde boetes en tot het openhouden van de winkel op de vastgestelde tijden, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 10.000,-. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 4899234 \ CV EXPL 16-3700
vonnis van de kantonrechter d.d. 20 september 2016
inzake
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HORAS BEHEER B.V.,
gevestigd te Voorschoten,
eiseres, verder te noemen Horas,
gemachtigde: mr. P.H.F. Yspeert, advocaat te Groningen
tegen
1 [gedaagde sub 1]
,
gevestigd te [plaats] ,

1.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [plaats] , vennoot,

2.[gedaagde sub 3] , vennoot,

wonende te [plaats] ,
gedaagden, verder gezamenlijk [gedaagde] te noemen,
gemachtigden: mr. A. Schwartz en mr. W. Kastelein, advocaten te Groningen,
Partijen zullen hierna Horas en [gedaagde] worden genoemd.
Procesverloop
Horas heeft op de in de dagvaarding genoemde gronden gevorderd [gedaagden] hoofdelijk op straffe van een dwangsom te veroordelen om de gehuurde bedrijfsruimte op de aangegeven tijden geopend te houden, een verklaring voor recht gevraagd en heeft tevens gevorderd [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag aan verbeurde boetes.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord verweer gevoerd.
Bij vonnis van 11 mei 2016 is een comparitie van partijen bepaald. Horas heeft haar vordering, zoals tevoren aangekondigd, ter comparitie vermeerderd met de na februari 2016 verbeurde boetes.
De comparitie heeft plaatsgehad op 23 augustus 2016. Partijen zijn, deugdelijk vertegenwoordigd, ter comparitie verschenen bijgestaan door hun raadslieden.
Partijen hebben ter comparitie een nadere toelichting gegeven op hun standpunten. Er is geen regeling tot stand gekomen zodat thans nader inhoudelijk dient te worden beslist.
Vonnis is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
1.2
[gedaagde] is met de rechtsvoorganger van Horas, de heer [naam voorganger] , op 24 april 2010/10 mei 2010 een huurovereenkomst aangegaan voor winkelruimte gelegen aan [adres] te Groningen.
De winkelruimte maakt deel uit van het winkelcentrum "De Paddepoel" te Groningen.
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW.
1.3
In artikel 6.4 van de algemene bepalingen is bepaald: "
Huurder zal het gehuurde overeenkomstig de aard van het door hem daarin uitgeoefende bedrijf binnen de door de bevoegde instantie vastgestelde openingstijden voor het publiek geopend houden en daarin daadwerkelijk zijn bedrijf uitoefenen:
- indien het gehuurde deel uitmaakt van een winkelcentrum of winkelstraat tenminste gedurende de door de verhuurder, na overleg met de huurder, te bepalen reguliere openingstijden. Bij aanwezigheid van een winkeliersvereniging stelt verhuurder de reguliere openingstijden vast na overleg met die vereniging. Wat betreft ruimere openingstijden, koopavonden en koopzondagen zal huurder zich conformeren aan besluiten dienaangaande van de winkeliersvereniging en bij het ontbreken daarvan aan die van verhuurder. De aan de ruimere openingstijden verbonden kosten zijn voor rekening van de huurders die van de ruimere openingstijden gebruik (moeten) maken.
- indien het gehuurde geen deel uitmaakt van een winkelcentrum of winkelstraat gedurende de gebruikelijke openingstijden voor vergelijkbare ruimten. "
1.4
In artikel 7 van de algemene bepalingen ("Boetebepaling") is bepaald: "
Indien huurder zich, na door verhuurder behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, niet houdt aan de in de huurovereenkomst en de in deze algemene bepalingen opgenomen voorschriften, verbeurt huurder aan verhuurder, voor zover geen specifieke boete is overeengekomen, een direct opeisbare boete van € 250,00 per dag voor elke dag dat huurder in verzuim is. Het vorenstaande laat onverlet het recht van verhuurder op volledige schadevergoeding, voor zover de geleden schade de verbeurde boete overtreft."
1.5
[gedaagde] exploiteert in het gehuurde een winkel van de winkelketen Primera. [gedaagde] heeft een agentschap met Post.nl voor alle aangeboden diensten en tevens is er sprake van verkoop van wenskaarten, postzegels, tijdschriften, boeken, dagbladen, tabak, loten van de Staatsloterij en Lotto, beltegoed, cadeaukaarten, tickets en kantoorartikelen en geldtransactieservices door Western Union.
1.6
De eigenaren van bedrijfsruimte in het winkelcentrum zijn verenigd in de Coöperatieve Vereniging van eigenaren in het Winkelcentrum "De Paddepoel" Groningen U. A. (CVvE).
De exploitanten van de bedrijfsruimten in het winkelcentrum hebben binnen de stichting "Stichting Winkelcentrum De Paddepoel" (SWDP) regulier overleg.
1.7
Op 29 september 2014 heeft een vergadering plaatsgehad van de SWDP. Bij die vergadering waarbij onder meer [gedaagde sub 2] aanwezig is geweest, is onder meer gesproken over een in te voeren koopzondag en een wijziging van de zaterdagopening.
In de "Notulen Algemene Ledenvergadering" SWDP van 29 september 2014 is onder meer opgenomen: "
Na stemming onder de aanwezige leden heeft de meerderheid voor de koopzondag gestemd. Tevens is er gestemd over de zaterdagopening tot 18.00 uur i.p.v. 17:00 uur. Ook hier heeft de meerderheid voorgestemd ".
In die notulen is tevens vermeld: "
Het voorstel voor de koopzondag als de opening op zaterdag zal bij de CVvE voorgelegd worden."
1.8
In de vergadering van de CVvE van 15 december 2014 is dit als agendapunt geagendeerd en met meerderheid overgenomen. In die vergadering is tevens een gewijzigd Huishoudelijk Reglement vastgesteld waarin in artikel 3 is bepaald dat de exploitanten verplicht zijn hun bedrijfsruimte geopend te hebben op:
- maandag van 13.00-18.00 uur
- dinsdag van 9.30-18.00 uur;
- woensdag van 9.30-18.00 uur;
- donderdag van 9.30-21.00 uur;
-vrijdag van 9.30-18.00 uur;
- zaterdag van 9.30-18.00 uur;
- laatste zondag van de maand van 12.00 tot 17.00 uur
1.9
[gedaagde] hanteert niet (volledig) voormelde openingstijden. [gedaagde] sluit de winkel op donderdag eerder dan 21.00, te weten doorgaans om 20.00 uur, op zaterdag eerder dan 18.00 uur, doorgaans om 17.00 uur, en de winkel is op zondag gesloten.
1.1
Horas heeft [gedaagde] bij herhaling verzocht en gesommeerd zich te houden aan de vastgestelde openingstijden. Horas heeft [gedaagde] middels facturen boetes in rekening gebracht.

2.Het standpunt van Horas

2.1
Horas vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen:
I -om de door Horas aan hen verhuurde bedrijfsruimte geopend te hebben en te houden op iedere
- maandag van 13.00-18.00 uur
- dinsdag van 9.30-18.00 uur;
- woensdag van 9.30-18.00 uur;
- donderdag van 9.30-21.00 uur;
-vrijdag van 9.30-18.00 uur;
- zaterdag van 9.30-18.00 uur;
- laatste zondag van de maand van 12.00 tot 17.00 uur
en tevens op de bijzondere (feest) dagen, zoals die door de CVvE (na overleg met de SWDP) c.q. door Horas conform de beslissing van de CVvE zijn of zullen worden bepaald, op straffe van verbeurte van een dwangsom (in plaats van de contractuele boete) van € 250,00 per overtreding een door de rechter te bepalen maximum;
II voor recht te verklaren dat Horas aansprakelijk is voor boetes die Horas door toedoen c.q. nalaten van [gedaagde] aan de CVvE verbeurt;
III [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.250,00 aan tot en met februari 2016 verbeurde boetes, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de diverse facturen tot de dag der algehele voldoening en tevens [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
2.2
Horas heeft haar eis ter comparitie vermeerderd waar het gaat om de vordering sub III. Met overigens handhaving van de vordering wordt thans tevens gevorderd veroordeling tot betaling van € 500,00 voor alle weken na februari 2016 en € 250,00 voor iedere maand na februari 2016 tot de datum waarop eindvonnis zal worden gewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat hij boetes verschuldigd zijn geworden.
2.3
[gedaagde] houdt zich ondanks herhaalde oproep ook van de CVvE/ SWDP niet aan de gezamenlijk vastgestelde openings- en sluitingstijden.
Horas kan en mag op grond van het bepaalde in artikel 6.4 van de algemene voorwaarden de door [gedaagde] aan te houden openingstijden bepalen. De huurder dient zich daaraan te conformeren.
Het overleg met de exploitanten/winkeliers is ruim voldoende gewaarborgd in artikel 6.4 van de algemene voorwaarden. De CVvE en de SWDP zijn over die openingstijden eensgezind. [gedaagde] kan Horas als verhuurder niet tegenwerpen dat de exploitanten/winkeliers er voor hebben gekozen zich te verenigen in een stichting en niet in een vereniging.
2.4
Het boetebeding is niet onredelijk bezwarend. Horas is er niet op uit om zoveel mogelijk boetes te innen doch zij wenst dat [gedaagde] zich aan de openingstijden houdt.

3.Het standpunt van [gedaagde]

3.1
Tussen [gedaagde] en de CVvE bestaat geen contractuele relatie. De SWDP is een stichting en is derhalve niet aan te merken als winkeliersvereniging in de zin van artikel 6.4 van de Algemene bepalingen. De Stichting heeft ook geen leden en om die reden ook geen algemene ledenvergadering waarin de leden hun stem kunnen uitbrengen.
3.2
Openingstijden dienen dan ook tussen Horas en [gedaagde] binnen de bandbreedte van de wet - en regelgeving, te worden overeengekomen. Dat is ook logisch omdat anders de verhuurder zelfs zou kunnen besluiten dat de huurder zijn bedrijf zeven dagen per week 24 uur per dag open moet houden of geheel dicht zou moeten houden hetgeen voor [gedaagde] financieel en fysiek niet te doen zou zijn.
Het woord "overleg " duidt er op dat bedoeld is dat besluiten in consensus moeten worden genomen en dat geen sprake is van een eenzijdig dictaat van de verhuurder.
Nu overleg in de zin van artikel 6.4 van de algemeen bepalingen niet heeft plaatsgehad, is er geen sprake van tekortschieten van [gedaagde] in de nakoming van zijn verplichtingen.
3.3
Artikel 6.4 dient als onredelijk bezwarend te worden aangemerkt omdat toepassing tot voormelde excessen kan leiden. [gedaagde] heeft destijds met (de rechtsvoorganger van) Horas ook niet onderhandeld over de inhoud van die bepalingen.
Uit de administratie van [gedaagde] blijkt dat het aantal klanten op donderdagavond na 20.00 uur flink terugloopt. Dat geldt ook voor de zaterdagen na 17.00 uur. Dat geldt, gelet op de aard van het bedrijf van [gedaagde] , te meer voor de zondag.
3.4
Met name van kleine ondernemers kan niet verwacht worden dat zij de winkel op onrendabele uren geopend houden. De CVvE en de SWDP hebben in hun besluitvorming geen oog voor de belangen van die kleine ondernemers. Er is daarmee sprake van een onevenredigheid in de belangen van partijen. [gedaagde] komt een beroep toe op het bepaalde in artikel 6:248, tweede lid BW.
3.5
De eenzijdig opgelegde openingstijden zijn ook niet absoluut omdat de CVvE daarop voor meerdere ondernemers uitzonderingen heeft gemaakt. Die bedrijven hoeven zich niet (volledig) aan de vastgestelde openingstijden te houden. [gedaagde] kan als niet-eigenaar echter binnen de vergadering van de CVvE geen stem uitbrengen in de algemene ledenvergadering.
Tot september 2015 zijn geen boetes opgelegd en [gedaagde] is ook niet eerder door de vorige verhuurder aangesproken op het niet nakomen van de openingstijden.
3.6
Het boetebeding is onredelijk bezwarend en is terecht door [gedaagde] vernietigd. Op elke overtreding staat per dag een boete van € 250,00 zelfs indien de winkel maar zeer kort tevoren is gesloten en zonder dat daaraan een maximum is gebonden. Horas heeft ook niet bewezen dat [gedaagde] boetes heeft verbeurd.
3.7
[gedaagde] beroept zich subsidiair op matiging van de verbeurde boetes. Het boetebeding leidt in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat. De opgelegde boetes van € 10.250,00 zijn buitensporig hoog zeker in verhouding tot de werkelijke schade.

4.De beoordeling van het geschil

4.1
Horas heeft ter comparitie toegelicht dat zij haar vorderingen tegenover [gedaagde] baseert op de tussen partijen bestaande huurovereenkomst en de daarop van toepassing verklaarde algemene bepalingen met name waar het gaat om de artikelen 6.4 en artikel 7.
Gelet op de gegeven toelichting en hetgeen ter comparitie is besproken, wordt er bij de beoordeling dan ook van uitgegaan dat Horas haar vorderingen niet baseert op de stelling dat [gedaagde] lid is van de CVvE en uit dien hoofde gebonden is aan de bepalingen van het huishoudelijk reglement.
Dat uitgangspunt is ook juist. [gedaagde] is geen eigenaar van de onroerende zaak en derhalve geen lid van de CVvE. Ook overigens is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] op een andere grond gebonden is aan de bepalingen van het door de CVvE in de vergadering van 15 december 2014 vastgestelde, gewijzigde, huishoudelijke reglement.
4.2
[gedaagde] heeft als verweer (voorts) gesteld dat de SWDP niet aan te merken als winkeliersvereniging in de zin van artikel 6.4 van de algemene bepalingen omdat dit een stichting en geen vereniging is.
[gedaagde] heeft ter comparitie aangegeven dat hij er tot omstreeks november 2015 van uitging dat de SWDP de winkeliersvereniging was. Er werden twee keer per jaar vergaderingen gehouden, er was een agenda, er vond besluitvorming plaats met stemmingen en er werden notulen van die "algemene ledenvergadering" opgemaakt. [gedaagde] heeft tijdens de comparitie tevens aangevoerd dat de notulen niet bij de volgende vergadering werden vastgesteld en dat dat die notulen geen getrouw beeld geven van de besluitvorming.
4.3
Daaromtrent wordt het volgende overwogen. Uit de stellingen van [gedaagde] valt niet op te maken dat de meerderheid van de ondernemers in het overleg binnen SWDP in werkelijkheid tegen de voorgestelde uitbreiding van openingstijden op zaterdag en met een koopzondag per maand is.
4.4
Bij de beoordeling wordt er dan ook van uitgegaan dat de exploitanten van de winkelruimten in het winkelcentrum in de vergadering van 24 september 2014 van de SWDP bij meerderheid hebben besloten tot een verruiming van de openingstijden. [gedaagde sub 2] is bij die vergadering van de SWDP aanwezig geweest. Hoewel die besluitvorming zich heeft afgespeeld binnen een stichting hebben de exploitanten van de winkelruimte, in ieder geval tot zeer recent, dat overleg en die besluitvorming materieel als overleg binnen en van de "winkeliersvereniging" beschouwd en ervaren.
Dat besluit is overgenomen door de CVvE. Horas hanteert in het kader van de met [gedaagde] aangegane huuroverkomst die openingstijden als uitgangspunt waaraan [gedaagde] zich dient te houden.
4.5
Gelet op de wijze waarop de besluitvorming van exploitanten van winkels binnen het winkelcentrum De Paddepoel is vorm gegeven en is ingevuld, heeft Horas waar het gaat om het overleg over (een verruiming van) openingstijden naar het oordeel van de kantonrechter gehandeld conform het bepaalde in artikel 6.4 van die algemene bepalingen.
De stelling van [gedaagde] dat "na overleg" impliceert dat tussen huurder en verhuurder consensus dient te bestaan, wordt niet onderschreven. In artikel 6.4 van de algemene bepalingen is op dat onderdeel immers bepaald: "
Wat betreft ruimere openingstijden, koopavonden en koopzondagen zal huurder zich conformeren aan besluiten dienaangaande van de winkeliersvereniging en bij het ontbreken daarvan aan die van verhuurder."
Uit voormelde zinsnede is niet anders op te maken dan dat indien de verhuurder na overleg tot een ruimere openstelling besluit de huurder zich daaraan dient te houden.
4.6
[gedaagde] heeft zich er voorts op beroepen dat de bepaling van artikel 6.4 en de boetebepaling van artikel 7 kennelijk onredelijk bezwarend zijn in de zin van artikel 6:233 sub a BW. Daarmee ligt de vraag voor of [gedaagde] zich er terecht op beroept dat de betreffende bedingen op de voet van artikel 6:233 sub a BW vernietigbaar zijn omdat zij gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend zijn voor [gedaagde] .
4.7
Overwogen wordt als volgt. De onderhavige huurovereenkomst is aangegaan tussen twee professionele partijen. [gedaagde] exploiteert naast de onderhavige bedrijfsruimte ook op een andere locatie bedrijfsruimte. Op die huurovereenkomst zijn deze algemene bepalingen van toepassing verklaard. [gedaagde] was er bij het aangaan van de huurovereenkomst mee bekend dat in het winkelcentrum sprake was van een koopavond.
4.8
Het laat zich, als gesteld, enerzijds voorstellen dat bij ontbreken van een uniform beleid van openingstijden in een winkelcentrum, de aantrekkelijkheid van een winkelcentrum voor klanten vermindert en daarmee tevens zowel de (commerciële) mogelijkheden van verhuur maar ook van exploitatie van bedrijfsruimte in het winkelcentrum. Dat laat zich aanmerken als een gemeenschappelijk belang van zowel de eigenaren/ondernemers, en de exploitanten van de bedrijfsruimte maar ook de verhuurder. De omstandigheid dat aan een aantal eigenaren/ondernemers op grond van artikel 3 van het huishoudelijk reglement van de CVvE blijkbaar gedurende een bepaalde tijd dispensatie is en wordt verleend ter zake van die openingstijden, doet daaraan niet af.
4.9
Daartegenover laat zich echter eveneens voorstellen dat de belangen van de verschillende eigenaren respectievelijk exploitanten bij de openingstijden niet gelijk zijn en mede afhangen van de aard en omvang van een bedrijf en de (on-)mogelijkheden in de sfeer van de personele bezetting. [gedaagde] stelt, met overzichten van opbrengsten afgezet tegen loonkosten, dat het openhouden van de winkel tijdens het laatste uur op de koopavond en de zaterdag dat het uit zakelijke overwegingen verliesgevend is en dat dit ook voor de koopzondag zou gelden.
4.1
Uit de besluitvorming van SPDW en CVvE moet op basis van hetgeen is aangevoerd, worden afgeleid dat bij die uiteenlopende belangen de meerderheid van de ondernemers in het winkelcentrum het van belang vindt dat tot een ruimere openstelling van de winkels wordt gekomen en daarvoor gekozen heeft.
4.11
De stelling van [gedaagde] als zou Horas op grond van artikel 6 algemene bepalingen zonder meer de mogelijkheid hebben om te komen tot een volledige sluiting of een volledige openstelling, kan evenmin worden onderschreven. Artikel 6.4 vermeldt immers dat dit geschiedt na overleg met de winkeliersvereniging. Daarnaast is er de beperking voor openingstijden door wet- en regelgeving als de Winkeltijdenwet en de daarop gebaseerde materiële wetgeving. In artikel 6 is tevens bepaald dat de ondernemer "tenminste" gedurende de door de verhuurder vastgestelde reguliere openingstijden open dient te zijn. Aangenomen mag verder worden dat het ook in het belang van Horas als verhuurder is dat zij haar huurder(s) niet zodanige eisen stelt dat een rendabele exploitatie niet langer mogelijk is. Het verdwijnen van "kleine" winkeliers uit een winkelcentrum brengt immers een risico van verlies van aantrekkelijkheid van een winkelcentrum en daarmee van verhuurbaarheid van winkelruimte met zich.
4.12
Op grond van vorenstaande overwegingen wordt het volgende geconcludeerd. De kantonrechter is gelet op de wederzijdse positie van partijen bij het aangaan van de overeenkomst, de hiervoor vermelde wederzijdse belangen, de mogelijkheden van overleg voor de exploitanten waar het gaat om die openingstijden, van oordeel dat de bezwaren van [gedaagde] wel voorstelbaar maar niet van dien aard zijn dat artikel 6 van de algemene bepalingen gelet op voormelde maatstaf, als onredelijk bezwarend is aan te merken.
4.13
Die overwegingen gelden ook ten aanzien van het beroep op de vernietigbaarheid van het boetebeding van artikel 7 van de algemene bepalingen. Aanvullend wordt nog het volgende overwogen. Op grond van de ook door Horas gehanteerde uitleg en toepassing, [gedaagde] heeft daarvan geen andere lezing gegeven, dient dit boetebeding zo te worden verstaan dat voor iedere overtreding van de vastgestelde openingstijden [gedaagde] een boete van € 250,00 verbeurt. Bij die berekening is Horas uitgegaan van twee overtredingen per week, te weten op de donderdag en op de zaterdag, en daarnaast nog van een overtreding per maand waar het de koopzondag is waarop [gedaagde] de winkel gesloten houdt. Horas heeft ter comparitie nader aangegeven dat de CVvE haar als eigenaar op grond van het huishoudelijk reglement middels facturen een gelijk bedrag als boete in rekening heeft gebracht en brengt. Bij de uitleg en de toepassing van het boetebeding op voormelde wijze is gelet op de wederzijdse positie en belangen van partijen, ook dit boetebeding niet als onredelijk bezwarend aan te merken. Het beroep op de vernietigbaarheid van dat beding gaat dan ook niet op.
4.14
[gedaagde] heeft gesteld dat het beroep door Horas op voormelde bedingen in strijd met de redelijkheid en billijkheid moet worden geacht als bedoeld in het bepaalde in artikel 6:248 tweede lid BW.
4.15
Overwogen wordt dat op grond van het bepaalde in artikel 6: 248 tweede lid BW een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing is voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Onder verwijzing naar en onder aanhaling van hetgeen is overwogen ter zake van de stelling dat bedoelde bedingen als onredelijk bezwarend zijn aan te merken, kan [gedaagde] evenmin in die stelling worden gevolgd.
4.16
[gedaagde] heeft, meer subsidair, op grond van het bepaalde in artikel 6:94 BW een beroep gedaan op matiging van de boetes. Daarbij is aangegeven dat dit tot een onaanvaardbaar resultaat leidt waar de boete over 6 maanden circa twee derde van de verschuldigde huur over die periode is. Zoals overwogen heeft [gedaagde] erkend dat het bedrijf op de donderdagavond, zaterdag en koopzondag niet was opengesteld conform de vastgestelde openingstijden. Per "overtreding" is door Horas een boete opgelegd. Het gaat dan ook niet om een onbeperkt voor die overtreding oplopende boete. De boete is kennelijk primair bedoeld als prikkel om de winkel open te stellen.
De kantonrechter is gelet op de hiervoor vermelde wederzijdse relatie tussen partijen en de in het geding zijnde belangen van oordeel dat het resultaat van deze toepassing van het boetebeding niet aan te merken is als buitensporig en onaanvaardbaar. Het beroep op matiging wordt dan ook afgewezen.
4.17
Horas heeft voorts verzocht te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor boetes die Horas door toedoen c.q. nalaten van [gedaagde] aan de CVvE verbeurt. Overwogen wordt dat Horas die gevraagde verklaring voor recht niet nader, althans in ieder geval ontoereikend heeft onderbouwd. In artikel 7 van de algemene bepalingen is vermeld "
onverlet het recht van verhuurder op volledige schadevergoeding, voor zover de geleden schade te verbeuren boete overtreft".Horas heeft ter comparitie slechts aangegeven dat zij op haar beurt van de CVvE eveneens boetefacturen ontvangt in verband met het niet naleven van bepalingen van het huishoudelijk reglement ter zake van de openingstijden. Ook als er van wordt uitgegaan dat dat het geval is, stukken zijn niet overgelegd, dan valt niet in te zien dat daarmee dan sprake is van schade in de in artikel 7 bedoelde zin. De gevraagde verklaring voor recht wordt dan ook afgewezen.

5.Proceskosten

[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van Horas worden begroot op:
- explootkosten € 88,58
-griffierecht € 471,00
- salaris gemachtigde
€ 600,00(2 punten x tarief € 300,00)
totaal € 1.159,58
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk
I om de door Horas aan hen verhuurde bedrijfsruimte geopend te hebben en te houden op iedere
- maandag van 13.00-18.00 uur;
- dinsdag van 9.30-18.00 uur;
- woensdag van 9.30-18.00 uur;
- donderdag van 9.30-21.00 uur;
-vrijdag van 9.30-18.00 uur;
- zaterdag van 9.30-18.00 uur;
- laatste zondag van de maand van 12.00 tot 17.00 uur
en tevens op de bijzondere (feest) dagen, zoals die door de CVvE (na overleg met de SWDP) c.q. door Horas conform de beslissing van de CVvE zijn bepaald, op straffe van verbeurte van een dwangsom (in plaats van de contractuele boete) van € 250,00 per overtreding.
Het maximum aan te verbeuren dwangsommen wordt bepaald op een bedrag van € 10.000,- .
II veroordeelt [gedaagden] tevens hoofdelijk om tegen kwitantie aan Horas te betalen een bedrag van € 10.250,00 aan tot en met februari 2016 verbeurde boetes, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de diverse facturen tot de dag der algehele voldoening;
III veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van € 500,00 voor alle weken na februari 2016 en € 250,00 voor iedere maand na februari 2016 tot de datum van dit vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat die boetes verschuldigd zijn geworden.
IV veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten begroot op een bedrag van € 1.159,58.
V wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
VI verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Typ: BvdB
Coll: