4.3.Het eerste vraag die hierbij beantwoord dient te worden is of Thialf kwalificeert als een publiekrechtelijke instelling als bedoeld in artikel 1.1. van de Aanbestedingswet 2012 (Aw). Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet die vraag ontkennend worden beantwoord. Om te kwalificeren als publiekrechtelijke instelling moet op grond van artikel 1.1. van de Aw aan een aantal cumulatieve voorwaarden worden voldaan. Het moet dan gaan om een instelling die specifiek ten doel heeft om te voorzien in behoeften van algemeen belang, anders dan van industriële of commerciële aard, die rechtspersoonlijkheid heeft en waarvan:
a. de activiteiten in hoofdzaak door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling worden gefinancierd;
b. het beheer is onderworpen aan toezicht door de staat, een provincie, een gemeente een waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling of;
c. de leden van het bestuur, het leidinggevend of toezichthoudend orgaan voor meer dan de helft door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling zijn aangewezen.
Of sprake is van behoeften van algemeen belang, anders dan van (industriële of) commerciële aard, moet volgens het arrest van het HvJEU (arrest van 16 oktober 2003, nr. C-283/00, ECLI:EU:C:2003:544 (SIEPSA)) worden beoordeeld op grond van alle omstandigheden van het geval, met inbegrip van met name de volgende criteria: (i) het ontbreken van daadwerkelijke mededinging op de markt, (ii) het niet hoofdzakelijk hebben van een materieel winstoogmerk en (iii) het niet zelfstandig dragen van een ondernemersrisico. Toetsing aan voormelde criteria leidt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat niet aan de eerste voorwaarde (voorzien in behoeften van algemeen belang, anders dan van industriële of commerciële aard) wordt voldaan. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat Thialf onweersproken heeft aangevoerd dat zij de ijsbaan verhuurt voor grootschalige evenementen en aan schaatsverenigingen, dat zij faciliteiten biedt voor de zakelijke markt (zoals verhuur van vergaderzalen, geven van clinics, exploiteren van horecagelegenheden), dat zij zelf verantwoordelijk is voor een rendabele commerciële exploitatie van de sportaccommodatie, dat zij zelf haar verliezen zal moeten dragen alsmede dat zij - indien die verliezen te groot zijn - failliet kan gaan. Voorts heeft Thialf onweersproken aangevoerd dat zij ten aanzien van (inter)nationale (schaats)wedstrijden moet concurreren met andere schaatshallen. Dat Thialf vooral een maatschappelijk functie heeft, zoals PTH heeft aangevoerd, maakt dit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. Ook het feit dat Thialf - in verband met de subsidieaanvraag - de vernieuwbouw wel openbaar heeft aanbesteed betekent niet dat de Aw van toepassing is. Nu naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aan de eerste voorwaarde niet is voldaan, acht de voorzieningenrechter niet van belang dat de provincie Fryslân en de gemeente Heerenveen eigenaar van Thialf zijn en de volledige zeggenschap binnen Thialf hebben, zoals door PTH aangevoerd.