ECLI:NL:RBNNE:2016:4102

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
5251464 CV EXPL 16-8556
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de opzegging van een Riders Agreement tussen een mountainbiker en een stichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Noordelijk Mountainbiketeam (hierna: Habitat) en een mountainbiker, aangeduid als [gedaagde]. Habitat vorderde nakoming van een Riders Agreement die op 1 januari 2016 was gesloten voor een periode van twee jaar. De mountainbiker had de overeenkomst opgezegd, stellende dat hij zijn carrière als 'high-level mountainbiker' beëindigde om zich te richten op cyclo-cross. Habitat betwistte de rechtsgeldigheid van de opzegging en stelde dat de overeenkomst niet tussentijds kon worden beëindigd, tenzij er sprake was van een aantoonbare positieverbetering. De voorzieningenrechter oordeelde dat de opzegging van de overeenkomst door [gedaagde] niet het beoogde rechtsgevolg had, omdat de overeenkomst slechts tussentijds kon worden opgezegd onder specifieke voorwaarden die in de overeenkomst waren opgenomen. De rechter concludeerde dat de mountainbiker zich aan de overeenkomst moest houden tot de einddatum, behoudens de mogelijkheid van wederzijds goedvinden voor tussentijdse ontbinding. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van Habitat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 5251464 \ CV EXPL 16-8556
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 5 Rv d.d. 7 september 2016
inzake
de stichting
STICHTING NOORDELIJK MOUNTAINBIKETEAM,
gevestigd te Drachten,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. G. Berghuis,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen,
Partijen zullen hierna Habitat (handelsnaam van eiseres) en [gedaagde] worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 augustus 2016;
- de mondelinge behandeling van 24 augustus 2016 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde producties;
- de pleitnota's van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.2.
Habitat is een stichting die is opgericht om (financiële) ondersteuning te verlenen aan de mountainbikesport en de belangen van de mountainbikesport in het algemeen en in het bijzonder die van het (noordelijk) mountainbiketeam Habitat te bevorderen. Daartoe sluit zij onder andere overeenkomsten met renners ("Riders Agreements") voor een bepaalde tijd van één jaar.
2.3.
[gedaagde] heeft op 1 januari 2016 een "Riders Agreement" met Habitat gesloten voor de duur van twee jaar. Dit laatste op verzoek van [gedaagde] . In de "Riders Agreement" (hierna: de overeenkomst) staat onder meer vermeld:
"Article 4. Duration and Termination
(…)
4.2
In contravention of article 4.1 Parties at all times have a right to break the Agreement instantly in case of:
- (…)
- (…)
- (…)
- (…)
- Should the Rider, during this Agreement Period terminate his activity as a high-level Mountain bike Rider for various reasons (e.g. athletic blocking, voluntary resignation) The Team will be entitled to terminate the Agreement directly so that, as from that moment, all financial and other obligations of the Team will extinguish from that moment;
(…)
Article 8. Obligations of the Rider:
8.1
The Rider will race exclusively fort he Habitat Mountain bike Team in alle competitions mutually agreed upon by the Rider and the Team.
(…)."
2.4.
Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van 1 januari 2016 heeft in december 2015 een gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] en [A] (de teammanager, hierna: [A] ), in aanwezigheid van [B] (hierna: [B] ). Over de inhoud van dit gesprek heeft [B] op 21 juli 2016 schriftelijk verklaard, voor zover van belang:
"(…)
[A] gaf aan dat [gedaagde] een goed seizoen reed en progressie had geboekt, hierbij moest hij wel direct de kanttekening plaatsen dat het Habitat team in omkadering niet mee kon groeien met het niveau van [gedaagde] .
Vanuit de "tree4talents" filosofie van het Habitat mountainbike team was [A] blij dat ze [gedaagde] zover hebben kunnen brengen. Mocht [gedaagde] in staat zijn om een vervolg stap te kunnen maken dan zou dat een mooi resultaat zijn van dit project.
Met die gedachte en afspraken is destijds ook doorgesproken dat [gedaagde] bij de ploeg zou willen blijven mits hij zich kan verbeteren. Als [gedaagde] aanbiedingen zou krijgen welke gelijkwaardig zouden zijn aan wat Habitat aanbood zou hij daar niet op in gaan. Enkel als [gedaagde] zich aantoonbaar kon verbeteren zou hij mogen vertrekken en zou het Habitat mountainbiketeam daar graag aan mee willen werken. (…)."
2.5.
Het is de wens van [gedaagde] om groot te worden in het Cyclo cross fietsen. In mei 2016 heeft [gedaagde] aan [A] te kennen gegeven dat hij de mogelijkheid had gekregen om van zijn droom werkelijkheid te maken. Het Belgisch Cyclocrossteam Superano Ham - Isorex - Tarteletto had [gedaagde] een contract aangeboden en [gedaagde] wilde om die reden de met Habitat gesloten overeenkomst beëindigen. [A] heeft [gedaagde] aangegeven dat tussen partijen tot en met 31 december 2017 een overeenkomst geldt en dat hij [gedaagde] niet zomaar wil laten gaan.
2.6.
De advocaat van [gedaagde] heeft de vertrekwens van [gedaagde] bij
e-mailbericht van 9 mei 2016 schriftelijk aan [A] bevestigd, alsmede in kopie aan de hoofdsponsor van Habitat verstuurd.
2.7.
In reactie daarop heeft [A] bij e-mailbericht van 11 mei 2016 aan [gedaagde] geschreven dat er een overeenkomst geldt tussen partijen, dat Habitat [gedaagde] graag bij het team wil houden en hem zal (blijven) steunen bij het verdere verloop van zijn carrière. Voorts heeft [A] geschreven dat ingeval [gedaagde] nog steeds tussentijds wil vertrekken naar een andere ploeg, het op de weg van [gedaagde] en/of de advocaat van [gedaagde] ligt om met een concreet en serieus voorstel te komen.
2.8.
Partijen hebben over het vertrek van [gedaagde] geen overeenstemming weten te bereiken.
2.9.
Op 3 juni 2016 heeft [gedaagde] jegens Habitat een beroep gedaan op artikel 8.1 van de overeenkomst (zie rechtsoverweging 2.3.). [gedaagde] heeft in dat verband meegedeeld dat hij enkel exclusiviteit met Habitat is overeengekomen voor de discipline mountainbike, zodat het hem vrij staat om bij een ander team met een andere discipline (Cyclo cross) een licentie aan te gaan. Habitat heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat zij deze lezing van artikel 8.1 van de overeenkomst niet deelt en dat zij het beroep van [gedaagde] op dit artikel niet accepteert.
2.10.
Op 10 juni 2016 heeft de advocaat van [gedaagde] de overeenkomst met Habitat namens [gedaagde] opgezegd per einde contractduur, op grond van het bepaalde in artikel 4.2, vijfde aandachtsstreepje (zie rechtsoverweging 2.3.).
2.11.
Op 8 juli 2016 heeft [gedaagde] aan [A] geschreven, voor zover van belang:
"(…)
this letter is notice of my resignation from my activities as a "high-level mountainbiker". I will stop my career as a high level mountainbike athlete. I believe my future will be in cyclo-cross and not in mountainbiking.
During a meeting to discuss my future in the sports, (…) you discussed the option to stay with the team, but to leave when there would be an option for me to impove myself in cyclo-cross and to move to another team. Mister [B] , myself and you discussed this point and you would be cooperative in a transfer if I could improve myself. (…)
So I will ride two last mountainbike races for the Habitat mountainbike team. (…) on Sunday 10th of July 2016 and (…) on the 17th of July 2016."
2.12.
De tweede opzegging van de overeenkomst (in de Engelse taal) heeft op verzoek van de Union Cycliste Internationale (hierna: de UCI) plaatsgevonden. De UCI heeft de advocaten van [gedaagde] bij e-mailbericht van 12 juli 2016 bericht:
"Reference is made to Mr. [gedaagde] 's letter dated, July, 8th 2016 (…). Based on that letter we take due note of the resignation bij Mr. [gedaagde] from his activities as a "high-level mountainbiker" and we will proceed accordingly.
We also understand that Habitat Mountain Bike Team contests such resignation for valid reasons and will brought this case before the Court which has jurisdiction according to the contract."
2.13.
Bij brief van 21 juli 2016 heeft de advocaat van Habitat [gedaagde] gesommeerd tot nakoming van alle verplichtingen uit de overeenkomst. Ook wordt in voornoemde brief aanspraak gemaakt op door [gedaagde] verbeurde boetes wegens het in weerwil van de overeenkomst dragen van andere dan teamkleding.
2.14.
De UCI heeft [gedaagde] uitgeschreven als teamlid bij Habitat en ingeschreven als Cyclo cross renner bij het Belgische Cyclo cross team Superano Ham - Isorex - Tarteletto.

3.De vordering in conventie

3.1.
Habitat vordert, verkort weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. [gedaagde] veroordeelt tot nakoming van de Riders Agreement tot de daarin vermelde einddatum, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, althans € 350,00, voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde] handelt in strijd met (enige bepaling in) de Riders Agreement,
b. [gedaagde] verbiedt een Riders Agreement of daarmee vergelijkbare overeenkomst aan te gaan met enig team anders dan Habitat, dan wel indien en voor zover een zodanige overeenkomst met een zodanige partij reeds tot stand is gekomen, daaraan uitvoering te geven tot aan de in de Riders Agreement vermelde einddatum, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, althans € 350,00, voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde] het verbod overtreedt,
c. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van vijf maal een verbeurde boete ad € 350,00, in totaal € 1.750, te vermeerderen met de wettelijke rente,
d. [gedaagde] gebiedt aan Habitat te verstrekken een overzicht alsmede kopieën van de door hem op of omstreeks 28 juli 2016 vernietigde bestanden uit het Dropbox-account van Habitat, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, althans
€ 350,00, voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde] het verbod overtreedt,
e. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De vordering in voorwaardelijke reconventie

4.1.
Indien de vordering in conventie tot betaling van verbeurde boetes zal worden toegewezen (zie rechtsoverweging 3.1. sub c.), vordert [gedaagde] betaling van een bedrag van € 565,00 van Habitat.
4.2.
Habitat voert verweer.
4.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. Het geschil en de beoordeling daarvan in conventie en in voorwaardelijke reconventie
5.1.
Tussen partijen is in de kern genomen in geschil of de eenzijdige en tussentijdse opzegging van de overeenkomst (Riders Agreement) door [gedaagde] het beoogde rechtsgevolg heeft gehad.
5.2.
Habitat stelt, verkort weergegeven, dat dit niet het geval is geweest, omdat er sprake is van een contract voor bepaalde tijd dat, behoudens enkele zich hier niet voordoende uitzonderingen, niet voorziet in tussentijdse beëindiging. In dit verband stelt Habitat dat artikel 4.2, vijfde gedachtestreepje, van de overeenkomst de renner geen bevoegdheid geeft om de overeenkomst te beëindigen, maar het team. Habitat heeft van die mogelijkheid geen gebruik maakt. Ook betwist Habitat dat tijdens het gesprek in 2015, voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst, tegen [gedaagde] is gezegd dat hij (tussentijds) onvoorwaardelijk weg mocht gaan. Dit is apert onjuist en druist ook in tegen de overeenkomst die is ondertekend. Dit betekent volgens Habitat dat [gedaagde] zich uitsluitend met medewerking van Habitat van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen kan bevrijden. Van de vereiste wilsovereenstemming is tot op heden geen sprake. [gedaagde] is niet met een redelijk voorstel gekomen, zodat de overeenkomst nog van kracht is. Voorts heeft [gedaagde] volgens Habitat geen omstandigheden gesteld die maken dat nakoming van de overeenkomst niet van hem kan worden gevergd. De omstandigheid dat de UCI de registratie van [gedaagde] bij het Belgische Cyclo cross team in ontvangst heeft genomen en heeft verwerkt doet daar niet aan af. De UCI heeft Habitat meermaals aangegeven niet te treden in de inhoud van de overeenkomst tussen Habitat en [gedaagde] . Dat moet de Nederlandse rechter doen. Habitat stelt voorts dat er op grond van artikel 8.1 van de overeenkomst sprake is van exclusiviteit voor alle overeengekomen disciplines, zowel voor mountainbike als voor Cyclo cross. Het staat [gedaagde] daarom niet vrij om een overeenkomst aan te gaan met een derde partij, aldus Habitat.
5.3.
[gedaagde] betwist dat de opzegging van de overeenkomst geen doel heeft getroffen en voert daartoe aan, samengevat weergegeven, dat de tekst van artikel 4.2, vijfde gedachtestreepje, de renner de mogelijkheid geeft om "during the Agreement period" zijn "activity as high level Mountainbiker" om welke reden dan ook te beëindigen. Dit is wat [gedaagde] heeft gedaan. Hij heeft zijn carrière als mountainbiker beëindigd. In die situatie is het op grond van de goede trouw en met inachtneming van de aard van de overeenkomst en de omstandigheden, niet redelijk om [gedaagde] aan de overeenkomst te houden. In dit verband voert [gedaagde] voorts aan dat artikel 8.1 van de overeenkomst spreekt over een exclusiviteit voor het mountainbike team, maar niet voor Cyclo cross. Ook voert [gedaagde] aan dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst in december 2015 hebben afgesproken dat [gedaagde] de overeenkomst tussentijds mag beëindigen, indien sprake is van een positieverbetering. [gedaagde] verwijst in dit verband naar de verklaring van [B] , die is overgelegd. De stap naar het Cyclo cross team levert een dermate verbetering op van de positie van [gedaagde] , dat die verbetering niet mag worden geblokkeerd door een onredelijke handhaving van de overeenkomst. [gedaagde] is daarom van mening dat hij de overeenkomst op een rechtmatige en correcte manier heeft opgezegd. Van een mogelijkheid tot nakoming van de overeenkomst is volgens [gedaagde] ook geen sprake, omdat de UCI [gedaagde] heeft uitgeschreven als teamlid bij Habitat en ingeschreven als cyclo cross renner bij Superano Ham - Isorex - Tarteletto. De licenties zijn vastgesteld en de "loketten" voor het seizoen 2016/2017 zijn gesloten, zodat [gedaagde] bij een toewijzend vonnis een heel seizoen niet mag deelnemen aan wedstrijden.
5.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat Nederlands recht van toepassing is op het onderhavig geschil. Het antwoord op de vraag of de opzegging van de overeenkomst door [gedaagde] in dit concrete geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, zal beantwoord moeten worden op basis van de gerechtvaardigde verwachtingen die partijen over en weer van elkaar mochten hebben, mede gelet op de omstandigheden van het geval. Ook indien uit de aard van de overeenkomst zou volgen dat zij in beginsel zonder meer opzegbaar is, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden meebrengen dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
5.5.
Uit de tekst van de overeenkomst volgt dat de overeenkomst slechts tussentijds opzegbaar is indien zich één van de omstandigheden voordoet, zoals opgenomen in artikel 4.2. van de overeenkomst. [gedaagde] heeft de overeenkomst opgezegd op grond van artikel 4.2, vijfde aandachtsstreepje, in verband met de beëindiging van zijn carrière als "high level mountainbiker", om zijn carrière als Cyclo cross renner bij een Belgisch team te kunnen voortzetten. Uit de tekst van artikel 4.2, vijfde aandachtsstreepje (zoals weergegeven in rechtsoverweging 2.3.), volgt dat het mountainbiketeam het recht heeft om de overeenkomst direct te beëindigen indien de renner zijn carrière als "high level mountainbiker" om uiteenlopende redenen niet wil voortzetten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt het bepaalde in artikel 4.2, vijfde aandachtsstreepje, geen tussentijdse opzegmogelijkheid voor de renner met zich. De opzeggingen van 10 juni 2016 en 8 juli 2016 hebben daarom geen doel getroffen. Voorts is niet komen vast te staan dat partijen tijdens het gesprek dat in december 2015 tussen [gedaagde] , [A] en [B] heeft plaatsgevonden, zijn overeengekomen dat [gedaagde] de overeenkomst te allen tijde tussentijds zou mogen opzeggen. Dit volgt ook niet uit de overgelegde verklaring van [B] . Blijkens voornoemde verklaring is een eventuele tussentijdse beëindiging van de overeenkomst bespreekbaar in geval van een aantoonbare positieverbetering. Dit brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter met zich dat een tussentijds vertrek mogelijk is, indien partijen daarover in onderling overleg overeenstemming weten te bereiken. Feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat partijen tot een dergelijke overeenstemming zijn gekomen, zijn gesteld noch gebleken, zodat van een tussentijdse beëindiging van de overeenkomst geen sprake is. Ook de uitschrijving van [gedaagde] bij de UCI als mountainbiker bij Habitat betekent niet dat de tussen [gedaagde] en Habitat gesloten overeenkomst reeds om die reden is geëindigd. De UCI is geen contractspartij. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat voorshands niet is komen vast te staan dat de opzegging van de overeenkomst het beoogde rechtsgevolg heeft gehad.
5.6.
Het verweer van [gedaagde] dat Habitat hem niet aan de overeenkomst mag houden, gelet op het feit dat hij bij het Belgisch Cyclo cross team een andere discipline gaat beoefenen dan bij Habitat en gelet op het feit dat hij geen wedstrijden voor Habitat mag rijden, kan [gedaagde] evenmin baten. Habitat heeft gemotiveerd betwist dat [gedaagde] bij het Belgisch Cyclo cross team een andere discipline gaat beoefenen dan bij Habitat. Volgens Habitat heeft [gedaagde] van aanvang af de disciplines mountainbike en Cyclo cross gecombineerd en bij Habitat uitgeoefend, ondanks dat Cyclo cross niet in de doelomschrijving staat opgenomen. Gelet op het vorenstaande en op het feit dat de onderhavige procedure zich niet leent voor (nadere) bewijslevering, is voorshands niet komen vast te staan dat het bepaalde in artikel 8.1 van de overeenkomst niet op [gedaagde] van toepassing is. Voorts heeft Habitat gemotiveerd betwist dat de uitschrijving van [gedaagde] bij de UCI met zich brengt dat [gedaagde] geen wedstrijden meer mag rijden onder de licentie van Habitat, zodat ook in dit verband niet zonder meer van de juistheid van de stellingen van [gedaagde] kan worden uitgegaan. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de tussen Habitat en [gedaagde] gesloten overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd. Dit betekent dat ervan uitgegaan moet worden dat de overeenkomst nog voortduurt, zodat de vordering om [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst tot aan de daarin vermelde einddatum zal worden toegewezen, onder de toevoeging dat dit geldt behoudens de mogelijkheid van tussentijdse ontbinding met wederzijds goedvinden. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat [gedaagde] zich zal houden aan wat de voorzieningenrechter in zijn vonnis beslist ter zake de nakoming van de overeenkomst, ook zonder de dreiging van het verbeuren van dwangsommen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel nopen. [gedaagde] heeft alle overeengekomen wedstrijden gereden.
5.7.
Het door Habitat gevorderde verbod om, kort gezegd, een overeenkomst met enig ander team dan Habitat aan te gaan voor de einddatum van de met Habitat gesloten overeenkomst dan wel om aan een dergelijke overeenkomst uitvoering te geven, zal gelet op het vorenstaande bij gebrek aan belang worden afgewezen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] zijn verplichtingen zoals die voortvloeien uit de met Habitat gesloten overeenkomst, zal nakomen.
5.8.
Ten aanzien van de door Habitat gevorderde veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een vijftal verbeurde boetes heeft Habitat geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij een spoedeisend belang heeft bij deze geldvordering. Om die reden acht de voorzieningenrechter deze vordering in kort geding niet toewijsbaar. Dit betekent dat de voorwaarde voor de door [gedaagde] ingestelde voorwaardelijke vordering in reconventie, niet is vervuld, zodat deze voorwaardelijke vordering geen bespreking behoeft.
5.9.
Voorts heeft [gedaagde] gemotiveerd betwist dat hij gevolg kan geven aan het door Habitat gevorderde gebod om een overzicht alsmede kopieën van de door hem op of omstreeks 28 juli 2016 vernietigde bestanden uit het Dropbox account van Habitat aan Habitat te verstrekken. Volgens [gedaagde] heeft hij zich slechts afgemeld van het gemeenschappelijke Dropbox account, waardoor gegevens die aan hem gekoppeld zijn, zijn verwijderd. [gedaagde] weet niet hoe hij deze documenten moet terugplaatsen. Habitat heeft dit verweer van [gedaagde] onvoldoende adequaat weersproken, zodat de voorzieningenrechter de vorderingen van Habitat zal afwijzen.
5.10.
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van Habitat worden vastgesteld op:
- explootkosten € 77,75
- griffierecht € 117,00
- salaris gemachtigde € 400,00
- nakosten
€ 100,00(1/2 punt x liquidatietarief)
totaal € 694,75.
De gevorderde wettelijke rente over de (na)kosten zal eveneens, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen.

6.Beslissing

De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding
(in conventie)
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van de Riders Agreement, tot de daarin vermelde einddatum, behoudens de mogelijkheid van tussentijdse ontbinding met wederzijdse instemming,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Habitat tot op heden vastgesteld op € 694,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A. Hut.
c 429/ah