1.11.Op 4 november 2015 heeft er tussen eiseres en verweerder een hoorgesprek plaatsgevonden. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt dat op 9 november 2015 aan eiseres is toegezonden.
1.12.Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 16 december 2015 de bezwaren ongegrond verklaard.
2. In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of eiseres' werkzaamheden hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en of het samenwerkingsverband tussen eiseres en haar echtgenoot ongebruikelijk is in de zin van artikel 3.6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet).
3. Eiseres stelt primair dat de door haar verrichte werkzaamheden
niethoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn. Subsidiair stelt eiseres dat er
geensprake is van een ongebruikelijk samenwerkingsverband. Meer subsidiair stelt eiseres dat de gebruikelijkheidstoets discriminerend werkt ten opzichte van de vrouw, en daarom buiten beschouwing moet blijven. Ter zitting heeft eiseres deze meer subsidiaire stelling echter laten vallen.
4. Verweerder is van mening dat de werkzaamheden van eiseres hoofdzakelijk, zelfs nagenoeg geheel, ondersteunend van aard zijn en dat het, gezien haar werkzaamheden, ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan. Eiseres wordt getroffen door de gebruikelijkheidstoets. Hierdoor komen de door eiseres in de onderneming bestede uren niet in aanmerking voor het urencriterium. Vanwege het niet voldoen aan het urencriterium heeft eiseres geen recht op de zelfstandigenaftrek, aldus verweerder.
5. Ingevolge artikel 3.76, eerste lid, van de Wet geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.
6. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, van de Wet wordt onder urencriterium verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, indien:
a. de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden in de zin van de afdelingen 3.3 en 3.4, grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen of
b. de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onderdeel a, van genoemd artikel komen voor de toepassing van het eerste lid, aanhef,
nietin aanmerking werkzaamheden ten behoeve van een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet en die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer met hem verbonden personen, indien de door de belastingplichtige verrichte werkzaamheden ten behoeve van het samenwerkingsverband hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en het ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan.
7. Eiseres en haar echtgenoot zijn, naar – terecht - niet in geschil is, verbonden personen in de zin van artikel 3.6 van de Wet. Naar het oordeel van de rechtbank rust op eiseres – naar uit de parlementaire geschiedenis van artikel 3.6 van de Wet blijkt – de last te bewijzen dat de door haar verrichte werkzaamheden voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, van artikel 3.6 van de Wet in aanmerking kunnen worden genomen.
8. De rechtbank overweegt dat de kernactiviteiten van het samenwerkingsverband tussen eiseres en haar echtgenoot bestaan uit het onderhouden en het repareren van (lease) auto's en de aan- en verkoop van auto's (zie onder 1.4).
9. De rechtbank overweegt verder dat verweerder de omvang van de door eiseres verrichte werkzaamheden niet bestrijdt.
10. Verder overweegt de rechtbank dat eiseres en haar echtgenoot ter zitting hebben verklaard dat eiseres nagenoeg alle voorkomende werkzaamheden in de onderneming verricht, mede omdat haar echtgenoot na een burn-out in 2006/2007 niet is teruggekeerd op zijn oude werkniveau, maar sindsdien op een lager niveau functioneert. De werkzaamheden van de echtgenoot zijn alleen nog gericht op de aan- en verkoop van auto's en verder treedt hij op als vraagbaak voor de monteurs op technisch niveau, aldus de verklaring van eiseres en haar echtgenoot. Volgens de verklaring ter zitting betreffen de werkzaamheden van eiseres onder andere:
- het managen van de gehele onderneming;
- het plannen en het organiseren van de werkplaats;
- het beslissen over het personeelsbeleid;
- het beslissen over de investeringen;
- het onderhouden van de contacten met de leveranciers;
- het aansturen van de monteurs;
- het opstellen van offertes en het berekenen en overleggen met klanten over het meerwerk bij onderhoud en reparatie;
- het verkopen en inruilen van auto's.
11. De rechtbank is gelet op de geloofwaardige verklaringen van eiseres en haar echtgenoot ter zitting, die door verweerder onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken, van oordeel dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar verrichte werkzaamheden zien op de kernactiviteiten van de onderneming (zie 8.) en niet slechts hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat bij het onderhoud of de reparaties geen sprake is van vaste tarieven en dat bij de verkoop en inruil van auto's eiseres zelfstandig onderhandelt over de prijs. Dat zij bij inruil van duurdere auto's overleg heeft met haar echtgenoot, doet daar niet aan af. Verder betrekt de rechtbank in haar oordeel dat eiseres onweersproken heeft verklaard dat zij tijdens de volledige arbeidsongeschiktheid van haar echtgenoot in 2006/2007 de onderneming ruim een half jaar alleen en zelfstandig heeft gedreven. Dit gegeven ondersteunt haar verklaring dat zij daadwerkelijk in staat en bekwaam is om de bij 10. genoemde werkzaamheden te verrichten.
12. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de werkzaamheden die eiseres verricht ten behoeve van de onderneming van het samenwerkingsverband (de VOF) in aanmerking komen voor de beoordeling of zij voldoet aan het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6, eerste lid, van de Wet en komt zij in de onderhavige jaren in aanmerking voor de door haar geclaimde zelfstandigenaftrek en mkb-vrijstelling (2009). Gelet op dit oordeel van de rechtbank behoeft het overige geschilpunt geen bespreking meer.
13. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslagen 2009 tot en met 2013 tot aanslagen berekend naar een verzamelinkomen volgens het onderstaande overzicht:
2013
2012
2011
2010
2009
Gecorrigeerd verzamelinkomen
€ 12.938
€ 20.166
€ 23.783
€ 48.088
€ 26.955
af:
correctie zelfstandigenaftrek
€ 7.280
€ 7.280
€ 7.266
€ 7.222
€ 9.251
Corr. Meer/minder mkb-vrijstelling
€ -2.508
€ -1.304
€ -870
€ -844
€ 428
nieuw verzamelinkomen
€ 8.166
€ 14.190
€ 17.387
€ 41.710
€ 17.276
De rechtbank vermindert de heffingsrente (belastingrente) dienovereenkomstig.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in de beroepsfase. Niet aannemelijk is geworden dat eiseres in de bezwaarfase om vergoeding van de proceskosten heeft verzocht, zodat de rechtbank op grond van artikel 7:15, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verweerder niet zal veroordelen voor de in de bezwaarfase gemaakte kosten. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsfase stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 992 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1).