ECLI:NL:RBNNE:2016:4106

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2016
Publicatiedatum
9 september 2016
Zaaknummer
LEE 15-2903-T
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over geluidsoverlast en handhaving bij supermarkt

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 2 september 2016, wordt een verzoek om handhavend optreden tegen geluidsoverlast van een supermarkt behandeld. Eiser, woonachtig nabij de supermarkt, heeft herhaaldelijk geklaagd over overlast door het laden en lossen van vrachtwagens, geluidshinder van vuilcontainers en het negeren van inrijverboden door vrachtwagens. De rechtbank oordeelt dat de eenmalige geluidsmeting door verweerder niet representatief is voor de bedrijfssituatie en dat er onvoldoende is gedaan om de geluidsoverlast te onderzoeken. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken een representatieve geluidsmeting uit te voeren en een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiser. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. De uitspraak is openbaar gedaan door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. H.J. Bastin, mr. L. Mulder en mr. V. van Dorst, met mr. H.L.A. van Kats als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 15/2903-T

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 2 september 2016 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân, verweerder,
(gemachtigde: F. Nijp).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende], te [plaats], derde-belanghebbende,
(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juli 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van eiser om handhavend optreden tegen de door hem ondervonden overlast van de supermarkt van derde-belanghebbende.
Bij besluit van 2 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de StAB) heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 21 januari 2016. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Bij brief van 7 april 2016 heeft de StAB aanvullend gerapporteerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2016.
Eiser is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en R. Tekstra.
Namens de derde-belanghebbende is voornoemde gemachtigde verschenen.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden.
1.1.
De supermarkt van derde-belanghebbende is gevestigd aan de [adres] te [plaats]. Op de supermarkt van derde-belanghebbende is onder meer het Activiteitenbesluit van toepassing. Eiser is woonachtig in de onmiddellijke nabijheid van de supermarkt.
1.2.
Eiser heeft bij brief van 28 april 2014 verweerder verzocht handhavend op te treden tegen de door hem ondervonden overlast van de supermarkt van derde-belanghebbende. In voormelde brief heeft eiser aangegeven dat hij overlast ondervindt van het laden en lossen van de vrachtwagens, soms in de [adres] in plaats van op het eigen terrein. Eiser wijst erop dat vrachtwagens soms het inrijverbod in de [adres] negeren. Verder is er volgens eiser sprake van geluidsoverlast door het dichtgooien van vuilcontainers van de supermarkt, tot laat in de avond. Daarnaast is er volgens eiser sprake van overlast door sluipverkeer als gevolg van een door de supermarkt gecreëerde doorgang.
1.3.
Bij primair besluit van 2 juli 2014 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek om handhaving van eiser.
1.4.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 29 juli 2014 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.
Eiser heeft het bezwaarschrift mondeling toegelicht op een hoorzitting van 7 oktober 2014 van de commissie bezwaarschriften van de gemeente Súdwest-Fryslân (hierna: de commissie). Een verslag van deze hoorzitting bevindt zich onder de gedingstukken.
Tijdens de hoorzitting van 7 oktober 2014 is de afspraak gemaakt dat door verweerder opnieuw zou worden gekeken naar het aspect geluid.
In een memo van 22 december 2014 heeft verweerder aangegeven dat op 20 november 2014 geluidsmetingen zijn uitgevoerd bij de betreffende vestiging van de [naam]-supermarkt. Van de uitgevoerde geluidsmetingen is een meetverslag opgesteld. In dit meetverslag is aangegeven dat er van een overschrijding van de geldende geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit geen sprake is.
Eiser heeft bij brief van 26 januari 2015 gereageerd op voormelde stukken.
De commissie heeft verweerder bij brief van 1 juni 2015 geadviseerd het primaire besluit grotendeels in stand te laten en zo nodig - afhankelijk van de uitkomsten van de metingen ten aanzien van de overschrijding van de geluidsnormen in de nachtelijke uren door het dichtslaan van de vuilcontainer en het dichtslaan van de deur van de fietsenberging - te herroepen en alsnog handhavend op te treden dan wel dat handhavend optreden alsnog te weigeren.
1.5.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.

Toepasselijke regelgeving

2. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
2.1.
Ingevolge artikel 5.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) heeft het bevoegd gezag tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten voor degene die het betrokken project uitvoert, geldende voorschriften.
2.2.
Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
2.3.
Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer dan 50, 45 en 40 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode.
In aanpandige gevoelige objecten mag het LAr, LT gedurende de dagperiode niet meer bedragen dan 35 dB(A), gedurende de avondperiode niet meer dan 30 dB(A) en gedurende de nachtperiode niet meer dan 25 dB(A).

Overwegingen

3. In dit geval dient beoordeeld te worden of verweerder het verzoek om handhavend optreden van eiser terecht heeft afgewezen. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
4. De rechtbank stelt vast dat de gronden van beroep betrekking hebben op de volgende aspecten:
- de inrijverboden worden door de vrachtwagenchauffeurs genegeerd zonder dat daarop door verweerder wordt gehandhaafd;
- geluidhinder als gevolg van de deur van het fietsenhok en het gebruik van de vuilcontainers;
- het ontbreken van een omgevingsvergunning voor het verlengde rolhek;
- de door verweerder uitgevoerde metingen van het laden en lossen en de daaropvolgende berekeningen zijn niet deugdelijk uitgevoerd;
Het komt de rechtbank aangewezen voor om de gronden van beroep afzonderlijk te beoordelen.
Ten aanzien van het negeren van het inrijverbod
5.1.
Eiser betoogt dat de inrijverboden door vrachtwagenchauffeurs worden genegeerd en dat hierop door verweerder niet wordt gehandhaafd. Naar de mening van eiser is de straat voor zijn woning niet geschikt voor het manoeuvreren van het vrachtverkeer.
5.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het vanwege de inrijverboden voor vrachtwagens in beginsel niet mogelijk is dat vrachtverkeer de supermarkt via de aan de achterzijde gelegen woonwijk benadert. Verweerder wijst erop dat tijdens controles van de zijde van verweerder niet geconstateerd is dat deze inrijverboden worden genegeerd. Omdat het negeren van een inrijverbod een overtreding van een verkeersvoorschrift is, is het overigens een taak van de politie op de naleving toe te zien, aldus verweerder.
5.3.
Met betrekking tot het inrijverbod heeft de StAB in het advies van 21 januari 2016 aangegeven dat tijdens het bezoek ter plaatse is gebleken dat door verweerder in de directe omgeving van de supermarkt verbodsborden zijn geplaatst. Het betreft het verkeersbord C7 (gesloten voor vrachtwagens) uit bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeers-tekens 1990 (Rvv). Door de verbodsborden wordt het vrachtverkeer voor de Jumbo-vestiging min of meer gedwongen om de rijroute vanaf de voorzijde te kiezen, waarna de vrachtwagens na het laden en lossen rechtsaf via de Gasthuissingel de hoofdroute door Bolsward kunnen bereiken. Daargelaten de vraag of er sprake is (geweest) van het negeren van inrijverboden, merkt de StAB op dat verweerder geen bevoegdheid heeft om overtredingen van de wegenverkeerswetgeving te handhaven.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hij geen bestuursrechtelijke bevoegdheid heeft om de verkeerswetgeving te handhaven. De handhaving van de verkeerswetgeving is primair een taak van de politie. Hieruit volgt dat er geen publiekrechtelijke grondslag bestond voor verweerder om handhavend op te treden voor wat betreft het door eiser gestelde negeren van het inrijverbod door de vrachtwagenchauffeurs. Gelet hierop heeft verweerder het verzoek om handhavend optreden in zoverre terecht afgewezen. Hierbij wijst de rechtbank er nog op dat de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft toegezegd dat er voor wat betreft dit aspect alsnog overleg zal worden gevoerd met de politie. Deze grond van eiser slaagt niet.
Ten aanzien van de overige geluidhinder
6.1.
Eiser betoogt dat hij geluidhinder ondervindt van het dichtslaan van de deur van het fietsenhok en het gebruik van de vuilcontainers. In dit verband wijst eiser erop dat er nog steeds geen geluidmeting door verweerder is gedaan naar de piekgeluiden van het sluiten van de vuilcontainer. Volgens eiser hoeft dit niet specifiek ’s nachts te gebeuren, maar kan dit evenals bij het fietsenhok ook overdag gebeuren.
6.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat met eiser is afgesproken geen geluidmetingen naar beide bronnen uit te voeren, maar derde-belanghebbende de gelegenheid te bieden om maatregelen te treffen tegen de mogelijke hinder. Naar de mening van verweerder zijn er inmiddels nieuwe containers die goed werken. Verder wijst verweerder erop dat ten aanzien van de deur van het fietsenhok maatregelen zijn getroffen. Naar de mening van verweerder is er om die reden thans geen sprake meer van (ernstige) geluidhinder.
6.3.
Met betrekking tot de overige geluidhinder heeft de StAB in het advies van
21 januari 2016 aangegeven dat zich op het terrein van de Jumbo een ruimte bevindt die wordt gebruikt als stalling voor fietsen van het personeel en als opslag van onder meer plastic en karton. De stallingsruimte is voorzien van houten wanden en is van boven open.
De stallingsruimte is gesitueerd naast de laad- en losdeur en aangrenzend aan het
supermarktgebouw. De deur in het ‘fietsenhok’ bevindt zich in de wand die loodrecht op de gevel van de woning van eiser staat. Tijdens het bezoek van de StAB aan de inrichting is gebleken dat de deur inmiddels is voorzien van een deurdranger waardoor de deur heel langzaam uit zichzelf dicht gaat. De aanslag van de deur in de post is inmiddels voorzien van rubberen strippen. Gelet op de aangetroffen situatie zal thans volgens de StAB van de deur geen hinder meer worden ondervonden.
Omtrent de afvalcontainers merkt de StAB op dat tijdens het bezoek aan de inrichting twee metalen rolcontainers werden aangetroffen op het open terrein nabij de laad- en losdeur van
het magazijn. Volgens de StAB staan deze rolcontainers erom bekend dat bij het openen van het deksel vanwege de metalen scharnieren een knerpend geluid kan optreden. Verder gaat het sluiten van het deksel vaak gepaard met een harde metalen klap. Gelet op de korte
afstand tot de omliggende woningen van derden (inclusief eiser) zal in de visie van de StAB van deze pieken vooral in de avondperiode hinder kunnen worden ondervonden. Anders dan
verweerder stelt, heeft de StAB niet kunnen vaststellen dat er nieuwe containers zijn geplaatst die geen hinder meer veroorzaken. Gelet op de relatief korte afstand tot de woning van eiser is het volgens de StAB aannemelijk dat bij het laten vallen van de klep van de containers de grenswaarde voor het maximale geluidsniveau van 65 dB(A) in de avondperiode bij de woning van eiser kan worden overschreden. De StAB wijst erop dat tijdens het bezoek aan de inrichting van de zijde van de Jumbo aangegeven is dat men op dit moment, ter voorkoming van de piekgeluiden, de klep veelal open laat staan. Dit lijkt de StAB in het licht van onder meer het verspreiden van geur in de omgeving geen reële optie. Ter voorkoming van geluidhinder zouden de metalen containers vervangen kunnen worden door kunststof rolcontainers. Daarbij merkt de StAB op dat de Jumbo voor het invoeren van een dergelijke maatregel wel afhankelijk is van het afvalinzamelingsbedrijf omdat dat bedrijf de rolcontainers levert.
6.4.
Ter zitting is komen vast te staan dat er van geluidsoverlast vanwege de deur van het fietsenhok en vanwege het gebruik van de metalen afvalcontainers na het aanbrengen van een technische voorziening in de deur van het fietsenhok en het vervangen van de metalen afvalcontainers door kunststof containers door derde-belanghebbende geen sprake meer is, zodat deze grond thans geen bespreking meer behoeft.
Ten aanzien van het ontbreken van een omgevingsvergunning voor het rolhek
7.1.
Eiser betoogt dat verweerder in dit geval ten onrechte geen omgevingsvergunning heeft verleend voor het verlengen van het rolhek. Eiser wijst erop dat verweerder in het bestreden besluit niet ingaat op deze grond van bezwaar.
7.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor het verbreden van de schuifpoort eind 2014 een omgevingsvergunning is verleend. Het daartegen door eiser ingediende bezwaarschrift is ongegrond verklaard bij besluit van 19 augustus 2015, aan eiser verzonden op 20 augustus 2015.
7.3.
Met betrekking tot dit aspect heeft de StAB in het advies van 21 januari 2016 aangegeven dat, anders dan eiser stelt, verweerder een omgevingsvergunning heeft verleend voor het verlengde rolhek.
7.4.
In reactie op het StAB-advies heeft eiser bij brief van 23 februari 2016 aangegeven dat er sprake is van een onvoldoende onderzoek naar het illegale hekwerk en dan met name naar de onlangs verleende omgevingsvergunning. Volgens eiser is de omgevingsvergunning ten onrechte verleend. In dit verband wijst eiser erop dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het hekwerk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan “Bolsward-Kom” voor wat betreft bouwwerken valt.
7.5.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 17 december 2014 aan derde-belanghebbende een omgevingsvergunning heeft verleend voor het verbreden van de schuifpoort op het perceel Snekerstraat 14 te Bolsward. Verder dient te worden vastgesteld dat verweerder bij besluit van 19 augustus 2015 het daartegen door eiser ingediende bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit onherroepelijk is geworden.
7.5.2.
Uit vaste jurisprudentie van de AbRvS, onder meer kenbaar uit ECLI:NL:RVS:2016: 1875, volgt dat niet handhavend kan worden opgetreden tegen een bouwwerk dat in strijd is met het bestemmingsplan, maar in overeenstemming met een in rechte onaantastbare omgevingsvergunning. Een dergelijk bouwwerk wordt geacht legaal te zijn. Er is geen grond om hierover anders te oordelen in het geval het bevoegd gezag en/of de houder van de omgevingsvergunning op de hoogte waren of hadden behoren te zijn van strijdigheid met het bestemmingsplan.
Gesteld noch gebleken is dat het verbreden van de schuifpoort in dit geval niet in overeenstemming is met een in rechte onaantastbare omgevingsvergunning. Hieruit volgt dat het verbreden van de schuifpoort geacht moet worden legaal te zijn, zodat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat ook in dit geval niet handhavend kan worden opgetreden. Voor zover eiser verzocht heeft om handhavend op te treden tegen het verbreden van de schuifpoort wegens, naar gesteld, strijdigheid met het bestemmingsplan, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het vorenstaande, het verzoek in zoverre terecht afgewezen. Deze grond van eiser slaagt niet.
Ten aanzien van de uitgevoerde metingen en berekeningen
8.1.
Eiser betoogt dat de door verweerder uitgevoerde berekeningen en daarop gebaseerde berekeningen niet deugdelijk zijn. In dit verband wijst eiser erop dat er slechts gemeten is aan één vrachtwagen die kwam laden en lossen en dat slechts rekening gehouden is met het eigen Jumbo-schema zonder daarbij derden te betrekken.
8.2.
Verweerder merkt op dat op twee verschillende dagen geluidmetingen zijn uitgevoerd. Naar aanleiding van deze metingen, en rekening houdend met een worst case-scenario (laden en lossen van zes grote Jumbo-vrachtwagens gedurende in totaal 3,5 uur van de dagperiode), stelt verweerder zich op het standpunt dat de grenswaarde voor het langtijd-gemiddelde beoordelingsniveau voor de dagperiode bij de woning van eiser van 50 dB(A) niet worden overschreden.
8.3.
In de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 (hierna: de Handleiding) is met betrekking tot de representatieve bedrijfsvoering aangegeven dat daaronder wordt verstaan: die situatie waarbij de voor de geluidsproductie relevante omstandigheden kenmerkend zijn voor een bedrijfsvoering bij volledige capaciteit in de te beschouwen etmaalperiode.
8.4.
Met betrekking tot de door verweerder uitgevoerde metingen heeft de StAB in het advies van 21 januari 2016 aangegeven dat is gemeten aan een standaardvrachtwagen van de Jumbo met containers. Volgens de StAB kan er met een meting aan één vrachtwagen worden volstaan, indien vaststaat dat deze vrachtwagen (en de bijbehorende laad- en losactiviteit) voor wat betreft de geluidsproductie representatief is voor alle overige vrachtwagens die de inrichting bezoeken. Tijdens het bezoek aan de inrichting heeft de StAB waargenomen dat een vuilniswagen grote vuilcontainers kwam legen, dat een vrachtwagen van een biermerk pallets met bierkratten kwam laden en lossen, waarbij een elektrische heftruck van de Jumbo werd gebruikt en dat een ‘megavrachtwagen’ van Jumbo (‘dubbeldekker’) kwam laden en lossen, waarbij - naast een extra lange laad- en lostijd vanwege de extra hoeveelheid containers - ook veel activiteiten op het terrein met lege containers plaatsvonden. Daarnaast zullen volgens de StAB de vrachtwagens die gekoelde verse producten (zuivel en groente) dan wel diepvriesproducten komen brengen vaak beschikken over koelaggregaten op de vrachtwagens die in werking kunnen zijn. Van deze activiteiten en daarmee gepaard gaande manoeuvreerbewegingen staat naar de mening van de StAB niet op voorhand vast dat die evenveel of minder geluidemissie veroorzaken dan de vrachtwagens die op 24 juni en
20 november 2014 zijn gemeten. Nu uit de meting van 20 november 2014 volgt dat juist aan de grenswaarde van 50 dB(A) werd voldaan, valt naar de mening van de StAB niet uit te sluiten dat de grenswaarde overschreden kan worden. Gelet hierop kan de StAB zich vinden in de kritiek van eiser dat alleen een meting aan één vrachtwagen een onderschatting van de situatie zal kunnen inhouden.
Verder merkt de StAB op dat in het meetrapport van verweerder de gemeten geluidbronnen en manoeuvreerbewegingen niet zijn vermeld. Derhalve is niet duidelijk wat exact gemeten is. Denkbaar is volgens de StAB dat niet alleen sprake is van het in en uit de vrachtwagen rijden van containers (bonkende geluiden) en het gebruik van de hydraulisch bediende laadklep, maar ook van geluidbronnen op het open terrein, zoals het verzamelen van lege
containers die naar buiten waren gereden. Wat betreft het aantal vrachtwagens waarvan bij de doorrekening over de hele dag is uitgegaan, merkt de StAB het volgende op. In het dossier bevindt zich een door Jumbo aangeleverd bestel- en afleverschema. Uit dit schema voor DKW (droge kruidenierswaren), vers en diepvries zou kunnen worden afgeleid dat op vrijdagen en zaterdagen maximaal vijf vrachtwagens de supermarkt bevoorraden. Het betreft hier alleen de leveringen via de vaste distributiepunten van Jumbo. Terecht merkt eiser op dat buiten dit schema ook nog andere partijen de supermarkt met vrachtwagens dan wel bestel-bussen kunnen aandoen. De StAB wijst hierbij onder meer op de vuilnisophaaldienst, een
vrachtwagen van een drankenleverancier (pallets bier) en levering van aardappelen. Alleen het leverschema van Jumbo verschaft derhalve onvoldoende inzicht in het aantal (vracht)-wagenbewegingen dat voor een representatieve bedrijfsvoering kan worden gehanteerd. In hoeverre de door verweerder gehanteerde periode van 3,5 uur representatief is, is naar de mening van de StAB derhalve niet duidelijk.
Vervolgens komt de StAB tot de conclusie dat op grond van metingen aan één vrachtwagen
onvoldoende vast is komen te staan dat in dit geval voldaan wordt aan de grenswaarde uit het
Activiteitenbesluit.
8.5.
In reactie op het StAB-verslag heeft verweerder bij brief van 5 februari 2016 aangegeven van mening te zijn dat het besluit op juiste gronden is genomen en dat de metingen en berekeningen zijn uitgevoerd overeenkomstig methode II.1 ‘Immissiemetingen’ uit de HMRI. Voor zover door de StAB is geconstateerd dat de geluidsproductie van één vrachtwagen niet representatief is geweest voor alle overige vrachtwagens merkt verweerder op bereid te zijn om een nader geluidsonderzoek uit te voeren, waarbij de op- en aanmerkingen van de StAB worden meegenomen.
8.6.
In een aanvullend verslag van 7 april 2016 heeft de StAB aangegeven dat voormelde reactie van verweerder geen aanleiding geeft om terug te komen van het eerdere verslag en de daarin vermelde conclusie. Naar de mening van de StAB is op grond van de metingen aan één vrachtwagen onvoldoende komen vast te staan dat in dit geval voldaan wordt aan de grenswaarde van het Activiteitenbesluit. Nieuwe, representatieve metingen van verweerder zouden daarover volgens de StAB uitsluitsel kunnen geven.
8.7.
In hetgeen verweerder met betrekking tot het StAB-verslag van 21 januari 2016 naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om de daarin neergelegde bevindingen en de daarop gebaseerde conclusie dat op grond van de metingen aan één vrachtwagen onvoldoende is komen vast te staan dat voldaan wordt aan de grenswaarde van het Activiteitenbesluit voor onjuist te houden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de StAB, mede naar aanleiding van het bezoek aan de inrichting te Bolsward, gemotiveerd uiteen gezet heeft dat er sprake is van een onderschatting van de geluidemissie. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de StAB er in het verslag van 21 januari 2016 op gewezen heeft dat tijdens het bezoek aan de inrichting een vuilniswagen grote containers kwam legen, dat een vrachtwagen van een biermerk pallets met bierkratten kwam laden en lossen, waarbij een elektrische heftruck van de Jumbo werd gebruikt en dat een ‘megavrachtwagen’ van Jumbo (‘dubbeldekker’) kwam laden en lossen, waarbij naast een extra lange laad- en lostijd vanwege de extra hoeveelheid containers ook veel activiteiten op het terrein met lege containers plaatsvonden. Daarnaast zullen volgens de StAB de vrachtwagens die gekoelde verse producten (zuivel en groente) dan wel diepvriesproducten komen brengen vaak beschikken over koelaggregaten op de vrachtwagens die in werking kunnen zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, gelet op het voorgaande, ten onrechte op het standpunt gesteld dat in dit geval met een meting aan één vrachtwagen kan worden volstaan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser er, gelet op de bevindingen in het StAB-verslag van 21 januari 2016, terecht op heeft gewezen dat het door derde-belanghebbende overgelegde bestel- en afleverschema niet een compleet beeld geeft van de bevoorrading van de supermarkt. Buiten dit schema kunnen ook andere partijen de supermarkt met vrachtwagens dan wel bestelbussen aandoen, waarbij gewezen wordt op de vrachtwagen van een drankenleverancier (pallets bier) en de levering van aardappels, alsmede de vuilnis-ophaaldienst. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat alleen het bestel- en afleverschema van derde-belanghebbende onvoldoende inzicht verschaft in het aantal (vracht)wagenbewegingen dat voor een representatieve bedrijfsvoering kan worden gehanteerd. Om die reden is eveneens onduidelijk in hoeverre de door verweerder gehanteerde periode van 3,5 uur representatief is voor de bedrijfsvoering. Gelet op de voorgaande overwegingen berust het bestreden besluit van verweerder naar het oordeel van de rechtbank op een ondeugdelijk onderzoek, hetgeen schending van het zorgvuldigheids- beginsel, als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb, met zich brengt. Tevens berust het bestreden besluit op een ondeugdelijke motivering, hetgeen schending van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb met zich brengt. Om die reden slaagt het betoog van eiser in zoverre en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking.
8.8.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank verweerder in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank in dat geval een tussenuitspraak. Gelet op het daartoe strekkende verzoek van de gemachtigde van verweerder en het verhandelde ter zitting ziet de rechtbank aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het onder rechtsoverweging 8.7. genoemde gebrek binnen zes weken na de verzending van de tussenuitspraak te herstellen door een representatieve geluidsmeting te (laten) verrichten, met inachtneming van de aanwijzingen in de StAB-rapporten. Verder draagt de rechtbank verweerder op om binnen voormelde termijn een nieuw besluit op het bezwaarschrift van eiser te nemen, waarbij, afhankelijk van de uitkomsten van de representatieve geluidsmeting, het primaire besluit zal worden gehandhaafd of zal worden herroepen en alsnog zal worden overgegaan tot handhavend optreden door verweerder. De rechtbank zal eiser en derde-belanghebbende in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep. Voor wat betreft het beroep houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het onder rechtsoverweging 8.7. genoemde gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak een nieuw besluit op het bezwaarschrift van eiser te nemen, waarbij, afhankelijk van de uitkomsten van de representatieve geluidsmeting, het primaire besluit zal worden gehandhaafd of zal worden herroepen en alsnog zal worden overgegaan tot handhavend optreden door verweerder;
- houdt voor wat betreft het beroep iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspaak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzitter, mr. L. Mulder en mr. V. van Dorst, leden, in aanwezigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2016.
De griffier De voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen nog geen hoger beroep instellen.